Ahmed Marcouch, een politieke biografie

09-01-2014 14:08

dossier_marcouch_530

Topauteur Paul Andersson Toussaint (o.a. NRC Handelsblad) verdiepte zich jarenlang in het politieke fenomeen Ahmed Marcouch (PvdA), voorheen de ‘sherrif van Slotervaart’.

Het resultaat is een biografie van meer dan 30 hoofdstukken. Een biografie die gelezen moet worden. Omdat Ahmed Marcouch een bijzonder bestuurder is met een uniek en relevant politiek verhaal.

Vandaag beginnen we met de inleiding van de biografie, inclusief een praktijkcasus.

De hoofdredactie.

 

Inleiding

 

 

 

In het voorjaar van 2006 werd Ahmed Marcouch de stadsdeelvoorzitter van het toenmalige stadsdeel Slotervaart, met 44 duizend inwoners, in Amsterdam Nieuw-West. Hij had tien jaar bij de politie gewerkt, maar was nieuw in de politiek en had geen bestuurservaring. Dat was opmerkelijk.

De stadsdeelvoorzitter leidt het dagelijks bestuur van de deelgemeente. Je kunt de functie vergelijken met die van burgemeester, maar dan zonder erg veel wettelijke bevoegdheden. Je zou Marcouch de eerste Marokkaanse burgemeester van Nederland kunnen noemen. Dat was het tweede opmerkelijke feit.

Tussen 2006 en 2010 volgde ik hem regelmatig, soms weken niet, soms een paar keer per week. Mee op werkbezoek, naar debatten en andere bijeenkomsten in de wijk. Daarnaast voerde ik negen uitgebreide, urenlange vraaggesprekken met Marcouch.

Vanaf de zomer van 2006 ging ik ook de gebeurtenissen in het stadsdeel zelf volgen, vooral in de drie Vogelaristische prachtwijken, de allochtone enclaves in de wijk, met een grote concentratie Marokkanen en andere allochtonen, waar veel problemen, criminele misère en taai ongerief was samengebald.

Marokkaanse straatgroepen

In die buurten, maar ook in andere delen van de wijk, waren negen of misschien wel meer Marokkaanse straatgroepen de baas op straat, bevonden zich twee van de meest criminele wijken van Amsterdam, maar was de facto ‘de sterke arm’ al jaren vrijwel afwezig. Het derde opmerkelijke feit.

In tegenstelling tot de overgrote meerderheid van de politieke en bestuurlijke elite bleek al snel dat Marcouch het multiculturele drama en meer in het bijzonder het ‘Marokkanendrama’* niet bagatelliseerde. Marcouch was niet behept met de gekke koeien-ziekte van de (politieke) elite: de wijd verbreide, politiek correcte visie op het multiculturele drama, namelijk dat het eigenlijk allemaal wel goed ging met de integratie en alleen een klein groepje zich misdroeg.
Hij verkondigde dat het Marokkaanse ‘tuig’ hard aangepakt en gestraft moest worden omdat er een hele generatie Marokkaanse jongens dreigde te ontsporen. Het vierde opmerkelijke feit.

Uniek en onherhaalbaar relaas

Ik sprak door de jaren heen met – schat ik – zo’n tachtig, negentig bewoners uit alle etnische groepen, maar vooral met veel (kritische) Marokkanen. Daarnaast sprak ik met ambtenaren, welzijnsprofessionals, jongerenwerkers, PvdA-leden en politiemensen in Slotervaart, andere stadsdelen in Nieuw-West en de rest van Amsterdam.
Ik kreeg veel informatie van beleidsambtenaren op het stadsdeelkantoor en van Marcouch zelf over het reilen en zeilen, de obstakels en problemen in de wijk waar ze tegenop liepen en ook over de zaken die mislukten.

Dat maakt dit relaas uniek en onherhaalbaar, want bestuursorganisaties zijn in mijn ervaring eigenlijk altijd zo gesloten als een oester en willen alleen de goed nieuws-show naar buiten brengen.

Bestuurder met ambitie

Dit is een verhaal over de enorme hindernissen en obstakels waar een bestuurder tegenaan loopt die de ambitie heeft om de grote problemen in de slechte wijken op te lossen en vooral een scherpe analyse van die problemen maakt, wat een voorwaarde is om ze überhaupt te kunnen oplossen.

