Moderne kunst is vaak niet meer dan een paar welgemikte klodders verf op een verder leeg canvas. Ja, dat kan mijn zusje ook, zult u zeggen. Nou, dat klopt. Maar heeft u zich wel eens afgevraagd hoe bijzonder het is dat uw zusje dat niet alleen kan, maar ook mag? Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe fantastisch vrij onze maatschappij is, dat mensen ongestraft dat soort kunst kunnen maken? Nee? Nou, de CIA wel. Sterker nog, de enige reden dat moderne kunst in het Westen zo populair is, is omdat de CIA dat vanaf 1947 heeft aangemoedigd. Tijd voor een herwaardering van een linkse hobby.
Waarom deed de CIA dat eigenlijk? Simpel: de Koude Oorlog was uitgebroken, en tot schrik van de zegevierende Amerikanen bleken veel Europeanen én Amerikanen veel meer sympathie te voelen voor de verfijnde Russen dan voor die kauwgumkauwende, barbaarse Yanks. Natuurlijk, de sociaal-realistische kunst van de Soviets beeldde propaganda af. Gespierde, zwetende arbeiders met leren schorten die in schone, moderne fabrieken op gloeiend ijzer ramden dat de vonken er vanaf spatten. Maar dat was wel vertrouwd en herkenbaar. Herkenbaarder dan het Abstracte Expressionisme van Jackson Pollock, Willem de Kooning en Mark Rothko. Dat was in het begin dan ook niet zo populair. En het hielp niet echt dat de leider van het Vrije Westen, president Truman, in 1947 op een tentoonstelling uitriep: “If that’s art, then I’m a Hottentot.”
Gelukkig begreep de CIA dat het in een Koude Oorlog niet alleen draaide om wie de langste raketten had, maar ook om de populairste ideologie. En dus omarmden ze moderne kunst als een bewijs van de creativiteit, intellectuele vrijheid en culturele kracht van het Vrije Westen. De wilde, vernieuwende verfspetters van Pollock versus Stalin’s clichés van huilende zigeunermeisjes. De CIA sponsorde reizende tentoonstellingen, stimuleerde kunstenaars in andere landen, en regelde positieve persaandacht voor de nieuwe kunststroming die zo typisch was voor het Westen: vrij. En het werkte. Het sociaal-realisme werd ontmaskerd als totalitaire propaganda, en haar bedenker, het communisme, als een onderdrukkende ideologie. Kunst was een wapen geworden om vrijheid te promoten en onderdrukking te bestrijden.
Dit is oud nieuws, want al in 1966 gingen er geruchten dat de motor achter de moderne kunst, het Congress for Cultural Freedom, een CIA – vehikel was. In 1995 werd dat bevestigd door oud-CIA-medewerkers. Het hele verhaal leest u in de Independent van dat jaar. Sindsdien is er veel veranderd. De CIA is vooral bezig luchtmachtje te spelen door met drones boefjes te bombarderen. En in Nederland is kunst opeens geen wapen meer, maar een linkse hobby.
Waarom eigenlijk? Waarom zijn liberalen, als voorvechters van vrijheid, vergeten dat kunst en cultuur ook een bijdrage kunnen leveren aan de vrijheid waar ze voor staan? Reactionaire en totalitaire ideologieën snappen de kracht van kunst en cultuur veel beter. De SP laat Bob Fosko protestliederen schrijven. China verheerlijkt communisme in opera’s, die vervolgens op tournee gaan in het Westen. Islamitisch-orthodoxe Golfstaten investeren in het Westen met bouwkunst, van waaruit artistieke vrijheid niet bepaald wordt bevorderd. De EO geeft haar leden christelijke kunst. En binnenkort weer op de publieke omroep: The Passion.
Let wel, dit is niet per se een pleidooi tegen de huidige bezuinigingen op kunst en cultuur. Maar als we nadenken over kunstbeleid, moeten we kunst beschouwen als meer dan l’art pour l’art. We moeten het op waarde schatten: geen linkse hobby, maar een krachtig wapen om mee te vechten voor vrijheid.
Beeld: Shutterstock