De situatie in Overtoomse Veld was in feite nog veel erger, dan Mallaouch eerder al schetste, want een deel van de Marokkaanse ouders in deze buurt was en is zelf namelijk ook crimineel, volgens twee bronnen; en een deel was in ieder geval op de hoogte van de misdadige activiteiten van hun zonen.
‘Vergeet niet dat heel veel van die moeders zelf ook gewoon meededen,’ vertelde een anonieme bron die enorm veel unieke insiderkennis heeft van politiezaken en criminaliteit. Deze bron wordt in dit verhaal met de fictieve naam Frost aangeduid. ‘Die moeders helpen hun zonen met het verstoppen van de buit en verbergen de Uzi’s van hun zonen in de linnenkast. Ik heb daar menig rechercherapport en telefoontapverslag over gelezen.’
Ook Marcouch, die tien jaar in verschillende functies bij de Amsterdamse politie werkte, had in zijn tijd als diender en rechercheur vergelijkbare ervaringen. Volgens Marcouch waren veel Marokkaanse ouders ‘zogenaamd onwetend’, omdat hun criminele zonen een dubbelleven leiden en thuis altijd zo lief en beleefd waren. Tot het moment dat die jongens opgepakt werden en de politie plotseling voor hun deur stond.
Hij herinnerde zich een keer dat zij ‘s morgens vroeg een woning binnenvielen en door de ouders werden uitgemaakt voor racisten. De politie moest altijd weer de Marokkanen pakken. De kamer van hun zoon was op slot. De ouders kwamen daar nooit. Toen ze die kamer doorzochten vonden ze twee pistolen en een doos met vijfduizend gulden aan contanten onder zijn bed.
‘Die pistolen kwamen daar niet vanzelf,’ constateerde Marcouch. ‘Veel gestolen goederen worden hier in Overtoomse Veld in de boxen van de flats verborgen, waar die ouders van hun zonen ook niet mogen komen. Weten ze het dan niet? Kom op joh! Er gaat een hele generatie Marokkaanse jongens verloren, als deze criminelen niet wordt opgepakt en aangepakt.’
Een criminele bende stond in de jaren voor de komst van Marcouch op een binnenplein in de Willy Sluiterstraat in Overtoomse Veld-Noord, in alle openheid ‘s nachts de scooters uit busjes te laden, de sloten open te slijpen en te knippen. De Willy Sluiterstraat ligt vlakbij de Mondriaanbuurt. Scooters reden ronkend en knetterend af en aan op het binnenplein. De scooters werden, tot ze waren verhandeld, gestald in de boxen onder de flats. Ik hoorde dit verhaal met alle concrete details van een Nederlandse bewoonster.
‘Je moet ze gewoon jarenlang opsluiten en daarnaast moet je die foute gezinnen over de stad spreiden’
Nadat zij in mei 2003 al verschillende malen was gewekt door scheurende scooters, opende ze haar slaapkamerraam en vroeg vriendelijk of het allemaal wat zachter kon. ‘Houd je bek bitch! Waar bemoei je je mee? Wij wonen hier langer dan jij,’ schreeuwde het rapaille tegen haar.
De bewoonster zag dat het om steeds dezelfde Marokkaanse en negroïde jongens ging. Overdag zag ze weer andere mannen die in luxe auto’s arriveerden, de scooters en motoren uitprobeerden op het binnenhof en opkochten. Er stonden dan piepjonge Marokkaanse jongetjes van elf, twaalf jaar op de uitkijk, die de helers waarschuwden als er politie langs reed.
Langs rijden was feitelijk het enige wat de lokale dienders deden, volgens de bewoonster. Zij probeerde anderhalf jaar lang ‘s nachts tevergeefs de politie naar de plaats delict te krijgen, op een afstand van slechts een paar honderd meter van het politiebureau. De politie had haar namelijk wijs gemaakt dat zij alleen in actie konden komen als de criminele op heterdaad betrapt werden, ook al was dat volstrekte onzin.