 

‘Het leek wel één grote samenzwering om vooral de criminelen niet aan te pakken en het multiculturele drama met de mantel der liefde te bedekken’

 

Maar dit verhaal gaat ook over wat je wel kunt bereiken en in beweging zetten als je de juiste analyse maakt en tot de kern van de zaken komt. Als je niet bang bent om een paar potten te breken en niet steeds maar blijft roepen: ‘Daar ga ik niet over.’

Dat verhaal wordt aangevuld met beschrijvingen en getuigenissen van bewoners en betrokkenen over de situatie in de slechte wijken.

Het is ook een beschrijving van de belangrijke thema’s die met de problemen in de concentratiewijken samenhangen: de falende rechtsstaat (politie, justitie en strafrechters), het falende welzijnswerk, de multiculturele kloof, het belang van het criminele straatmilieu in de allochtone wijken, het wij-en-zij-denken, het falende onderwijs, de ambivalente rol van de hoofdstedelijke PvdA en ga zo maar door.

Samenzwering om criminelen niet aan te pakken

Ook na zijn vertrek uit Slotervaart, toen hij voor de PvdA Tweede Kamer-lid werd, ging ik nog af en toe met Marcouch mee, als hij op werkbezoek ging in het land en hield ik contact. Ik leerde veel van die werkbezoeken. Niet alleen over de manier van politiek bedrijven van Marcouch, maar ook hoe bizar het er in bestuurlijk Nederland inmiddels eigenlijk aan toeging. Het leek wel één grote samenzwering om vooral de criminelen niet aan te pakken en het multiculturele drama met de mantel der liefde te bedekken. Ik sprak agenten en beveiligers die in overwegend allochtone wijken geen uniform meer aantrokken, omdat ze bang waren ‘de allochtonen voor het hoofd te stoten’.

Ik sprak politiechefs die vonden dat het niet hun werk was om vooral boeven te vangen, maar om ‘vrede te stichten’ en goede contacten te ontwikkelen met de criminelen en andere bewoners in de slechte wijken. Die vonden dat handhaving van de openbare orde helemaal geen politietaak was, maar een taak van het bestuur.

Ik sprak welzijnwerkers en andere hulpverleners die er nog steeds in geloofden dat ze seriecriminelen, die al tien jaar in de misdaad zaten, op het recht pad konden krijgen door ze ‘hulp’ te geven.

Ik sprak reclasseringsambtenaren die vonden dat je zware criminelen niet in de bak moest stoppen maar therapie moest geven, ‘omdat die jongens allemaal een heel laag IQ hebben.’

‘Structureel discriminatoir aanhoudingsbeleid’

Ik ontmoette bijvoorbeeld ook een verslaggever van een landelijke kwaliteitskrant die ervan overtuigd was dat Marokkaanse jongens zo vaak door de politie werden opgepakt omdat er sprake was van een structureel discriminatoir aanhoudingsbeleid door de Nederlandse politie. Aantoonbaar onjuist, omdat in de wijken waar deze jongens actief zijn vrijwel nooit of relatief weinig aangiftes worden gedaan en veel strafbare feiten helemaal nooit aan het licht komen.

Ik hoorde van heel veel bewoners over de nauwelijks verhulde inertie, desinteresse en het onvermogen van bestuurders, politie en justitie die er jarenlang maar niet in slaagden om een einde te maken aan straatterreur en de bewoners met lege handen lieten staan.

Dat maakt dat dit verhaal nog steeds enorm actueel is, want in heel Nederland tref je die beroerde wijken en inertie van de autoriteiten aan. Overal voelen burgers zich machteloos en zien ze dat de Nederlandse rechtsstaat hen niet beschermt.

Diamantbuurt

Voor dit verhaal sprak ik ook met psychiatrisch verpleegkundige Job van Amerongen, die een flink aantal jaren voor de PvdA deelraadslid in Amsterdam Zuid was. Hij woont in de Diamantbuurt, die deel uitmaakt van de Pijp. Van Amerongen was één van de eersten die de ‘overlast’ van Marokkaanse jeugdgroepen in de Diamantbuurt aankaartte bij het stadsbestuur. Van Amerongen weet van de wanhoop bij een deel der Amsterdammers. Hij weet hoe de overlast, criminaliteit en het antisemitisme zich hardnekkig in een buurt kunnen nestelen. Hij kent de bewoners die moegetreiterd en lamgeslagen gaan verkassen.

