Ahmed Marcouch, een politieke biografie

10-02-2014 13:56

dossier_marcouch_530
 

‘Niemand in de politiek wil toegeven dat we enorm falen in het aanpakken van het tuig. Maar de burgers zijn het echt zat,’ constateerde Marcouch aan het slot van het vorige hoofdstuk. De centrale stad, de gemeente Amsterdam, was in het jaar dat Marcouch bestuurder werd al enige tijd bezig om een oplossing te zoeken voor de hardnekkige overlastgroepen en criminele jeugdbendes in de hele stad. Veel andere Amsterdamse stadsdelen kampten, naast Slotervaart, met hetzelfde probleem. ‘De overheid in Amsterdam en in veel andere gemeentes in Nederland hebben al jarenlang geen enkel idee hoe ze het immense probleem van de jeugdcriminaliteit moeten gaan oplossen,’ vertelde mijn welingelichte anonieme bron Frost. 

 ‘Alleen al in Amsterdam stoppen ze een paar duizend van die jongens in één of ander traject. Waarom? Omdat ze denken dat ze op één of andere manier toch nog betere mensen van die criminelen kunnen maken. Dat blijkt dus totaal niet te werken. Van negentig procent van de welzijnsorganisaties in Amsterdam kan sowieso niet aangetoond worden dat ze enig resultaat boeken. Dus de gemeente is toe aan een radicale herziening van dat beleid.’

 

‘Van negentig procent van de welzijnsorganisaties in Amsterdam kan sowieso niet worden aangetoond dat ze enig resultaat boeken’

 

‘Maar ze weten absoluut niet wat ze dan moeten doen. Je moet dus gewoon de weg op van stevig toezicht, repressie en controle. We moeten het hele idee laten varen dat we van die jongens nog betere mensen kunnen maken. Ik ben er net als Marcouch rotsvast van overtuigd dat hulpverlening door de welzijnssector absoluut niet helpt. Zelfs niet voor die hele jonge jongetjes. Als ze acht zijn kun je ze nog bereiken. Maar bij de groep criminelen waar we het over hebben, is veertien jaar eigenlijk al te oud weten we nu uit recent neurologisch onderzoek. Alles wat je na hun veertiende doet op het vlak van gedragsbeïnvloeding is eigenlijk verspilde energie en weggegooid geld.’

Hardekernjongeren

Het duurde even maar in januari 2014 bleek dat ze op het stadhuis ook tot dit inzicht waren gekomen. ‘Alleen door op de basisschool al in te grijpen is te voorkomen dat honderden jongeren in de stad uitgroeien tot zware, gewelddadige criminelen,’ schreef journalist Paul Vugts op 4 januari 2014 in Het Parool. ‘Dat blijkt uit onderzoek door de GGD naar jongeren in de Top 600.´

Deze conclusie was gebaseerd op onderzoek van de dossiers van tweehonderd jongens uit de Top 600 van jonge veelplegers. In Vugts´ artikel stonden een aantal schokkende statistieken: ’98 procent van de jongens gebruikte al vroeg geweld; 77 procent deed dat in groepsverband en stond te boek als “hardekernjongere”. 99 procent heeft een slecht ontwikkeld geweten; 89 procent voelt weinig of geen empathie; 86 procent is impulsief en kan agressie niet beheersen. Gemiddeld hebben de jongens een IQ van 80. Velen zijn zwakbegaafd.’

De wettelijke taak van politie en justitie

Voor dat ingrijpen op hele jonge leeftijd was Het Amsterdamse Preventief Interventie Team (PIT) opgezet ‘waarin specialisten uit vele geledingen zich nu 2,5 jaar richten op “risicokinderen” op basisscholen en boekt goede resultaten. Driekwart van de 535 kinderen die het PIT begeleidt, gedraagt zich (veel) beter op school. Tal van gezinnen die zorg meden, hebben na lang aandringen toch hulp aanvaard.’

Of het Interventie Team werkelijk resultaten boekt kan ik niet beoordelen . Maar voor de jongens vanaf twaalf, dertien en veertien jaar blijven alleen de hierboven al genoemde repressie, stevig toezicht en controle over als methodes om deze jongens aan te pakken. Dat was toen en is nog steeds de opvatting van zowel Frost als Marcouch. Dus handhaven, rechercheren, bewijs verzamelen, criminelen oppakken, vervolgen, goede strafdossiers samenstellen, voor de strafrechter brengen en stevig straffen. Kortom: de wettelijke taak van de politie, justitie en de rechterlijke macht.

Houding van de politietop, het fundamentele probleem

Maar in 2006 en de jaren daarvoor, ‘bleek dat de Amsterdamse politietop gewoon helemaal geen boodschap had aan de bestrijding van “overlast” van jeugdgroepen,’ vertelde Frost. ‘Dat was echt verbijsterend natuurlijk, vooral omdat het in de praktijk vaak om puur crimineel gedrag gaat. Ze vonden dat de handhaving van de openbare orde een taak van het gemeentebestuur was. Die houding van de politietop is al jaren een groot fundamenteel probleem.’

