Don Arturito’s Amazing South American Porco Loco Mambo Jambo Post

08-02-2014 13:11

Hoe koempel Don Arturo de bruine schacht van Potosi nam.

Kom maar op met die bruine schacht!

 Ik heb altijd al een zwak gehad voor mijnwerkers: Huub Stevens, Frans Timmermans, Arthur Scargill, Gordon en het voltallige mannenkoor van St. Rochus zijn echte kerels die als ze eenmaal in die bruine schacht kruipen volledig van elkaar afhankelijk zijn. Niets mooiers dan male bonding!

Het hoogtepunt van het gewroet in de kolen en de giftige gassen in Sjengland was natuurlijk het gemeenschappelijk gebadder en het traditionele vlaaitrekken als men weer bovengronds was.

Overigens wil ik er op wijzen dat er met name in Limburg wel heel veel aandacht wordt geschonken aan de hoax van de stoflongen maar nooit aan het leed van de Surinaamse koempels. Velen van deze koene mannen gaven hun leven voor de gouverneur in Maastricht maar denk maar niet dat je daar iets van terugvindt in de annalen van de geschiedenis der Staatsmijnen. Ik heb gelukkig een fotootje kunnen vinden, als bewijs van het onbekende leed van de Surinaamse koempels. Ie sabie toch!

Surinaamse koempels in Limburg

Pero bueno. Ik heb in mijn aktievistiese tijd (toen ik nog voor kommunistiese bladen als Vrij Nederland en de Groene Amsterdammer werkte) eens over de mijnwerkers in Gelchenkirschen gerapporteerd. Nu moet je bij Duitse koempels denken aan een combinatie van de Tokkies, Barbie, Frans Bauer, vette worst en een zondvloed aan overigens prima bier. Met dat soort figuren moest ik dus de lift in, 2000 meter de grond in. Ik zat in die tijd nog flink aan de drugs en laat die nou net op zijn toen ik de schacht in moest! Ik had nog flink wat bruin ingeslagen in Amsterdam maar uit angst voor de Feldwebels had ik alles voor de grens al opgerookt in het toilet van de trein. Afkicken dus! Cold Turkey! Als u het allemaal niet gelooft, moet u het hier maar nalezen.  De reportage was er bijna niet gekomen, ware het niet dat ik net op tijd methadon hebben kunnen ritselen op het regio filiaal van Die Grünen.

Het is het saaiste verhaal dat ik ooit schreef dus ik heb liever dat u het niet leest. En nu ik het toch over verdovende druks heb: ik heb deze week een paginagrote condoleance in de NRC laten plaatsen vanwege het voortijdig heengaan van Philip Seymour Hofmann. Ik ken die narigheid van druks & dranks als geen ander en PSM was mijn favoriete acteur. Ik heb zijn naam wel wat kleiner laten afdrukken dan de mijne want hij kan het toch niet meer lezen.

Laat ik ter zake komen.

Ik was gisteren toevallig in Potosi. Wie kent dat pittoreske dorpke niet, op 9000 meter hoogte in de Boliviaanse Andes? Leest u even mee met Pikkiemedia?

Potosí is een stad in Bolivia, in het gelijknamige departement. Deze stad dankt zijn ontstaan aan de ontdekking van zilvererts in de Cerro Rico (Rijke Berg) in 1544. De stad Potosi ligt zeer hoog (4090 meter) en claimt de titel van hoogste stad ter wereld. Anno 2006 had de stad circa 140.000 inwoners.

Potosí werd in april 1545 gesticht onder de naam “Villa Imperial de Carlos V” door Juan de Villarroel. Het zilvererts werd direct op grote schaal ontgonnen, om als zilver naar Spanje te worden verscheept. Zeer waarschijnlijk is een groot deel van de “Zilvervloot“, die Piet Hein op de Spanjaarden buit maakte, uit Potosí afkomstig.

