Ik sprak uitgebreid met een huisbezoekster die voor het stadsdeel werkte. Faiza, niet haar echte naam, was open, kritisch, niet op haar mond gevallen en beschikte ondanks de dagelijkse ellende, die ze meemaakte over een onverwoestbaar goed humeur. Faiza wist veel van wat er zich achter de voordeur afspeelde in Overtoomse Veld en de Staalmanpleinbuurt, doordat zij dagelijks gezinnen bezocht en uitgebreid met de vrouwen in de buurt sprak.
Faiza trof op haar tochten door de buurt veel vrouwen aan, met psychische klachten. Ze zag veel alleenstaande moeders met een stoet kinderen, die geen opleiding hadden en ‘ontiegelijk veel bewoners met schulden.’
Ze kwam regelmatig gevallen van ernstige mishandeling van vrouwen tegen. ‘Wij komen thuis bij die vrouwen, zonder dat ze die dikke jas en sjaal aan hebben, waar ze normaal gesproken buiten mee lopen. Wij zien dan letterlijk de blauwe plekken en wonden.’
‘Als mensen niet geholpen willen worden, gaan wij er geen energie in steken.’
Zeventig procent van de gezinnen die de huisbezoekers onderzochten, kampten met problemen die ze zelf niet konden of wilden oplossen, vertelde Faiza. Maar het ging lang niet altijd om zielige gevallen, constateerde ze ook. ‘Jarenlang werden ze bij het handje genomen, vooral gepamperd en nooit aangespoord om zelf wat te ondernemen om hun leven te verbeteren. Veel bewoners klagen alleen maar en doen zelf echt helemaal niets.’
Sinds 2007 hanteerden huisbezoekers, zoals Faiza, in opdracht van Marcouch, een andere werkwijze. ‘Wij proberen die bewoners weer in beweging te krijgen en te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Als mensen niet geholpen willen worden, gaan wij er geen energie in steken. Bij de mensen die wel geholpen willen worden, gaan wij graven. Hoe bent u zo in de problemen gekomen? Wat is uw rol daarin? Wat heeft u er zelf aan gedaan, om u problemen op te lossen? Hoe komt u aan die enorm schulden? Waarom blijft u dure spullen kopen, als u in een uitkering zit? Waarom doet u nu niets? Wij brengen de problemen per gezinslid in kaart, verwijzen door naar de hulporganisaties, via een warme overdracht. Dat wil zeggen: dat we meegaan en in de gaten houden of de situatie wel echt verbetert.’
Toen Faiza begon, was ze wel voorbereid op enige kommer en kwel, maar toch was ze af en toe enorm geshockeerd door de gruwelverhalen die ze hoorde. Ze had nooit geweten dat er Marokkaanse mannen waren die hun zonen opdroegen om hun eigen moeder in elkaar te slaan. Of dat er zonen waren die uit zichzelf hun moeder sloegen. Ze kwam dat regelmatig tegen in deze buurt.
Ze vertelde het relaas van een Marokkaanse moeder die door drie van haar zonen tegen de grond was geslagen en met een ketting op haar hoofd door hen werd afgetuigd.
Haar man greep niet in. Sterker nog: Haar man had zijn zonen opgedragen om zijn echtgenote te mishandelen, keek vanaf de bank toe en moedigde zijn zonen aan. ‘De jongens hadden moeite om hun moeder hard te slaan,’ vertelde die moeder aan Faiza, ‘Maar haar man riep: “Harder, harder! Zijn jullie nou mannen?”
Toen Faiza dat verhaal hoorde, liepen de koude rillingen over haar rug. ‘Hoe kan het dat dit in Nederland bij een Marokkaans gezin bestaat? Deze man wilde zijn vrouw niet alleen mishandelen, maar ook vooral vernederen. Daarom liet hij haar aftuigen door haar eigen vlees en bloed. Dat is gewoon echt de reden. Dat verhaal heeft mij zo veel pijn gedaan, maar dit soort dingen ben ik vaker tegen gekomen. Veel van die Marokkaanse mannen zijn gewoon tirannen. Ze sluiten bijvoorbeeld ‘s avonds de koelkast af met een hangslot, zodat hun eigen kinderen ’s nachts niet stiekem kunnen eten, als ze honger hebben. Wij maken vaak mannen mee die meteen vertrekken als wij komen, omdat we niet welkom zijn als vertegenwoordigers van de overheid. Maar zij trekken dan eerst het telefoonsnoer eruit, omdat hun vrouwen niet mogen telefoneren als zij er niet bij zijn, snap je?’