De docente bood de politie uit desperaatheid op gegeven moment zelfs haar eigen flat aan om de bende dan maar vanuit haar woning te observeren zodat ze de criminele activiteiten elke nacht met eigen ogen konden waarnemen. Makkelijker kon de bewoonster het niet maken, maar ook daar kwam het nooit van. Maar ze kreeg zoals gebruikelijk zelf wel met represailles te maken van de criminelen.
De ruiten van haar auto werden ingeslagen en haar auto werd volledig met benzine overgoten om hem in de fik te steken. De daders werden voor ze hun karwei konden afmaken deze keer wel op heterdaad betrapt door de politie, maar ze werden nooit aangehouden. De bewoonster verhuisde, zoals zo veel autochtone Hollanders, uit de buurt.
Geen van de overwegend allochtone bewoners in de Willy Sluiterstraat meldde de criminele activiteiten van de roversbende of deed aangifte. Als deze bewoonster haar Marokkaanse en andere allochtone buren aansprak over de gang van zaken deden ze alsof ze van niets wisten. ‘Ik denk dat mijn buren ook behoorlijk bang waren,’ vertelde ze. ‘De Marokkaanse jongens waren de baas in de buurt en hun ouders keken vanaf de galerij, maar grepen nooit in, ook niet bij die heel kleine jongetjes.’
Naast Mo Mallaouch, zijn er natuurlijk meer Marokkanen in de Mondriaanbuurt die hun stinkende best doen om iets van het leven te bakken. Taoufik ben Yahia is er zo één.
Hij vervalt niet voortdurend in zelfbeklag over vermeende discriminatie en heeft zich nooit met criminaliteit onledig gehouden, ook al komt hij uit dezelfde beroerde buurt als zijn criminele leeftijdgenoten. Hij woont in de Derkinderenstraat, de oostelijke begrenzing van de Mondriaanbuurt, niet ver van de stichting van Mohamed Mallaouch.
Toen ik hem in 2010 sprak was hij 31. Hij is in Amsterdam geboren en woont al sinds zijn kleutertijd in de Mondriaanbuurt. Ben Yahia is heel aardig en openhartig en haat de Nederlanders niet, zoals zo veel van zijn Marokkaanse buurtgenoten.
Ben Yahia studeerde toen part time aan de Universiteit van Amsterdam en werkte daarnaast 40 tot 45 uur per week in het Marokkaanse jongeren- en debatcentrum Argan dat toen aan de Overtoom in Amsterdam was gevestigd.
Taoufik ben Yahia was net als Mohamed Mallaouch blij met de komst van de nieuwbakken bestuurder Marcouch in het voorjaar van 2006. ‘Er worden veel indianenverhalen verteld over onze buurt,’ vertelde Ben Yahia. ‘Aan de andere kant waren en lopen er hier nog steeds heel veel criminelen rond. Ik heb altijd, net als Marcouch, gepleit voor een keiharde aanpak van die criminele gasten. Je moet ze gewoon jarenlang opsluiten en daarnaast moet je die foute gezinnen over de stad spreiden. Die probleemgezinnen zitten nu allemaal geconcentreerd in een paar buurten, zoals onze wijk. Daardoor blijft het criminele milieu in stand en het drama bestaan.’
‘De criminaliteit was tot Marcouch kwam jarenlang echt gigantisch in onze buurt. Maar de andere Marokkaanse bewoners hadden zelf dus ook heel veel last van die criminelen. Die kant van het verhaal wordt bijna nooit verteld.’
De criminele buurt-Marokkanen probeerden de auto van het gezin Ben Yahia te stelen en braken wel vijf keer in hun woning in. ‘We hebben de afgelopen jaren dus vijf keer aangifte gedaan van inbraak en diefstal,’ zei Ben Yahia. ‘Met die aangiftes heeft de politie helemaal niets gedaan. Dat weten de daders ook natuurlijk. Ze weten dat ze ongestraft hun gang kunnen gaan. Dat was hier echt jarenlang de situatie en dat is ook de kern van het probleem.’