De Diamantbuurt is een klein buurtje met ruim drieduizend inwoners dat in de zomer van 2004 landelijke beruchtheid verwierf door een reeks artikelen van Volkskrant-verslaggever Willem Beusekamp over het Hollandse echtpaar ‘Bert en Marja’. Het echtpaar werd door een criminele groep buurtmocro’s ‘weggepest’ zoals het zijig wordt genoemd. Volgens Van Amerongen waren er echter op dat moment al een hele reeks bewoners vertrokken. Wat er zich in die Diamantbuurt afspeelde biedt een staalkaart van het onvermogen van bestuur en politie in Amsterdam om de hardnekkige straatcriminaliteit aan te pakken. In die buurt zag je al het hele patroon, waar Marcouch een paar jaar later ook mee geconfronteerd werd in Slotervaart.

Bert en Marja

Bert en Marja – de namen zijn fictief – die aan het Smaragdplein woonden, werden jarenlang bedreigd, geïntimideerd en werden slachtoffer van vernielingen en aanslagen gepleegd door buurt-Marokkanen. Er werd twee keer bij het stel ingebroken, één keer werd een groot deel van hun woning ‘leeg getrokken’.

Uit de artikelen van Beusekamp bleek ook dat de Marokkaanse buurtgroepen op structurele basis inbraken pleegden in de buurt. Binnen enkele jaren ontwikkelden de Marokkaanse straatgroepen zich tot criminele groepen die zich op grote schaal met drugshandel en roofovervallen bezig hielden in Amsterdam en daarbuiten. Het Parool documenteerde die ontwikkeling in een lange reeks artikelen.

Eind oktober 2004 werd het huis van Bert en Marja met hakenkruizen beklad en werden drie straatklinkers door hun ruit gekeild. Het getergde stel vertrok en hun woning aan de Smaragdstraat nummer 1 werd dichtgetimmerd. Korpsbeheerder Job Cohen sprak over ’een nederlaag’.

Van hangjongere tot gewelddadige crimineel

De belevenissen van het ongelukkige paar en vooral het feit dat politie en justitie kennelijk niet in staat waren om deze bewoners te beschermen wekten grote beroering in Amsterdam. Waarom? Het is mij een raadsel, want de vlucht van autochtone Nederlanders kwam al in de loop van de jaren negentig massaal op gang in wijken als Overtoomse Veld in Slotervaart en veel wijken in Osdorp en Geuzenveld.

Op 7 mei 2011 verscheen een interview in Het Parool getitteld Van hangjongere tot gewelddadige crimineel dat het hele patroon van onderliggende oorzaken bij de politietop van Amsterdam glashelder maakte. Politiecommissaris Leen Schaap, verantwoordelijk voor het politionele beleid in Amsterdam Zuid, constateerde dat de ‘hangjongeren’ van de Diamantbuurt in De Pijp waren uitgegroeid tot zware criminelen. Daar had hij al jaren geleden voor gewaarschuwd, maar niemand had naar hem geluisterd, vertelde hij in de Amsterdamse krant.

Tja, dat krijg je als je hard core-criminelen hardnekkig ‘hangjongeren’ blijft noemen. Maar het is natuurlijk vooral een gotspe dat een politiebaas die zelf de eerste verantwoordelijke is voor het bestrijden van die criminaliteit zich beklaagt over het feit dat er niemand heeft geluisterd. Je moet niet lullen, maar poetsen, zoals de Rotterdammers vroeger zeiden. Doordat de overheid nooit daadkrachtig ingreep, betoogde Schaap, waren bijvoorbeeld de broers Abdelmagid en Mustafa el J. binnen een decennium uitgegroeid tot gewelddadige criminelen. Deze ontwikkeling gold trouwens voor nog zo’n zestig andere Marokkanen uit deze buurt die in het artikel ongenoemd bleven.