 

‘We moeten het hele idee laten varen dat we van die jongens nog betere mensen kunnen maken’

 

De dienst Openbare Orde en Veiligheid van de gemeente Amsterdam besloot in 2006 om de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam (SAOA) op te zetten. De zogeheten straatcoaches werden geïntroduceerd in Amsterdam. De straatcoaches gingen als gevolg van een persoonlijke lobby bij toenmalig burgemeester Cohen, volgens het relaas van Marcouch zelf, als eerste in Slotervaart aan de slag. De Stichting ging in het stadsdeel pionieren en ontwikkelde in de straatpraktijk van Slotervaart een methode die in die jaren zeer succesvol bleek te zijn bij het aanpakken van de straatgroepen.

Straatcoaches

In het najaar van 2006 fietsten plotseling tien straatcoaches in koppels op snelle hybride fietsen door het stadsdeel. Toen ik ze de eerste keer zag leek het wel een droombeeld want je zag bijna nooit uniformen in de wijk, zelfs geen Leger des Heils-soldaten. Het waren brede sterke jongens, vaak getraind in vechtsporten, van verschillende etnische afkomst in uniforme grijs-zwarte kleding. De straatcoaches, die niet meer (opsporings)bevoegdheden hadden dan gewone burgers, spraken de straatgroepen aan op hinderlijk, agressief en intimiderend gedrag en stuurden ze weg. Ze werden uitdrukkelijk ingezet voor de bestrijding van ‘overlast’, in de praktijk een vaag containerbegrip, maar ze betrapten natuurlijk ook regelmatig jongens heterdaad op berovingen en inbraken en hielden die aan.

Daarnaast werden de foute gasten door de coaches op straat geobserveerd en stelden zij persoonlijke dossiers van de jongens samen. Die dossiers werden gebruikt door de gezinsbezoekers of ‘interventiemedewerkers’ van de Stichting, waarvan er veel van Marokkaanse afkomst waren. Zij zochten de ouders van de jongens die overlast bezorgden thuis op, volgden hen over een lange periode en pleegden zogeheten interventies. Zij konden bijvoorbeeld een curfew (een avondklok) opleggen.

Overlastgevende multiprobleemgezinnen

Als jongens met zo’n opgelegde curfew om acht uur ‘s avonds dan nog op straat werden aangetroffen werd hun vader opgebeld om zijn zoon te komen halen. Desnoods werden ze thuisgebracht door de straatcoaches. De overlastgevende multiprobleemgezinnen werden aangepakt.

Er kwam later nog een ander project, de 8tot8-coaches die zo’n 140 jongeren van ’s morgens vroeg tot ’s avonds achter hun broek aan gingen zitten om te zorgen dat ze naar school of aan de slag te gingen. Op het stadsdeelkantoor werd het Netwerk 12plus opgericht om alle projecten en organisaties te coördineren. Door Marcouch werd Houssain Mouhmouh als coördinator van dat Netwerk aangetrokken, ook een Marokkaan en een voormalige politie-agent.

‘De politie stak geen poot uit’

Ik sprak met verschillende straatcoaches en SAOA-directeur Jack van Midden over die beginperiode. De eerste acht maanden mochten de straatcoaches de ergste buurt, de Mondriaanbuurt, om een raadselachtige reden niet in van de politie. De eerste twee jaar werkte de politie nauwelijks mee, volgens zowel Jack van Midden, Frost en Marcouch. ‘Toen de straatcoaches begonnen werden ze vaak aangevallen door de Marokkaanse jongens,’ vertelde een goed ingevoerde beleidsambtenaar op het stadsdeelkantoor. ‘De politie stak geen poot uit. Maar als de jongens stenen naar het politiebureau gooiden of ze tegen het politiebureau stonden te pissen belde de politie de straatcoaches om het op te lossen. Het was echt ongelooflijk.’

In dat eerste halfjaar waren er veel harde confrontaties, herinnerde directeur Jack van Midden zich nog heel goed. Er waren meerder pogingen tot doodslag op de coaches. Als criminelen op heterdaad werden betrapt verrichten de coaches zelf aanhoudingen. ‘Dat gebeurde in die eerste maanden heel vaak,’ vertelde Jack van Midden, zelf ook een voormalige politieman die jarenlang in de Bijlmermeer werkte. ‘Het straattuig ging natuurlijk kijken hoe ver ze konden gaan. Zij vonden dat ze de baas waren, lieten zich niet zomaar verdrijven en pleegden gewoon keiharde misdrijven onder de ogen van de straatcoaches. Zoals inbraken in auto’s, het plegen van vernielingen en het beroven van winkels.’

Voortdurend uitgescholden en bedreigd

‘Een hele groep liep dan bijvoorbeeld een winkel binnen, trok een paar kledingrekken leeg en liep weer rustig naar buiten. Toen ze merkten dat ze door de straatcoaches steeds aangehouden werden zag je de overvallen meteen dramatisch afnemen. Ja, een harde aanpak helpt wel degelijk. Tot dat moment hadden ze gewoon jarenlang hun gang kunnen gaan natuurlijk.’