Taoufik ben Yahia had een keer per ongeluk de voordeur van zijn woning open laten staan. Hij realiseerde zich zijn faux pas al heel snel en keerde meteen terug, maar merkte dat er in die paar minuten al meteen een Marokkaanse buurjongen het huis was binnengedrongen die de woning doorzocht op steelbare waar. Taoufik deelde een paar ferme meppen uit aan de insluiper en bracht hem naar zijn vader.
‘De politie was feitelijk vijftien jaar lang volledig afwezig in onze wijk’
Wat er toen gebeurde was en is typerend voor de Mondriaanbuurt. Twee oudere broers van de criminele buurjongen kwamen verhaal halen bij Ben Yahia. ‘Die broers waren echt zware criminelen,’ vertelde Ben Yahia. ‘Ze vonden dat ik hun broertje niet had mogen slaan, maar hem naar hun had moeten brengen. Dan hadden zij wel met hem afgerekend. “Wat zouden jullie doen?”, zei ik, “als er een dief in je huis staat? Laat je hem dan ook lopen?” Ik heb nooit meer van ze gehoord. Maar zo gaat dat dus bij ons in de buurt. Je moet het gore lef maar hebben. Daarom zijn de bewoners zo bang hier en gaan ze nooit naar de politie.’
Je kon in Overtoomse Veld aangifte doen bij de politie tot je een ons woog, constateerde Ben Yahia, maar de politie kwam nooit in actie. ‘Geen onderzoek, niemand werd opgepakt. Ze deden gewoon helemaal niks. Je had er echt geen moer aan. Ze surveilleerden wel in onze buurt, maar nooit te voet. Al vanaf begin jaren negentig tot 2006, toen Marcouch kwam, durfde de politie onze buurt niet in. Ik heb in Overtoomse Veld nog nooit een politie-agent op straat zien lopen. Echt nooit. Wat ze deden was zo’n plichtmatig ritje maken in de surveillance-auto of op de politiemotor. Het was zoef door de buurt racen en ze waren al weer weg. Als je even met je ogen knipperde had je ze al gemist.’
‘De politie was feitelijk vijftien jaar lang volledig afwezig in onze wijk. Na één van die inbraken bij ons thuis bleek dat onze buren wisten wie het gedaan had. Zij konden de woning waar de dader woonde zo aanwijzen. Veel bewoners hadden de inbraak gezien. Hun vrienden hadden het ook gezien. Er waren dus heel veel getuigen, maar zelfs toen kwam de politie niet in beweging. Iedereen kent iedereen daar in de buurt en heel veel bewoners gingen het gewoon zelf oplossen, als je begrijpt wat ik bedoel.’
Lees ook de eerdere hoofdstukken.
Morgen in het eerste deel van hoofdstuk 2 ‘De opkomst van de Marokkaanse jeugdbendes’ onder andere:
” ‘De belangrijkste conclusie van dat onderzoek was, niet alleen dat er Marokkaanse bendes actief waren in de binnenstad, maar dat als we niet uitkeken, binnen afzienbare tijd hun jongere broers ook het criminele pad op zouden gaan en dat dus de ontsporing van een hele generatie Marokkanen dreigde. Deze conclusies veroorzaakten veel ophef, want het louter rapporteren van deze feiten getuigde volgens sommigen van fascisme en racisme.’ […] Toch werd Marcouch in Slotervaart en rest van Amsterdam jarenlang geconfronteerd met afweer en galspuiterij uit Marokkaanse kring, als hij zich kritisch uitliet over deze grote groep Marokkanen die hun dagelijks brood verdienen met berovingen en de grootschalige handel in drugs. Een grote groep Marokkanen (en trouwens ook Nederlanders) ontkent het Marokkanendrama vrijwel volledig: ‘Er zijn altijd wel een paar rotte appels.’ Deze werkelijkheidsontkenners zijn heel erg bepalend voor het beeld dat de buitenwacht krijgt, omdat deze groep vooral in de tv-babbelprogramma’s aan het woord komt. “