Omstreeks 1672 was de bevolking naar bijna 200.000 zielen gestegen en werd de stad met zijn vele kerken een van de grootste en rijkste vanZuid-Amerika. Er werd zelfs een Munt opgericht, de “Casa de Moneda”, om het zilver ter plaatse tot munten te slaan. Ook kwamen er waterreservoirs om de dorst van de uitdijende bevolking te lessen.

Schitterend toch, die Nederlandse invalshoek van Piet Hein? Het leek mij geen goed idee om op de bonnefooi de ingewanden van de Cerro Rico in te kruipen en bovendien had ik mijn goeie goed aan. Ik heb geen last van claustrofobie maar zonder lampje op je helm wordt het toch lastig in zo’n bruine schacht. Overigens was ik eens op een illegale houseparty in de mergelgrotten van de Pietersberg en wel aan de Belgische kant. Ik had drie smiley’s, 2 gram coke en een slordige liter Coebergh Bessen in mijn mik en raakte op gegeven moment verdwaald. Uiteindelijk werd ik wakker in een schacht die tijdens de Koude Oorlog dienst deed als spionagebunker van de Amerikanen. Een normaal mens zou er spelonkenvrees van krijgen maar ik heb het allemaal in mijn eentje verwerkt en ben er zelfs een beter mens van geworden, zij het lichtelijk anaal gefixeerd maar dat wist u al.

Boodschappen: staven dynamiet, zakken cocablaadjes en flesjes pure alcohol 

Ik was in het verre Potosi aangewezen op een gids, in dit geval Antonio. Ik kon ook mee met een groep Argentijnen maar die zijn altijd zeer luidruchtig, dragen gekke lamahoedersmutsjes zoals die vieze junk van de Red Hot Chille Peppers, die Vlo (leuk trouwens dat ze play back speelden tijdens de Superbowl), ze blowen de hele dag, ze hebben gekke sikjes en de meisjes zijn vergeven van de piercings, herpes en de chlamydia, en vooral de meisjes uit de wijk Boca in Buenos Aires.

Mi amigo Antonio

Antonio stonk net als de meeste Argentijnen enorm uit zijn muil en had dan ook maar twee tanden. Ik zei er in eerste instantie maar niks van en beschouwde het als couleur local. We hadden afgesproken dat de hele mijntoer drie uur zou duren, en dat voor het bedrag van 100 Bolivaanse Bolivars aka Bob’s. Voor een tientje euri had ik een vriendje. We moesten eerst naar een winkeltje waar ik nuttige zaken moest kopen voor de koempels die ik ging ontmoeten. Dat betrof staven dynamiet, zakken cocablaadjes en flesjes pure alcohol. Tonio zei trots dat dit de enige plek van Zuid-Amerika was waar dynamiet gewoon legaal over de toonbank ging. ‘We krijgen hier de hele dag terroristen over de vloer, dat begrijp je wel, Don Arturo.’ Hij dacht dat ik ging schaterlachen vanwege deze oubollige gidsengrap maar ik zei gevat: ‘volgens mij heb je per ongeluk eens zo’n staaf aangezien voor een sigaret gezien de erbarmelijke staat van je gebit.’

‘Gaan we nou nog naar de mijn, Toni’ begon ik te jengelen. Dat bleek dus niet het geval want we moesten eerst nog werkkleding voor mij uitzoeken. Ik kreeg een keigeil geel regenpak dat volgens Tonio voldoende bescherming gaf tegen de asbest die welig tierde in de buik van de Cerro Rico. Verder kreeg ik nog een paar stoere regenlaarzen en een helm met een lamp zodat ik er uit zag als een van die kerels van de Village People. Toen mocht ik meerijden met het winderige busje van de schoonmaakploeg van de Cerro Rico, een hele bijzondere ervaring!

Wie heeft er een windje gelaten

Wie heeft er een windje gelaten?

