Peter werd door de echtgenoot van zijn minnares ervan beschuldigd haar te hebben vermoord. Dit zou op bijzonder beestachtige wijze zijn gebeurd, door het inslaan met een hakbijl op haar naakte lichaam. Peter was onschuldig – zo wist hij zelf – maar in het Amsterdam van de late middeleeuwen was onschuld een trivialiteit. Hij werd na slechts één klacht van de echtgenoot van zijn minnares op een natte ochtend gearresteerd. Peter was nog niet op de hoogte van haar dood. Zowel zijn arrestatie als het bericht van haar overlijden waren voor hem een grote verrassing.
Tussen zijn arrestatie en zijn terechtstelling volgde een aantal zeer ongemakkelijke dagen. Hij werd aan zijn haren de kerker ingesleurd. Daar werd hij in een donkere vochtige cel gesmeten. De stenen vloer waar hij zijn laatste dagen zou slijten, lag erg oncomfortabel. Slechts één keer ontving hij bezoek. Het was zijn vrouw die hem met een uitdrukkingsloos gezicht door de tralies aanstaarde. Toen hij haar zag, besefte hij dat zij het was die samen met de echtgenoot van zijn minnares verantwoordelijk was voor de moord.
Helaas voor Peter was de stenen vloer niet het grootste ongemak in die laatste dagen. Hij zag deze eerder als een zeldzaam rustpunt. Zo kon het gebeuren dat hij een aantal uren achter elkaar werd gemarteld met diverse snij- en steekinstrumenten, waarna hij blij was weer met zijn naakte en vol wonden zittende rug op de harde koude vloer van de cel te kunnen liggen. Vaak werd hij daarna weer uit zijn stenen rustplaats gehaald, om de martelingen voort te zetten. Het dieptepunt bestond voor Peter uit het met een tang langzaam uittrekken van zijn nagels, gevolgd door het breken van zijn vingers. Dit alles werd met grote zorgvuldigheid gedaan door zijn beulen, die hoopten hiermee snel een bekentenis van Peter te verkrijgen. Het eten stond thuis immers koud te worden. Peter was echter niet in staat te bekennen wat hij niet had gedaan, waardoor het beulswerk achteraf gezien tamelijk nutteloos bleek.
Zo had Peter – die tot dat moment een deugdzaam en godvrezend leven had geleid – zijn laatste dagen liever ergens anders doorgebracht. Hij dacht op de momenten dat hij niet gemarteld werd veel aan zijn minnares. Zij was het enige waarvan hij in het leven echt had gehouden. Hij kon slechts met moeite gevoelens van onbegrip onderdrukken over het onrecht dat hem werd aangedaan. Wat hem figuurlijk op de been hield, was de gedachte dat een bekentenis zijn liefde voor haar zou bezoedelen. Hij wist dat ze in het hiernamaals op hem wachtte. Zo kon hij tot op het laatste moment zijn onschuld behouden. Dit gebeurde onder zeer vervelende omstandigheden, toen hij op een rad lag en zijn botten onder toeziend oog van een joelend publiek aan gruzelementen werden geslagen. De pijn die hij in zijn laatste dagen door het onthouden van een bekentenis had geleden, zou een schuldig of minder standvastig man nooit gegund zijn geweest. Peter berustte daarin, want hij wist dat dat nou eenmaal het risico was van onschuldig zijn.
Mark Thiessen ziet soms dingen en schrijft daar Proza van Mark over.
Beeld: Shutterstock