Ahmed Marcouch, een politieke biografie

16-01-2014 13:37

dossier_marcouch_530

‘Ik ben heel duidelijk,’ zei Marcouch, nadat een groot deel van deze Marokkaanse jongeren een kwartier lang al zijn energie had gestoken in het ontkennen of bagatelliseren van het drama van de criminele Marokkaanse jongens. ‘Maar alleen voor de mensen die het willen horen. Ik gebruik het woord tuig juist om het onderscheid te maken met de groep Marokkaanse jongens die het wel goed doet. Ik tolereer niet dat er hier een groep zit die de rest naar beneden trekt. Jij zegt: “Ach, het zijn maar criminelen die in auto’s inbreken en auto’s in de fik steken.” Moet ik met deze criminelen in gesprek gaan?’

‘Ben je niet bang dat we hier juist Parijse toestanden krijgen?’, vroeg dezelfde Marokkaanse  jongerenwerker hardnekkig.

‘Ik kan me niet permitteren om bang te zijn. Ik tolereer gewoon geen wangedrag en het is hier al volledig geëscaleerd,’ antwoordde de getergde Marcouch.

Dat zijn jullie buurjongens

Er volgde een vlammend betoog: ‘Ik ben gekozen door een deel van de inwoners van Slotervaart. Maar ik vertegenwoordig alle 45 duizend bewoners en heb aan hen beloftes gedaan. Van die 45 duizend zijn er maar 7 duizend van Marokkaanse afkomst, maar in die groep zitten wel de meeste problemen. Die kleine minderheid veroorzaakt enorm veel problemen.’

‘Ik heb hier een grote groep Marokkaanse jongens die niet wil werken, die niet naar school gaat, die geen respect heeft voor hun ouders. Daar zitten jongens bij die er niet voor terugdeinzen om hun eigen moeder in elkaar te slaan. Ik heb het over keiharde jongens die talloze misdaden plegen. Het beeld is in feite nog heel erg geflatteerd, omdat je in Nederland honderd strafbare feiten moet plegen om er voor één gepakt te worden. Het gaat dus om een groep die overal maling aan heeft. Het gaat niet om hangjongeren maar om hard core-criminelen. Die jongens wonen bij jullie in de buurt. Die jongens kennen jullie. Dat zijn jullie buurjongens.’

 

‘De overlast en criminaliteit komt hier uitsluitend van Marokkaanse jongens. Moet ik daar dan omheen gaan draaien?’

 

‘We zijn nu al twintig jaar met dit drama bezig en nog geen centimeter opgeschoten. Dit is het onveiligste gebied van Amsterdam. Deze jongens hebben voor niemand respect. Ze schelden mij uit voor verrader. Ze schelden de politie uit voor homo’s. Deze raddraaiers beperken ook de vrijheden van de welwillende bewoners in Slotervaart. Die durven hun kinderen bijvoorbeeld niet meer op straat te laten spelen. Dat pik ik gewoon niet. Dat tolereer ik niet. Ik heb weinig bevoegdheden op dit vlak, maar ik zal hemel en aarde bewegen om ervoor te zorgen dat er een einde aan deze situatie komt.’

‘Er zit hier ook een groep religieuze radicalen, ook weer allemaal Marokkanen. De overlast en criminaliteit komt hier uitsluitend van Marokkaanse jongens. Moet ik daar dan omheen gaan draaien? Moet ik dat gaan goed praten? Wat we nu hebben aan interventiemogelijkheden werkt allemaal niet. Dus kom ik met andere voorstellen. Ik wil dat die ontspoorde jongens aangepakt en opgepakt worden.’

De toon van het debat

Weer kwamen er protesten uit de zaal over de toon van Marcouch. Zoals altijd in Nederland gaat het debat niet over de inhoud, de omvang, de analyse of de oplossing van het drama maar over de toon van het debat.

‘Of de toon wel goed is, interesseert me echt geen bal,’ riposteerde Marcouch. ‘We willen een groot probleem oplossen. Ik kan hier ook nog drie jaar of langer gewoon de rit uitzitten. Maar dat is mijn stijl niet. Ik wil van jullie niet horen dat ik alleen maar bezig ben met natrappen van die zielige Marokkanen. Als er één groep is waar ik veel tijd aan besteed en veel van mijn vrije avonden aan opoffer, dan zijn het wel de Marokkanen hier.’

‘In jullie wijk staat de slechtste school van Nederland, de Ru Paré-school. Op die school zitten vrijwel alleen Marokkaanse en Turkse kinderen. Ik heb hemel en aarde moeten bewegen om steun van het ministerie en de gemeente te krijgen voor de slechte scholen hier. Maar als ik een bijeenkomst voor de ouders op diezelfde school organiseer om over de toekomst van hun kinderen te praten, krijg ik met moeite veertig moeders bij elkaar. De meeste vaders komen al helemaal niet opdagen.’