Voor we de mijn betraden vertelde Antonio dat er in drie eeuwen tijd onder de wrede heerschappij van den Spanjool zes miljoen indianen waren overleden in de zilvermijnen, vanwege stoflongen en dwangarbeid. Ik begon te rekenen en zei dat het per eeuw best meeviel, qua gemiddelde. En ze waren niet voor niets gestorven want Piet Hein roofde dat zilver weer van den Spanjool en wij hebben daar vervolgens hele goeie dingen mee gedaan en Jan Pronk heeft een boel van die zilvercentjes weer terug gebracht naar Zuid-Amerika via de Gast aan Tafel-kalenders van de NOVIB. 

Geile kerels

Bovengronds karretje vol giftige rotzooi

We waren amper drie minuten in de schacht toen Toni vroeg of ik bang was. Ik zei van niet maar dat ik het wel zou worden als hij nog langer in mijn arm bleef knijpen. Ik had het eigenlijk wel gezien na een kwartier maar we moesten nog twee uur! Een paar keer werd ik bijna geplet door een kiepwagentje vol giftige rotzooi. De jongens die het karretje de godganse dag op en neer reden, kregen maar liefst 120 Bob’s per dag, drie keer zoveel als het miniuminkomen. Ik zei tegen Antonio dat het me een leuke en vooral boeiende baan leek, om niet te zeggen een uitdaging. In zo’n berg is altijd wel wat te beleven, je hebt geen last van de regen en veel van die gassen moeten immers toch ook een heilzame werking hebben?

El Tio, een soort demoon met een dikke pik en enorme hoorns

En dat asbest slecht voor de mens was, nou, dat was allemaal propaganda van de Joop en Groen Links maar daar had Antonio nog nooit van gehoord. Toen kwam het hoogtepunt van de toer! In een hoekje stond een angstaanjagend beeld van El Tio, een soort demoon met een dikke pik en enorme hoorns. Er volgde een totaal onsamenhangend en warrig verhaal waaruit ik het volgende destilleerde: de mijnwerkers maakten iedere dag een plengoffer met de alcohol (waarvan ik eerder wat flesjes had gekocht in de touristtraptoko) en strooiden dan cocablaadjes over de voeten en handen en pielemuis van El Tio. Vervolgens brabbelden ze dan allerlei abracadabra in de indianentaal en dat moest helpen tegen stoflongen, ontploffingen, instortende mijnen en wat dies meer zij. Ik zei tegen Antonio dat ik het maar heidense poppenkast vond en bovendien een verspilling van de alcohol en de coca.

dark room

De dark room

‘Weet je wat helpt, goede vriend’, zei ik in al mijn waarachtige en oprechte goedheid en met het volste vertrouwen in de Boliviaanse medemens? Een lied tegen het boze oog dat ik ooit heb geleerd in Limburg, toen ik nog retenjong was bij dagblad De Limburger! En daar begon ik te zingen, in die enge, benauwde mijn.

Zij dalen in donkere schachten

Waar nooit eens ‘n zonnetje lacht,

Zij zwoegen er dagen en nachten

Terwijl hun gezin angstig wacht.

Het zwarte goud van onze mijnen

Lokt jong en oud diep in de schacht,

Daar zal voor hen geen zon meer schijnen

Want in de mijn regeert de nacht,

Glück auf, Glück auf, klinkt hun groet

Glück auf, kameraad, ‘t ga je goed.

En diep in de schacht van de aarde

Waar menig gevaar wordt doorstaan,

Ontluikt als een blijvende waarde

‘n Vriendschap die nooit zal vergaan.

Al zijn het nu slepers of houwers

Die kompels daarginds in de mijn,

Ze vormen de moedige sjouwers

Waar iedereen trots op kan zijn.

Ik moest er een beetje van huilen, van die tekst, en toen mijn stem nog nagalmde door de mijn zag ik dat er honderden kompels op mijn gezang waren afgekomen. Ze moesten allemaal huilen en we vielen elkaar in de armen. Ik moest en zou mee naar het badhuis na de shift en daar zal ik u een volgende keer verslag van uitbrengen. Alaaf!

mijnwerkerssauna

Rust, reinheid en regelmaat