Interessante conclusies

Uit deze uitspraak van Schaap kunnen we een aantal interessante conclusies trekken. De politiechef rekende de politie kennelijk niet tot de ‘overheid’, anders zou de politiebaas hier verklaren dat de politie zelf ernstig te kort was geschoten en incompetent was. De tweede constatering is dat deze politiechef de overheid de schuld gaf van het ontstaan van het Diamantbuurt-drama. De gloeiend hete aardappel werd neergelegd op het bord van het openbaar bestuur.

Gewelddadige criminelen

Wat had die overheid, minus politie en justitie, dan moeten doen, volgens de commissaris? Het criminele duo wist ‘de hulpverleners om de vinger te winden, ook nu de broers beiden vastzaten voor respectievelijk zeer gewelddadige afpersingen en het schieten op een rivaal’, vertelde Schaap. Een mens met gezond verstand denkt dan: hulpverlening helpt dus kennelijk niet. Nooit meer doen. Laten we de politie eens bellen. Maar volgens de logica van Schaap waren er gewoon te weinig hulpverleners ingezet.

 

‘In veel wijken in Amsterdam is het vertrouwen in politie en justitie volledig verdwenen en nemen veel bewoners niet meer de moeite nemen om aangifte te doen van bedreiging, geweld of diefstal’

 

Deze jongens deinsden er niet voor terug om de onwillige plooien bij hun slachtoffers er letterlijk met een hete strijkbout uit te strijken, volgens een reportage die Boudewijn Geels voor HP/De Tijd schreef over de ontwikkelingsgang in de Diamantbuurt. Geels vond in het politiedossier een voorbeeld van de extreme gewelddadigheid van deze Abdelmagid. Deze crimineel dwong één van zijn slachtoffers om zijn gebit op een stoeprand af te slijpen tot de stukken van zijn tanden afbraken. Op zulke gewelddadige jongens moet hoognodig nog meer ‘hulpverlening’ gezet worden, denk je dan als politiebaas.

Aangifte zinloos

Zelf woon ik vijf minuten lopen van de Diamantbuurt, in hetzelfde politiedistrict en weet uit eigen ervaring wat de justitiële praktijk voor de burger inhoudt. Ik werd jarenlang met de dood bedreigd door afwisselend een Surinaamse en Nigeriaanse buurman en een zwaar getatoeëerde Hollandse kaalkop met het postuur van een Michelin-mannetje die aan de overkant van mijn straat woonde. Het kwaadaardige Michelin-mannetje bedreigde en intimideerde bovendien een groot deel van de vrouwen in mijn straat. De Surinaamse buurman bedreigde mij gemiddeld één keer per maand met de dood en mishandelde jarenlang zijn vriendin. De Nigeriaan en zes van zijn landgenoten, die een paar keer per week in de tuin zaten te zuipen en te schreeuwen, bedreigden ook mijn andere buren.

Maar ik was toch wel heel verbaasd toen ik de eerste maal aangifte wilde doen van doodsbedreiging op het politiebureau en dat niet mogelijk bleek. ‘Wij gaan er toch niets mee doen meneer,’ hoorde ik van de agent aan de balie. Dit was het politiebureau dat ook verantwoordelijk was voor de beruchte Diamantbuurt. Ik ken bovendien zeker nog veertig andere gevallen van mensen in mijn omgeving die er nooit in slaagden om aangifte te doen van bedreiging en vernieling, maar ook niet van bijvoorbeeld zware mishandeling, vuurwapenbezit en zelfs een poging tot doodslag en een kidnapping. Nooit werd er door politie of justitie ingegrepen.
In veel wijken in Amsterdam is het vertrouwen in politie en justitie volledig verdwenen en nemen veel bewoners niet meer de moeite nemen om aangifte te doen van bedreiging, geweld of diefstal, omdat ze op het bureau vaak van een koude kermis thuiskomen.