In twintig procent van de bezochte gezinnen, bestond het ‘vermoeden’ van vrouwenmishandeling. Maar het lukte Faiza vrijwel nooit om aangifte te doen op het politiebureau of de daders stonden binnen de kortste keren weer op straat. Tot strafvervolging kwam het volgens Faiza al helemaal nooit. Ze kwam vrouwen tegen die gedwongen in de prostitutie zaten, vrouwen die door hun mannen feitelijk jarenlang thuis gevangen werden gehouden en volledig geïsoleerd van de buitenwereld leefden, in één geval zelfs elf jaar lang. Dat was een moeder van zes kinderen. ‘Die vrouw was alleen maar aan het huilen, toen ik met haar probeerde te praten. Haar man zat bij zijn vriendin.’
Faiza kwam regelmatig gevallen van fraude met uitkeringen tegen in de wijk. ‘Ik weet dat er ook wel degelijk echte armoede in deze wijken is. Maar ik kom ook heel veel gesjoemel met uitkeringen tegen. Wij spreken hier bijvoorbeeld veel bewoners die ons vragen om te helpen bij de kwijtschelding van de lokale belastingen. Maar als je een auto bezit, kom je daar niet voor in aanmerking. Dus wat gebeurt er? In die aanvraagperiode worden de auto’s massaal op de naam van de kinderen gezet en als de kwijtschelding geregeld is, worden die auto’s weer overgeschreven op de eigen naam. Als je alleen een bijstandsuitkering krijgt, kun je je natuurlijk sowieso niet permitteren om auto te rijden. Ruim een derde van de gezinnen hier heeft enorme schulden, maar deze zomervakantie kwam ik bij zeker bij zeven gezinnen een paar keer voor pisang aan de deur, omdat ze allemaal zes weken op vakantie in Marokko bleken te zijn. Hoe kun je nou zo lang op vakantie gaan als je zoveel schulden hebt? Dat valt allemaal niet te rijmen. Op vakantie gaan, kost gewoon veel geld. We komen ook regelmatig bij mensen over de vloer die voortdurend klagen dat ze helemaal niets hebben en dan zie ik wel een enorme gloednieuwe plasmatelevisie in de huiskamer staan.’
‘Haar man kwam op gezette tijden naar Nederland om zijn AOW en de kinderbijslag van die acht kinderen te innen’
Faiza stuitte ook geregeld op fraude met kinderbijslag. Ze was op huisbezoek bij een Marokkaanse waar geen lachje vanaf kon. Faiza bleef doorvragen en trekken. De Marokkaanse moeder met zes kinderen bekende uiteindelijk dat haar man al dertien jaar met een andere vrouw was getrouwd en in Marokko woonde, waar hij ook nog eens vijf kinderen had. Toen ze een uittreksel van het geboorteregister van haar kinderen wilde halen, kwam ze tot een verbijsterende ontdekking. Haar man bleek zijn vijf kinderen in Marokko in het Amsterdamse bevolkingsregister ingeschreven te hebben op haar Amsterdamse adres. Over acht van de elf ingeschreven kinderen, de minderjarigen, incasseerde haar man al die jaren de kinderbijslag, zonder dat zij dat wist. ‘Haar man kwam op gezette tijden naar Nederland om zijn AOW en de kinderbijslag van die acht kinderen te innen,’ vertelde Faiza, ‘Die vrouw durfde er met niemand over te praten. We komen veel vrouwen tegen, waarvan de man in Marokko of Turkije een tweede vrouw of hier een vriendin heeft met kinderen.’
Het mag duidelijk zijn dat Faiza niet zo te spreken was over een groot deel van de Marokkaanse en Turkse vaders in de wijk. ‘Vooral die eerste generatie, spreekt vrijwel geen Nederlands en heeft ook helemaal geen zin om Nederlands te leren,’ vertelde Faiza, ‘Bijna niemand werkt hier. De vaders doen vrijwel niets aan de opvoeding van hun eigen kinderen. Dat komt niet doordat ze zelf zo laag opgeleid zijn, zoals vaak wordt beweerd, maar door de enorm foute mentaliteit die deze groep heeft. Zodra wij binnenkomen, gaat die man ergens anders in het huis zitten. Vanuit die andere kamer brult zo’n man dan af en toe wat. Alles moet voor ze geregeld worden. Voor de rest geeft hij geen sjoege. Af en toe kaffert zo’n vader zijn zoon uit, maar dat doet hij ook alleen als er een probleem is. Als de politie bijvoorbeeld aan de deur is geweest en het dus al fout gegaan is. Zo lang hij er zelf geen last van heeft, laat hij zelfs dat uitkafferen achterwege. Die vaders die zelf dus niets doen, klagen over hun zonen dat zij geen baan hebben, alleen maar rondhangen en ook niets doen.’
