Ahmed Marcouch, een politieke biografie

07-02-2014 13:51

dossier_marcouch_530
 

Marcouch moest bij de reorganisatie aanvankelijk veel weerstand overwinnen bij de jongerenwerkers, maar wist ze van zijn nieuwe visie te overtuigen. Toen Marcouch in 2010 vertrok bestond er een totaal andere aanpak en sfeer in ieder geval de twee jongerencentra die ik bezocht en waar ik met verschillende jongerenwerkers sprak. Veel van de jongerenwerkers waren uiteindelijk blij met de nieuwe wind die was gaan waaien. Ze hoefden niet langer de foute gasten binnen te halen of politie-agent te spelen en konden zich voor het eerst in al die jaren met echt opbouwend jongerenwerk bezig houden. 

De criminelen mochten dan weliswaar de jongerencentra niet meer in, maar ze waren natuurlijk niet ineens in de lucht opgelost. Dat was het probleem waar Marcouch zijn bestuursperiode lang mee te maken. Hij wilde de structurele criminaliteit aanpakken, maar had niets te zeggen over politie en justitie. ‘Dit zijn criminele jongens en die moeten gewoon de wijk uit en langdurig de gevangenis in. Dat betekent weer dat je de pakkans moet vergroten en de politie veel beter zijn werk moet gaan doen. Maar of dat gebeurt hangt voor een groot deel van de centrale stad af, van korpsbeheerder Job Cohen. Als ik tegen Cohen zeg dat dit tuig is dat we gewoon hard moeten aanpakken krijg ik te horen: “Nee. Dat is een stap te ver.” Dan ben ik uitgepraat. Dan kan ik ook niet verder.’

‘Ik ga er niet over’

Ik heb Marcouch nog nooit op een leugen kunnen betrappen, dus ga ik er vanuit dat deze observatie waar is. Dan moeten we constateren dat het natuurlijk toch wel heel opmerkelijk is dat de corpsbeheerder van één van de meest criminele steden in Nederland het handhaven van de wet en het bestrijden van zware criminaliteit een stap te ver vond. Amsterdam was volgens de Algemeen Dagblad-misdaadmeter van 2013 inmiddels zelfs de onveiligste stad van Nederland geworden en had vijfvoudig titelhouder Rotterdam van de troon gestoten.  

 

‘Die weerstand om ook maar een enkele stap in de richting van de oplossing van het drama van de groeiende jeugdcriminaliteit te zetten leeft heel breed merkte Marcouch in zijn bestuurlijke praktijk’

 

Marcouch legde zich daar dan ook niet bij neer. ‘Ik kan inderdaad zeggen: “de Mondriaangroep, daar ga ik niet over.” Over een hoop dingen ga ik inderdaad niet. Als stadsdeelvoorzitter heb je vrijwel geen bevoegdheden op dat vlak. Een bewoner in Slotervaart heeft wel eens tegen mij gezegd: “Meneer Marcouch, u gaat over de stoeptegels. Hou je daar maar mee bezig.”‘

‘Maar ja, ik ben niet voor het beheer van de stoeptegels in de politiek gegaan. Dan was ik wel ambtenaar gebleven. Ik heb ervoor gepleit om de jonge criminelen die nog te redden zijn op te sluiten in speciale inrichtingen, een nieuw soort TBS-maatregel, nadat ze hun gevangenisstraf hebben uitgezeten. Ik noem dat: Ter Beschikking stellen van het onderwijs, TBO. Dus oppakken, opsluiten in zo’n inrichting, behandelen, een paar jaar scholing geven  en niet meer loslaten tot ze een vak geleerd hebben en werk hebben gevonden. Er waren nogal al wat mensen binnen mijn partij die dat een goed idee vonden, maar ook daar is heel lang helemaal niets mee gebeurd.’