Publieke geheimen

Dit is een ‘publiek geheim’ waar in de politiek nooit over wordt gesproken. ‘Het is toch te gek voor woorden dat we hier in Amsterdam nooit een bestuur hebben gehad, dat daar bovenop is gaan zitten,’ constateerde toenmalig deelraadslid in Slotervaart Gerard Molewijk, die ik voor dit verhaal sprak. ‘Als iemand de politie belt, dan komen ze heel vaak gewoon niet. Als iemand aangifte wil doen van een beroving en een afspraak maakt op het bureau, dan komt hij voor niks. Als je daarna weer een afspraak maakt, dan kom je weer voor niks. Dat gaat eindeloos door. Wat voor een moeite je al niet moet doen om gewoon aangifte van een misdaad te doen in deze stad, dat is gewoon te gek om los te lopen. Zelfs als het je lukt om aangifte te doen, gebeurt er inderdaad meestal helemaal niets. Iedere Amsterdammer weet dat, behalve onze bestuurders blijkbaar. Deze mentaliteit is echt onverteerbaar. Het beeld is heel verontrustend, al jaren.’

Van Amerongen had al twee jaar voor de artikelenreeks in de Volkskrant aan de alarmbel getrokken en de problemen met de straat-Marokkanen bij het stadsdeelbestuur aangekaart nadat hij op 7 mei 2002 uitgebreid met een flinke groep buurtbewoners had gesproken. ‘Deze bewoners waren bepaald geen querulanten of xenofoben, maar gewone, aardige, redelijke en verstandige burgers die veel last ondervonden van een grote groep Marokkaanse jongens uit hun buurt,’ vertelde Van Amerongen. ‘De overlastproblemen van vooral de Marokkaanse jeugdgroepen worden maar niet opgelost in Amsterdam. We zijn er al vijftien jaar mee bezig, maar de politie en overheid kijken voortdurend machteloos toe.’

‘Marcouch is heel authentiek’

Maar soms is er een bestuurder die weigert om ‘machteloos’ toe te kijken, ontdekte hij. Van Amerongen ontmoette Marcouch de eerste keer in begin 2006, toen hij net lijsttrekker was geworden voor de PvdA in Slotervaart. Dat was in het buurthuis Cinetol, waar de zoveelste bewonersavond over de malheur in de Diamantbuurt was georganiseerd. Van Amerongen raakte meteen onder de indruk van de gloednieuwe politicus en onderhield sindsdien regelmatig contact met Marcouch. ‘Ik ben een fan van Ahmed Marcouch, omdat hij over een aantal zaken oprecht verontwaardigd is. Marcouch is heel authentiek. Dat mis ik bij heel veel sociaaldemocratische volksvertegenwoordigers. De overgrote meerderheid van PvdA-politici komt meestal met veel lege blabla, als “Je moet de dingen in een bredere context zien en de dingen genuanceerd bekijken”.

‘Marcouch is één van de weinige politici die bij een probleem niet aankomt met de bekende opsomming van wat de overheid allemaal niet kan en alleen maar obstakels opwerpt,’ vertelde Job van Amerongen. ‘Dat falen van politie en bestuur heeft een enorme impact op de burgers. Ze voelen dat ze alleen staan en geen rugdekking krijgen, omdat ze gewoon zeker weten dat er weer niets zal veranderen aan hun ellendige situatie. Aan de andere kant zien ze dat het schorem steeds met alles wegkomt. Ik merk het aan mezelf. Ik ben de laatste jaren aanzienlijk laffer geworden. Als ik vroeger iemand bijvoorbeeld rotzooi op straat zag gooien, zei ik daar altijd wat van. Ik kijk nu wel uit. Ik tel nu eerst de koppen om me heen voor ik mijn mond opentrek. Maar Marcouch zegt gewoon: “Deze dingen deugen niet en daar moet wat aan gebeuren. Ik ga proberen om er alles aan te doen dat het probleem opgelost wordt.”’

‘Marcouch is hulpvaardig, strijdvaardig en heel erg op resultaten gericht. Hij heeft een analyse waar ik vrolijk van wordt. Hij zegt: “Je hebt jongerenwerkers en welzijnswerkers, die houden zich met jongerenwerk en welzijn bezig, maar je hebt ook straatcoaches en politieagenten en die moeten handhaven, repressief zijn, niet te amicaal worden met de criminelen en de welzijns- of jongerenwerker gaan uithangen.” Dat gebeurt in de praktijk namelijk voortdurend. Dat gebeurde hier in de Diamantbuurt echt jarenlang en Marcouch zag later datzelfde patroon in zijn stadsdeel Slotervaart. De politie moet grenzen stellen, ingrijpen en niet eindeloos blijven praten. Niet gaan praten over wat hun motivatie is. Geen gelul! Oppakken!’