Maar soms kwamen de zonen met luxe spullen thuis, zoals televisies, ‘die hij van zijn vrienden gekregen had’.
‘Dus wat is dan het beeld?’ zei Faiza, ‘Die vader ziet dat zijn zoon de hele dag in bed ligt en vervolgens om een uur of half zes ‘s avonds, na het eten vertrekt. Hij weet niet waar zijn zoon heengaat en wat hij uitspookt. Die zoon komt vervolgens pas om drie uur ’s nachts weer thuis. Maar die vader vraagt zijn zoon niet: “Wat doe je eigenlijk allemaal ‘s nachts? Hoe kom jij aan het geld voor die televisie, die scooter, die dure Nike’s of die mobiele telefoon?”‘
Voor Faiza was het wel duidelijk waar die dure spullen vandaan kwamen, want die zonen zaten regelmatig in de nor. ‘Die vaders denken dat hun zoon een harde les gaat leren in de gevangenis,’ vertelde Faiza, ‘Maar na twee maanden staat zijn zoon al weer voor zijn deur. Hij herkent zijn eigen zoon gewoon niet meer, want zijn zoon heeft goed te eten gehad, mocht sporten en tv-kijken en is na die twee maanden helemaal uitgerust, omdat hij daar lekker geslapen heeft. In de gevangenis heeft hij een nog grotere bek gekregen en hij laat hij zich nu helemaal niks meer zeggen. Hij heeft meer status gekregen en hij komt terug in de buurt, bij dezelfde criminele vriendengroep.’
‘Een crimineel uit de buurt heeft me wel eens verteld, dat hoe langer hij zat, hoe meer geld er voor hem klaar lag, als hij weer vrij kwam,’ vervolgde Faiza haar relaas, ‘Van de diefstallen en roofovervallen die tijdens zijn verblijf in de cel door zijn maten worden gepleegd, wordt namelijk een deel voor hem op een aparte bankrekening gezet. Dus die criminelen hier hebben een soort boeven-WW opgezet. De ene keer gaat de één even een paar maanden voor schut en dan de ander weer een maandje. De jongens hier beschouwen die korte gevangenisstraffen gewoon als een klein bedrijfsrisicootje dat ze voor lief nemen. Ze kunnen weer even bijkomen in de bak en hebben als ze vrij komen een lekker spaarpotje opgebouwd.’
Lees ook de eerdere hoofdstukken.
Morgen in hoofdstuk 10 ‘Oude structuren slopen’ onder meer:
‘Een buurtregisseur, die al jaren in Overtoomse Veld werkte, vertelde me hoe hij in het tijdperk van Marcouch’ voorganger, de problemen tackelde. Een straatgroep zorgde voor enorme ‘overlast’ in de Jan Voermanstraat, een buurt pal naast de Mondriaanbuurt. De mocro’s hingen bij een paar buitenbankjes. Meer een zitgroep dan een hanggroep dus. Ze bedreigden en intimideerden bewoners, maakten veel lawaai, zopen en blowden tot diep in de nacht en pleegden ongetwijfeld tal van criminele feiten. Maar de buurtregisseur had een list bedacht om het ‘overlastprobleem’ op te lossen, dat door het toenmalige bestuur werd overgenomen. Het was een lumineus idee: De bankjes werden gesloopt. Maar het buurtcrapuul verdween natuurlijk helemaal niet, weet ik door lange journalistieke ervaring. ‘Waar waren ze dan gebleven?’ vroeg ik deze diender. Ze waren gewoon een straat verder gaan staan, vertelde de politieman lachend. Daar waren overigens geen bankjes. Er was dus een schijnoplossing bedacht, uitgevoerd en met overheidsgeld gefinancierd. Het overlastprobleem was helemaal niet opgelost, alleen een endje verplaatst en deze politieman vond dat nogal vermakelijk. Zo ging het jarenlang, zo gaat het in veel wijken in Amsterdam nog steeds heel vaak. Een andere vorm van criminaliteitsbestrijding in Slotervaart, was bijvoorbeeld het snoeien van struiken of het volledig slopen van alle beplanting, ‘zodat ze zich niet meer kunnen verschuilen’. Criminelen willen zich namelijk altijd ‘verschuilen’, vertelde de politiechef mij in vertrouwen: ‘Daarom dragen ze ook altijd die jassen met capuchonnetjes.’