‘Maar als het hier in het stadsdeel over het invoeren van betaald parkeren gaat staan er opeens vierhonderd Marokkanen, die allemaal een uitkering hebben, in de zaal te schreeuwen. Dan moet ik van de brandweer de zaal ontruimen omdat het te onveilig is, snap je? Als het om betaald parkeren gaat weten de Marokkanen precies wanneer de vergadering is en wat de protocollen zijn voor het inspreken. Dus vraag ik me af: “Wat vinden de Marokkanen hier belangrijker: de toekomst van hun kinderen of gratis parkeren?'”

Steunpunt

Mo Mallaouch (Zie hoofdstuk 1) wist het antwoord wel op die retorische vraag. Mallaouch is, anders dan veel van zijn leeftijdgenoten die in het koffiehuis of de moskee zitten, al jaren actief in deze ellendewijk en probeert tegen de klippen op wat te doen aan de immense problemen.

Mo Mallaouch bestiert de vrijwilligersstichting SSOP in de Mondriaanstraat, de Stichting Steunpunt voor Ontwikkeling en Participatie, een weidse naam voor een armetierig zaaltje met computers, een ouderenruimte en twee kantoortjes.

Daarvoor zat op deze plek De Marokkaanse adviesraad voor onderwijs bedoeld om Marokkaanse buurtouders bewust te maken van het belang van onderwijs voor de toekomst van hun kinderen. ‘Of dat nodig is? Ja dat is heel erg nodig. Zo treurig is het hier. Daarom ben ik hier ook met die Marokkaanse kinderen bezig.’

Honing aan zijn kont

Zijn vrijwilligers, naast Marokkanen ook – heel uitzonderlijk – Surinamers en Afrikanen, geven in zijn karige lokaal huiswerkles en computerlessen aan Marokkaanse buurtkinderen en daarnaast organiseert Mallaouch nog steeds activiteiten voor Marokkaanse ouderen uit de buurt. Mo heeft honing aan zijn kont. Het zit altijd vol bij hem.

Mohammed Mallaouch kwam in 1984, toen hij 22 was, naar Nederland. Hij volgde zijn toenmalige echtgenote, een nicht, die hij in Marokko had ontmoet en gehuwd.

Mohamed Mallaouch

Mohamed Mallaouch

Mallaouch is een Berber, maar komt niet uit het Rifgebied zoals de overgrote meerderheid van de Marokkanen hier. Hij komt uit het dorp Aguelmous in de hoge koude uitlopers van de Atlas. Zijn dorp lag vier maanden per jaar onder een dikke laag sneeuw en hij was gewend aan ontbering en kou. Toen hij uit zijn dorp vertrok, nam hij alleen zijn paspoort, geld en de kleren mee die hij aanad. Hij arriveerde op een prachtige milde herfstdag in Nederland en dacht bij zichzelf: ‘Hier wil ik wonen.’

Nauwelijks Nederlands

Mallaouch is, in vergelijking met veel van zijn leeftijdsgenoten, een uitzonderlijke Marokkaan. Hij had in Marokko het lyceum doorlopen, koos onverkort voor zijn nieuwe vaderland en leerde binnen een half jaar Nederlands spreken en ging vervolgens aan de slag als onderwijzer eigen taal en cultuur op verschillende basisscholen in Amsterdam-Oost.

Bijna alle Marokkaanse mannen in zijn buurt spreken na een verblijf van tien, twintig, dertig jaar nog steeds nauwelijks of volstrekt onverstaanbaar Nederlands, zien zichzelf niet als een Nederlander maar als een Marokkaan, weten nauwelijks iets van de Nederlandse samenleving, werken al jaren of tientallen jaren niet en kijken bijvoorbeeld uitsluitend naar Arabische tv-zenders als Al Jazeera.

Schoon vegen

In de Indische buurt in Amsterdam-Oost ontmoette Mallaouch Ahmed Marcouch voor het eerst. Marcouch werkte toen nog als politie-agent bij Bureau Balistraat in diezelfde buurt.

‘In Amsterdam heb je twee plekken waar de grootste groepen lastige Marokkanen zitten,’ stelde Mallaouch. ‘Dat zijn de Indische buurt en Slotervaart. Dus Marcouch zoekt het wel uit ja. Maar als je geen potje durft te breken, moet je geen agent of bestuurder worden. Bij het Marokkaanse tuig zelf was hij natuurlijk nooit erg geliefd…ha, ha. Maar er was toen ook zeker al een flinke groep Marokkanen die veel waardering voor hem had omdat zij verwachtten dat hij eindelijk eens die bende ging aanpakken. Dat heeft hij ook gedaan.’