Cursus omgaan met hangjongeren

De bestuurlijke praktijk was jarenlang anders, constateerde Van Amerongen. Hij gaf een verbijsterend voorbeeld. In 2006, twee jaar na de publicaties van Volkskrant-verslaggever Beusekamp werden in het stadsdeel Oud-Zuid, waar de Diamantbuurt ligt, en ook in het stadsdeel Centrum, speciale cursussen opgezet voor bewoners, die werden getraind in het omgaan met ‘de overlastjeugd’, vertelde hij.

‘Dat was natuurlijk godgeklaagd, echt een omkering van waarden. Burgers die zich gedroegen, moesten leren om zich aan te passen aan totaal onaangepaste burgers, aan criminelen. Dat heeft wel vier jaar geduurd, tot 2010. Godzijdank, zijn ze daar nu mee gestopt.’

Typerend praktijkvoorbeeld

Van Amerongen vertelde over een incident dat in de buurt plaatsvond dat in veel opzichten typerend was. Op een plein in de Pijp, vlakbij de Diamantbuurt, was een week voor ons gesprek een buurtbarbecue georganiseerd. Een wethouder hield een toespraak, maar een paar buurt-Marokkanen waren door zijn speech heen aan het schreeuwen. Een Hollandse buurtbewoner had de Marokkanen vriendelijk gevraagd om stil te zijn.

Toen ze niet ophielden was hij uit zijn slof geschoten en had hij geroepen dat ze ‘hun kop moesten houden’. Dat had hij beter niet kunnen zeggen. Er ontstond meteen een handgemeen. De buurtregisseur, een politie-agent, die erbij stond greep niet in, volgens Van Amerongen. Ook de wethouder liet het afweten en ondernam geen actie, maar de man die de Marokkanen had aangesproken werd de volgende dag bij zijn eigen voordeur plat bedreigd: ‘We weten waar je woont. We weten waar je kinderen naar school gaan.’

Waar Marcouch wakker van lag

Van Amerongen schreef Marcouch, die toen al Kamerlid was, over het voorval. ‘Een paar dagen later zat hij al bij die man thuis op de bank,’ vertelde Van Amerongen. ‘Dat is de stijl van Marcouch: meteen een afspraak maken, uitvinden wat er is gebeurd en vervolgens proberen het op te lossen. Daarbij maakt hij natuurlijk dankbaar gebruik van zijn positie. Als een Tweede Kamerlid zo’n akkefietje aankaart bij het stadsdeel dan komt dat anders aan dan wanneer een gewone burger dat doet. Zo zou het niet moeten zijn, maar helaas is dat wel de realiteit.’

‘Later sprak ik er met Marcouch over. Waarom ging hij eigenlijk naar die bedreigde buurtbewoner toe? “Ik wind me daar gewoon enorm over op, omdat die buurtbewoner zich op twee manieren bedreigd voelde,” antwoordde Marcouch, “door de agressie van de buurt-Marokkanen, maar ook door het onmiskenbare feit dat hij van het bevoegde gezag blijkbaar niets te verwachten had”. Een politieman die niet optrad en een wethouder die zijn ogen liever voor de werkelijkheid sloot. Vooral dat laatste feit, had hem de hele nacht uit zijn slaap gehouden. Als de overheid je niet beschermt en zelfs helemaal niet in beweging komt, wat moet je dan nog als burger? Ik begrijp wel waarom veel Nederlanders massaal op de PVV gaan stemmen. Die bewoners laten we gewoon in de kou staan. Dit speelt zich in niet alleen in Amsterdam af, maar in het hele land.’

Noot van de auteur Paul Andersson Toussaint: voor het schrijven van een manuscript over dit onderwerp kreeg de auteur een subsidie van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. De auteur is het Fonds daar zeer dankbaar voor. Het oorspronkelijke manuscript werd tevergeefs bij verschillende uitgevers aangeboden en verscheen nooit in boekvorm. Dit verhaal in feuilletonvorm is speciaal voor ThePostOnLine, dus voor publicatie op internet, geschreven.