 

 ‘Toen de straatcoaches begonnen werden ze vaak aangevallen door de Marokkaanse jongens’

 

‘In die begintijd hebben we met opzet allemaal van die enorme gasten ingezet,’ vertelde Jack van Midden. ‘Er waren toen vijf koppels actief. Hele brede jongens met enorme handen, vaak vechtsporters. Dat deden we om te laten zien dat we ze echt gingen aanpakken. In dat eerste half jaar werden de straatcoaches voortdurend uitgescholden en bedreigd, maar er was ook regelmatig sprake van zwaar fysiek geweld. Verschillende keren zijn straatcoaches door grote groepen Marokkanen aangevallen.’

Mondriaanbuurt

Toen de straatcoaches een deel van de buurten onder controle hadden werden zij vanaf april 2007 ook actief in de beruchte Mondriaanbuurt, de bakermat van de ergste criminele groep. ‘Daar zat en zit natuurlijk het ergste schorem. Hier begon het circus opnieuw. We moesten weer per straat de buurt veroveren en ondervonden veel weerstand, zowel verbaal als fysiek. Het was een vast patroon dat zich aftekende. Dat hebben wij hier in Slotervaart allemaal geleerd. Als wij komen krijg je eerst agressie en fysieke confrontaties. Daar moet je doorheen en je rug recht houden. Na een half jaar houdt dat op en wordt het rustig. We hebben nu al een hele tijd geen fysiek geweld meer meegemaakt. Maar dat uitschelden is altijd gebleven dat is gewoon nog steeds dagelijkse praktijk.’

 

Lees hieronder de casus ‘Flikkers en snitches’ over de harde confrontaties en vijandige sfeer toen in de wijk.

 

Casus: Flikkers en snitches

 

Uit een rapportage van twee Marokkaanse straatcoaches in 2007 bleek hoe vijandig de sfeer in de wijk toen (nog) was. De coaches, die ik hier Mustapha en Mo noem, kwamen die dag tot elf uur ‘s avonds in totaal wel dertig straatgroepen tegen. Die groepen bestonden overwegend uit Marokkanen, een enkele negroïde groep en ook één groep Hollandse jongens in Nieuw-Sloten. Om tien over zes ‘s avonds begon een incident dat kenmerkend was voor de gespannen en agressieve sfeer in dat eerste jaar.

De straatcoaches zagen een Marokkaan, een Naf., de politie-aanduiding voor Noord-Afrikaan, hard wegfietsen en een andere Naffer snel wegrennen van een zwarte Audi A6 stationwagen in de Marius Bauerstraat, enkele minuten lopen van het politiebureau op het August Allebéplein.

Het alarm van de Audi loeide en de achterruit was verbrijzeld.

Je hoefde geen Sherlock te zijn om te vermoeden wat er was gebeurd. De coaches zetten dan ook de achtervolging in en hielden de Naffers aan in de naburige Thorn Prickerstraat. Op dat moment kwam een blijkbaar per mobiele telefoon gewaarschuwde groep van 25 Marokkaanse jongens per scooter naar deze straat gesneld, grendelde de straat af en sloot de straatcoaches in.

Eén van de verdachten slaagde erin om te ontsnappen. De twee coaches gingen achter hem aan en hielden hem weer aan in de Jan Vethstraat. Kort daarna werden de twee straatcoaches weer door de posse van 25 Marokkanen omringd die de coaches waren gevolgd en bedreigden hen. De coaches hadden inmiddels per portofoon alarm geslagen en andere straatcoachkoppels schoten hen te hulp. De sfeer werd steeds agressiever en heel dreigend, aldus Mustapha. Er werd geduwd, getrokken en gescholden. Eén van de Naffers wierp een steen naar collega Mo.

Pas een kwartier na het Code Rood-alarm arriveerde een surveillance-auto van de politie, aldus straatcoach Mustapha, ook al ligt het politiebureau op vijf minuten lopen van de plaats delict.

Terwijl de straatcoaches door de agressieve Marokkaanse meute werden bedreigd bleven de agenten echter nog minutenlang in hun auto zitten zonder in te grijpen.

Toen de agenten uitstapten lieten de straatcoaches de politie-agenten de gemolesteerde Audi zien. De steenwerper bedreigde straatcoach Mo openlijk in het Marokkaans: ‘Jij hebt een probleem jongen. Ik dreig je. Ga aangifte doen bij die flikkers die naast je staan. Denk je dat ik bang voor jullie ben? Jullie zijn allemaal flikkers en snitches.’
Volgens Mustapha werd deze Naffer door de agenten niet aangehouden, maar gingen zij ‘een praatje met hem maken’.

Uit het verhaal van straatcoach Mustapha bleek dat de verdachten van de auto-inbraak niet werden aangehouden. De geweldpleger en bedreiger werd ook niet aangehouden. De straatcoaches werd bovendien niet naar een getuigenverklaring of aangifte gevraagd van de auto-inbraak.

 

Lees alle andere hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.