 

Van de negen (overwegend criminele) overlastgroepen die voor de komst van Marcouch heer en meester in een reeks wijken waren, waren er bij zijn vertrek in 2010, acht verdwenen.

 

Toen Marcouch in het voorjaar van 2006 PvdA-lijsttrekker in Slotervaart werd, ging Mallaouch hem met een groep Marokkanen uit de buurt helpen met zijn verkiezingscampagne. Marcouch ging met de hulp van veel anderen binnen en buiten het ambtenarenapparaat de overlast en de terreur van de Marokkaanse straatgroepen aanpakken, zoals verderop in dit verhaal uitgebreid wordt beschreven.

Straten heroveren op het straatschorem

Hij slaagde erin om burgemeester Cohen over te halen om de straatcoaches en gezinsbezoekers van de juist opgerichte Stichting Aanpak Overlast Amsterdam (SAOA) als eerste in Slotervaart aan de slag te laten gaan. De stichting was opgericht om wijdverbreide overlast, wangedrag en terreur van straatgroepen in heel Amsterdam aan te pakken. Een noodgreep in feite want bestrijding van overlast en handhaving van de openbare orde is een politietaak die de Amsterdamse politie al twintig jaar volledig negeerde.

De straatcoaches moesten de buurten, letterlijk straat voor straat, blok voor blok op het straatschorem heroveren. In een later hoofdstuk wordt de aanpak gedetailleerd beschreven. De aanpak van de SAOA ging gepaard met veel meer andere maatregelen die in de loop van de jaren in Slotervaart ontwikkeld werden.

Van de negen (overwegend criminele) overlastgroepen die voor de komst van Marcouch heer en meester in een reeks wijken waren, waren er bij zijn vertrek in 2010 acht verdwenen. De straatcriminaliteit was gehalveerd. Er werden meer resultaten geboekt. Gedurende zijn collegeperiode werden er onder verantwoordelijkheid van medebestuurder Ineke Ketelaar bovendien ruim 1300 nieuwe woningen bijgebouwd en een flink deel van de oude galerijflats gesloopt. Een deel van de erbarmelijk slechte basisscholen, zoals de Ru Paré-school, was langzaam uit het slop aan het komen.

Slopersbal

Ook die beruchte flats aan de Hart Nibbrigstraat en de zijstraten, waar Mohammed B., Samir A. en hun spitsbroeders woonden, zijn er niet meer. Ze zijn gesloopt en weggebulldozerd.

Mallaouch zag het vertrek van Marcouch in het voorjaar van 2010 desondanks met lede ogen aan want juist de zwaarste criminele groep, de Mondriaangroep, was overgebleven. Deze groep had de politie natuurlijk moeten ontmantelen.

Nieuwe aanwas bij de Mondriaangroep

Het was niet zo dat er helemaal niets was gebeurd. Door de jaren heen waren er meerdere leden opgepakt maar ze waren zoals gebruikelijk door de Amsterdamse strafrechters slechts voor een paar maanden tot detentie veroordeeld. De bende was weer aan het aanwassen met nieuwe kweek toen ik hem de laatste keer sprak. Mallaouch zag het zelf in zijn Mondriaanbuurt. ‘Ze zijn weer sterker aan het worden. Je ziet ze weer in grotere groepen bij elkaar. Je ziet de jonge aanwas. Ik zie ze steeds rondlopen.’

Mo begon weer net zo paranoïde te worden als in de jaren voor de komst van Marcouch en was bang dat de foute buurtmocro’s zelfs zijn vijftien jaar oude armzalige computertjes zouden jatten waar de Marokkaanse buurtkindertjes op werkten. Hij ging weer elke dag zijn alarm en de stalen rolluiken controleren. ‘Ik merk gewoon dat deze buurt niet meer de aandacht krijgt die hij vier jaar lang onder Marcouch heeft gehad. Van het nieuwe bestuur verwacht ik eigenlijk helemaal niets. Heel triest.’

Lees ook de eerdere hoofdstukken.

Morgen in het eerste deel van hoofdstuk 3 ‘Harde leerschool’ onder andere:

Marcouch kreeg, voordat hij in het voorjaar van 2006 stadsdeelvoorzitter werd, enige bekendheid als woordvoerder en bestuurslid van de Unie van Marokkaanse Moskeeën in Amsterdam en Omstreken (UMMAO). Na de moord op Theo van Gogh, veroordeelde hij niet alleen de moord ondubbelzinnig, maar ook de groep Marokkanen die met de gewelddadige religieuze radicalen Mohammed B. en Samir A. dweepten. Marcouch draaide niet als een angsthaas om deze kwestie heen. Hij oogstte daarmee lof, maar maakte ook al meteen veel vijanden.