Ter beschikking stellen van het onderwijs

‘Het gaat om jongens die echt overal lak aan hebben, die mensen het bloed onder de nagels vandaan halen’, lichtte Marcouch toe. ‘Het gaat om de jonge jongens die al een enorm strafdossier bij justitie hebben opgebouwd, niet naar school willen en ook niet willen werken. Na hun celstraf moeten ze dan naar een onderwijsinternaat waar ze ook gedragstherapie krijgen. Pas als ze een diploma hebben gehaald en laten zien dat hun houding daadwerkelijk is veranderd mogen ze weer terug in de samenleving en niet eerder. Ik vind dat we de samenleving tegen dit soort types moeten beschermen en we moeten onorthodoxe maatregelen niet schuwen. Anders blijven we dweilen met de kraan open. Als we deze jongens niet uit de samenleving weghalen trekken ze hun vrienden en broertjes ook de afgrond in. Ze deinzen voor niets terug en hebben voor niemand respect, niet voor hun ouders, niet voor de imam en ook niet voor burgemeester Cohen.’

Later, toen Marcouch Kamerlid was heeft hij aan het kabinet Rutte voorgesteld om dit idee uit te werken en TBO als strafsanctie en bijzondere maatregel in het strafrecht op te nemen. De toenmalige bewindsman Opstelten heeft nooit iets gedaan met zijn voorstel om TBO in te voeren of het zelfs maar onderzocht.  

 

‘Het zijn geen ‘boefjes’, maar jongens die er niet voor terugdeinzen om een oude dame te beroven, haar tegen de grond te hengsten en vervolgens op straat uitgebreid te bepissen’

 

Staatssecretaris Fred Teeven kwam in 2013 wel met een wetsvoorstel gebaseerd op dit idee, maar in zijn voorstel ontbreekt vooralsnog een belangrijk element, namelijk het oprichten van speciale internaten of instituten voor dat doel, waardoor het niet zal gaan werken. Een essentieel onderdeel van Marcouch’ plan is namelijk dat de jongens in een gesloten instituut zitten waar ze permanent gevolgd en gecontroleerd worden en waar strenge discipline heerst.

Een enorm belangrijk element van Marcouch’ plan is bovendien dat deze jongens nou juist niet meer in hun oude wijk terugkomen en uit het criminele straatmilieu worden getrokken, waar ze een groot risico lopen om weer in hun oude gedrag te vervallen doordat ze weer met hun criminele mattties gaan optrekken. Teeven wil juist het tegendeel, zo las ik in de Volkskrant: ‘Op die manier blijven ze in hun dagelijkse setting van wonen en onderwijs volgen, staat in het wetsvoorstel, en kunnen ze terugvallen op het sociale netwerk dat daarbij hoort. Let wel: daaronder worden geen criminele vriendjes verstaan.’ (Bron: de Volkskrant, 2 oktober 2010). 

De weerstand leeft heel breed

Die weerstand om ook maar een enkele stap in de richting van de oplossing van het drama van de groeiende jeugdcriminaliteit te zetten leeft heel breed, merkte Marcouch in zijn bestuurlijke praktijk. Maar de ontkenning en het bagatelliseren van dit drama tref je in veel echelons aan. Dat begint al bij het woordgebruik.

Beleidsmakers en ook vrijwel alle journalisten blijven hardnekkig de begrippen ‘hangjongeren’ en ‘probleemjeugd’ gebruiken,terwijl het heel vaak gaat om zeer geweldadige criminelen die gewapende overvallen, autokraken en inbraken plegen en zich met grootschalige drugshandel bezighouden. Het is heel opvallend dat er in de media bovendien heel vaak verkleinwoorden worden gebezigd als ‘Marokkaantjes’, ‘rotjongetjes’, ‘schoffies’, ‘boefjes’of ‘criminele vriendjes’, alsof het hier een lastig lilliputtervolkje betreft dat je in een lucifersdoosje kunt schuiven en affakkelen.

Door de verhalen die ik in de wijk en op het stadsdeel hoorde en door domweg goed de kranten te lezen, weet ik dat dit grotendeels een vals beeld is.