* = Het Marokkanendrama is de titel van het uitstekende boek van Fleur Jurgens dat zij in opdracht van het Fonds Politie & Wetenschap schreef.

Praktijkcasus, ter illustratie van deze inleiding:

Een paar jaar terug was ik met Marcouch in Ede, waar hij op werkbezoek was. Ook al is Ede onvergelijkbaar met de slechte wijken in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, en een soort Efteling vergeleken met de Mondriaanbuurt in Overtoomse Veld (Slotervaart), zelfs daar in Ede speelden in twee wijken al jaren ‘problemen’ met Marokkanen en zag ik het bekende patroon en de onmacht.

We hoorden van twee raadsleden over een gemengde allochtone groep, die overwegend uit Marokkanen bestond, die veel ‘overlast’ bij een winkelcentrum veroorzaakte. Dat woord overlast is in feite een eufemisme. Daar begint immers het bagatelliseren en het glad strijken van problemen al mee. Want de overlast bestond als altijd voor een groot deel gewoon uit crimineel gedrag zoals het plegen van vernielingen en diefstal in de winkels of het bedreigen, intimideren en uitschelden van de bezoekers van dat winkelcentrum. Allemaal strafbare feiten.

In de naburige slaperige middenklassewijk werd deze groep er bovendien van verdacht bij een aantal woningen ‘s nachts de ruiten te hebben ingegooid. De achterkanten van de rijtjeswoningen tussen veel groen waren allemaal met planken dicht getimmerd. De kinderen waren doodsbang en hadden nachtmerries.

Het wonderlijke was, zoals zo vaak, dat de groep vermoedelijke daders, elke dag, overdag, op precies dezelfde plek bij het winkelcentrum rondhing, volgens een PvdA-gemeenteraadslid dat ik die avond over deze zaak sprak. Makkelijker konden ze het echt niet maken voor de politie.

Maar geen van deze jongens werd, volgens het raadslid, geverbaliseerd, opgepakt of naar het bureau meegenomen voor een stevig verhoor. Laat staan dat ze werden vervolgd en bestraft.

Wat gebeurde er wel? Tot grote verontwaardiging van een groot deel van de bewoners had de burgemeester een draconische maatregel genomen: hij had een samenscholingsverbod ingesteld. Een verbod dat voor de hele wijk en alle bewoners gold. Dat samenscholingsverbod gold alleen ‘s avonds en werd uiteindelijk niet gehandhaafd.

 

In de volgende aflevering: Hoofdstuk 1 – De Mondriaanbuurt

 

” ‘De Marokkaanse jongens hier waren zelfs elkaars moeders aan het beroven. Zo erg was het in deze buurt, voordat Marcouch in 2006 naar Slotervaart kwam.’ […] Dat klopt gewoon, vertelde Mallaouch, ‘Want ze weten hier inderdaad alles van elkaar, maar ze durven niks te doen en ze gaan ook nooit naar de politie, omdat ze gewoon bang zijn voor die criminele jongens hier in de buurt. Die angst is terecht. Het is heel treurig, maar de politie durfde hier tien jaar lang eigenlijk niet te komen.’ […] Een deel van de Marokkaanse ouders in deze buurt was en is zelf namelijk ook crimineel, volgens twee bronnen; en een deel was in ieder geval op de hoogte van de misdadige activiteiten van hun zonen. ‘Vergeet niet dat heel veel van die moeders zelf ook gewoon meededen,’ vertelde een anonieme bron die enorm veel unieke insiderkennis heeft van politiezaken en criminaliteit.  ‘Die moeders helpen hun zonen met het verstoppen van de buit en verbergen de Uzi’s van hun zonen in de linnenkast. Ik heb daar menig rechercherapport en telefoontapverslag over gelezen.’ […] ‘Ze deden gewoon helemaal niks. Je had er echt geen moer aan. Ze surveilleerden wel in onze buurt, maar nooit te voet. Al vanaf begin jaren negentig tot 2006, toen Marcouch kwam, durfde de politie onze buurt niet in. Ik heb in Overtoomse Veld nog nooit een politieagent op straat zien lopen. Echt nooit.’ “