Het waren gewone, nuchtere en vooral heel aardige jongens. Ernst, Henny, Jan, Harry, en de anderen. Beetje pielen op de gitaar, beetje onschuldige teksten schrijven (met dank aan Henny, de poeët van het stel inclusief opleiding aan de mode-academie), beetje ska-muziek maken. Geen pretenties, geen winstbejag, slechts schuchtere bescheidenheid en een toevallige samenkomst van talent.
Doe Maar werd ineens ‘de Nederlandse Beatles’. Meisjes vielen bij bosjes flauw. Kinderen van nog geen 10 jaar oud lieten zich half dooddrukken bij concerten. De Doe Maar-merchandise kwam op stoom, maar de bandleden zagen geen cent van de verkochte buttons en shirts.
Doe Maar was poldersucces. Ongekend poldersucces, Nederland had zoiets nog nooit gezien. Doe Maar markeerde de overgang naar een nieuwe tijd.
Wisten die aardige jongens veel? Zij hadden nooit nee leren zeggen. Of zakelijk voor zichzelf leren opkomen. Of überhaupt van iets groters dan succes in hun eigen woonplaats durven dromen. (Doe Maar) normaal dan doe je gek genoeg. Dat werk. Zo was Nederland immers groot geworden.
Huilend en gillend stonden de meisjes voor het huis van Ernst Janz. Ze kwamen zijn tuin in, gluurden naar binnen. Hij plaatste een eenvoudige slagboom voor zijn oprit, dat hielp. De fans durfden niet voorbij de slagboom. Dat soort lieflijke, gevaarloze polderglamour. Zo mooi!
Stond er een verdwaalde fan in de regen voor zijn huis dan vroeg Jansz haar binnen, warmde haar op bij de kachel en bracht haar met de auto terug naar het station. Elke andere rockzanger waar ook ter wereld zou het meisje gebruiken, dronken voeren of haar door een bewaker later wegsturen. Maar dit was Doe Maar. Dit was Nederland in de jaren tachtig. Rare fratsen waren voor in de V.S. en Engeland, in Nederland kon de premier gewoon op de fiets naar zijn werk. Trommeltje boterhammen kaas achterop onder de snelbinders.
Tijdens een Pinkpop-concert gooide iemand een appel tegen het hoofd van Henny Vrienten. Hij sprak de daders er op aan. Vermaande ze daar mee op te houden of anders weg te gaan. Je moet het zien om allemaal te geloven. Ontroerend tot en met.
Dat gezicht van Vrienten bij een van de laatste grote optredens. Hoe hij in paniek raakt omdat hij al die kinderen, zeer jonge kinderen, flauw ziet vallen. “Ik durfde geen bewegingen meer te maken, bang dat ik ze nog meer zou opzwepen”. Prachtig.
Maar wat het meest van deze docu bijblijft is toch wel die ongecompliceerde, zachtaardige vriendelijkheid (met een zachte ‘g’) van die jongens. Dat naiëve Nederlandse verplicht bescheiden zijn.
In een tijd waarin dat nog normaal was. Waarin niemand nog had gehoord van poprages, superhypes of sterrenstatus.
Die vriendelijke jongens die alle fans nog even de hand geven en het leven van rock ‘n roll leiden door af en toe wat te blowen en te snuiven maar toch vooral door hard te werken, thuis bij moeder stamppot te eten en in idealen te blijven geloven (op het heroinegebruik van die ene drummer na dan. Nog altijd raakt het nummer Heroine Godverdomme tijdens het spelen als drummer van de reünieconcerten hem zichtbaar).
Zo gewoon gebleven, dus helemaal niets had de bandleden voorbereid op het succes. Die goedgelovige jongens. Ze hadden de allerslechtste contracten en kregen de allerlaagste royalty’s, hun merknaam was niet beschermd, er waren geen advocaten die achter de merchandisepiraten aangingen en ach, om het geld ging het ook niet. Nogmaals: wisten zij veel. Wisten zij wat van succes en zaken. Of van hyena’s en zakkenvullers.
Ze zijn nu nog steeds aardig. Ouder, dikker, rimpeliger, net als de fans. Vijftigers en zestigers. Maar ze staan nog gewoon bij u in de supermarkt in de rij voor de kassa. Gemoedelijke gezinsmannen die zonder wrok terugkijken op een prachtige tijd.
Doe Maar is Nederlandse rock ‘n roll. Nederlandse rock ‘n roll was destijds om in je broek te zeiken van het lachen vergeleken met The Rolling Stones of The Beatles. Er was nog geen Ziggo Dome in Rosso of drie keer gevulde Kuip. Doe Maar was in alles de jaren tachtig.
Het einde van de onschuld. Het einde van een land vol aardige jongens die heel gewoon zijn gebleven en het niet voor het geld doen.
Vanaf de jaren negentig was alles voorgoed anders. Het succes van Doe Maar luide het einde van een tijdperk vol nuchtere idealen in, zoals de Stones in Altamont het einde van het hippietijdperk hadden ingeluid.
We hadden deze mede door u betaalde documentaire van BNN hier graag integraal in een video-embed neergezet. Maar helaas: de baas van de NPO heeft het embedden van video’s verboden. Daarom moet u het met deze link doen.