Juwelier of sigarenboer doodschieten

Het gaat heel vaak niet om de Pietje Bell’s van deze tijd, om jongens die kwajongensstreken uithalen zoals een voetbal door een ruitje schieten. Het zijn geen ‘boefjes’, maar jongens die er niet voor terugdeinzen om een oude dame te beroven, haar tegen de grond te hengsten en vervolgens op straat uitgebreid te bepissen. We hebben het over jongens die fietsende Hollandse vrouwen op de scooter van hun handtas beroven en hen zonder mededogen twintig, dertig meter over het asfalt meesleuren, omdat ze hun tas niet willen loslaten. We hebben het over jongens die tijdens een gewapende overval bij Blokker een winkelmeisje aan haar haren tien meter over de vloer door de hele zaak heen trekken om haar te dwingen de kluis te openen. We hebben het over jongens die met zijn drieën een 69-jarige vrouw tegen de grond schoppen omdat ze haar handtas niet wil loslaten. We hebben het over jongens die, zonder met hun ogen te knipperen, een juwelier of sigarenboer doodschieten voor een paar honderd euro uit de kassa.

Onze zogenaamde hangjeugd

‘Als jij als politicus of journalist hier niet woont en in jouw veilige wijk op afstand zit,’ zei Marcouch daarover, ‘dan kun je dat inderdaad allemaal makkelijk relativeren en zeggen: “Ach het zijn maar hangjongeren die wat lawaai maken. Wat is het probleem eigenlijk?” Maar als je in Overtoomse Veld of de Staalmanpleinbuurt woont, je met de dood wordt bedreigd en je auto drie, vier keer vernield wordt, dan valt er niks meer te relativeren. Ik zie die werkelijkheid wel, maar ik moet dat voortdurend uitleggen aan de politici die het beleid bepalen,want die weten dat gewoon niet.’

‘Ik heb daarom ook bij een hoorzitting in de  Tweede Kamer gezegd dat we van dat woord hangjongeren echt af moeten. Dat woord dekt inderdaad de lading helemaal niet. Bij hangjeugd gaat het om jongens die zich vervelen en rondhangen. Maar ik heb het over jongens die op een zestiende al veelpleger zijn en honderden misdaden op hun geweten hebben. Ik heb het over jongens die moorden plegen op winkeliers en talloze gewapende overvallen hebben gepleegd. Dat is onze zogenaamde hangjeugd. Die kun je niet aanpakken door daar een keer een goed gesprek mee te gaan voeren.’  

 

‘De mensen die bepalen wat er in onze samenleving gebeurt vinden het kennelijk zelfs al een stap te ver om de dingen bij hun naam te noemen’

 

Marcouch pleitte ervoor dat de strafrechter het hele dader-cv van criminelen in een strafzaak bij de beoordeling van de feiten ging betrekken en meewegen. ‘De strafrechter moet het hele dossier van zo’n jongen bekijken, inclusief de getuigenissen van de professionals en zijn omgeving en niet alleen dat ene feitje waar hij toevallig een keer voor gepakt wordt. Dat gebeurt nu niet en dat moet veranderen. Maar het is een lastig onderwerp om aan te kaarten want je ziet hoeveel moeite het alleen al kost om duidelijk te maken over wat voor een tuig we het hier hebben.’

‘De mensen die bepalen wat er in onze samenleving gebeurt vinden het kennelijk zelfs al een stap te ver om de dingen bij hun naam te noemen. Terwijl dat benoemen nog alleen maar het begin is. Dat ik dat woord tuig gebruik,is blijkbaar erger dan de werkelijkheid die ik ermee beschrijf. Dat zegt toch wel heel veel over de samenleving waar we nu in leven, althans over de politieke elite die dat voor ons uitmaakt. Niemand in de politiek wil toegeven dat we enorm falen in het aanpakken van het tuig. Maar de burgers zijn het echt zat.’

 

Lees de andere hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.