Caramba! (oftewel: hoe ik werd aangezien voor veelvoudig Nobelprijswinnaar Mario Varga Llosa)
Caramba, dat moet mij weer overkomen. Ik vond het al zo vreemd dat heel San Ignacio de Velasco voor mij was uitgelopen. Nu moet u weten dat dit charmante dorpje in het midden van de Boliviaanse rimboe een van de gewezen missies is van de Jezuiëten. En als ik missies zeg, zegt u Robert de Niro, Jeremy Irons en een bijrolletje voor Liam Neeson als Fielding. Bueno, ik heb al die missies in Argentinë, Paraguay en Zuid-Limburg bezocht – hoezeer ik ook een hekel heb aan toffelemonen – en ik moet zeggen dat die gluiperige Jezuiëten er toch in geslaagd zijn de Einheimischen atonaal te laten zingen en een onderbroek hebben leren aan te trekken. In Paraguay spelen ze dankzij die roomse bende nu allemaal harp en daar moet je van houden.
Car en ik hadden onze intrek genomen in Hotel La Mision in San Ignacio en we werden prompt verwelkomd met bloemenkettingen door diverse groeperingen in het wit geklede smurfen die op trommels roffelden en op panfluiten bliezen. Verder was er een zware delegatie van de Zuid-Amerikaanse Pen-club. De voorzitter zei met tranen in zijn ogen dat hij zich zo vereerd voelde dat een Nobelprijswinnaar de hand mocht schudden. Bescheiden als ik ben monkelde ik dat ik weliswaar de Prijs voor de Dagbladjournalistiek, de Nipkovschijf Radio (met Herr Dokter Roberto Muntz) en een nominatie voor de Ako-literatuurprijs altoos bij mij droeg maar dat ik de Nobelprijs voor de Literatuur in het beste geval postuum zou mogen ontvangen. Even dacht ik dat hij dacht dat ik Harrie Mullis was. Maar toen kwam de aap uit de mouw.
Terwijl ik al in het gebak zat te prikken, stopte er een limousine en wie kwam daar uit? Mario Vargas Llosa. Die heeft zoals u weet tot zijn achtste in Cochambamba in Bolivia gewoond en hij had uitgerekend nu een sentimental journey gepland langs de missies. Ik vind Mario een beste kerel, hij is op een gezonde manier anarcho-liberaal en hij houdt niet van haatbaarden en andere steuntrekkende mohammedanen en hij schrijft puike columns in El Pais. En Supermario heeft natuurlijke prachtige boeken geschreven en daar kan Harrie Mullis een puntje aan zuigen, zij het postuum.
Ik liep meteen op Vargas Llosa af en verontschuldigde mij voor het misverstand en beloofde dat ik een nieuw taartje ging halen bij de bakker. Mario vond het hartstikke leuk dat ik uit Nederland kwam en vroeg of ik die ´loslopende gek´ Zimmermans kende. Die had hem een keer lastig gevallen toen hij rustig zat te eten in een Amsterdams restaurant. ´Die Franz moest en zou met mij op de foto, het was voor zijn Facebook-wandje. Ik zei dat ik hem kinderachtig vond en dat hij maar een selfie moest maken tijdens een Justin Bieber-concert. Vervolgens maakte hij zich bekend als Minister van Buitenlandse Zaken. Ik zei, nou, dan mag je je schoolgeld wel eens terughalen bij Schoevers want ik begrijp geen hout van jouw koeterwaals. Is het Spaans?
Ik zweeg heel diplomatiek en gaf een natte handkus aan Patricia, de charmante vrouw van Mario. Ik rook haar zwoele parfum van mango en passievrucht en dacht onmiddellijk aan die relette tussen hem en García Márquez.
Ik citeer even mijn collega Maarten Steenmeijer van de Volkskrant:
“Op 12 februari 1976 kwam er een abrupt einde aan de dikke vriendschap tussen García Márquez en Mario Vargas Llosa. Toen de Peruaanse schrijver bij een filmpremière in de Mexicaanse hoofdstad de foyer binnenstapt, stond García Márquez hem met open armen op te wachten. Tot zijn stomme verbazing verkocht Vargas Llosa hem een flinke muilpeer, waarvan de gevolgen duidelijk te zien zijn op de portretfoto’s die Rodrigo Moya enkele dagen later op verzoek van het slachtoffer maakte en die pas vorig jaar werden gepubliceerd. Vanwaar Vargas Llosa’s gewelddadige gedrag? Decennia lang deden de wildste geruchten de ronde. Was García Márquez met Vargas Llosa’s vrouw Patricia naar bed geweest? Had hij haar geadviseerd te scheiden in verband met de ontrouw van haar man? Of had hij haar alleen maar een gewillig oor geleend toen zij haar hart bij hem kwam uitstorten?
Zelfs biograaf Gerald Martin krijgt de vinger er niet achter. De enige die het hele verhaal kent is Patricia, zo stelt hij vast. Hoewel de twee schrijvers elkaar nadien nooit meer hebben gezien, lijken de gemoederen inmiddels wel een beetje tot bedaren te zijn gekomen. Vargas Llosa is weliswaar altijd blijven foeteren op García Márquez vanwege diens onvoorwaardelijke trouw aan Fidel Castro, maar vorig jaar gaf hij eindelijk toestemming voor een herdruk van Historia de un deicidio (Geschiedenis van een godmoord), de magistrale, vuistdikke studie over García Márquez’ romans en verhalen die hij in 1971 publiceerde.”
Ik fluisterde in Patricia´s oor: hebben ze het al bijgelegd, die twee haantjes? ‘Allang, corazon, je loopt achter. Wat is je kamernummer?´
Ik voelde me wat ongemakkelijk tegenover de Nobelprijswinnaar maar volgde hem toch maar naar de schitterende kerk. Daar legde Mario omslachtig uit aan de bij elkaar gedreven Einheimischen dat Evo Morales niet voorkomt in het Nieuwe Testament. Hij en Evo zijn gebrouilleerd omdat Mario het voormalige cocaboertje maar een nitwit vindt en een goedkope populist. Ik hoorde het woord coke vallen en dacht: even naar de markt.
Supermario en zijn Patsie verlieten de kathedraal in een haag van journaille en literaire groupies en ik dacht: je zal maar zo beroemd zijn. Nu weet ik wat Arthur Japin elke dag meemaakt. Ik liep daarom nog even terug naar het altaar en dankte de God van de Witte Smurfen dat ik gewoon een waardeloze zondagsschrijver ben met een piepklein druks- en dranksprobleempje.