Labelen, we doen het allemaal. In principe heeft alles dat afwijkt van het ‘normale’ een label: groen, bewust, skater, ADHD’er, lesbisch. Het is logisch dat we dat doen, sterker nog, het is zelfs natuurlijk. We doen het om overzicht te creeën in ons hoofd, om iets herkenbaar te maken voor onszelf. Maar wat als we er in doorslaan, wat als het labelen ons doen en laten verandert?
Ik was acht toen bij mij de diagnose ADHD werd vastgesteld. ‘Jij bent wat drukker in je hoofd dan anderen.’ Werd mij verteld. Oh, daar merkte ik dan niets van. Ik kreeg medicatie, die aansloeg volgens de psychiater. Drie maal per dag een pilletje. Dat ik er ongelukkig van werd, en me ontzettend opgejaagd voelde, kwam volgens hem door de ADHD. Oh ja, en ten slotte zat ik ook al een beetje in de puberteit. Allemaal heel normaal. Op mijn veertiende vond ik het genoeg en stopte stiekem met de medicatie. Toen ik daarna moeiteloos mijn schooljaar haalde, werd de diagnose ADHD van tafel geschoven. Als ik mijn schooljaar makkelijk zonder medicatie haalde, had ik zéker geen ADHD, vonden de artsen.
Maar wie ben ik dan? Dacht ik bij mezelf. Het voelde ontzettend naar om opeens toch geen beperking te hebben, om ‘normaal’ te zijn. De afgelopen jaren had ik me achter mijn label verscholen. Als iets niet lukte, dan kwam dat vast omdat ik ADHD had. Dat was ook wat de hulpverleners mij vertelden. De reactie van anderen bepaalde voor een groot gedeelte ook hoe ik ermee omging. Op mijn dertiende werd mij verteld dat ik niet te positief moest zijn. Studeren? Dat zou misschien wel nooit lukken. Ik had meer structuur nodig, en dat heb je niet op zo’n grote school.
Ik vond het verschrikkelijk. Verschrikkelijk dat er constant van te voren werd aangenomen dat ik iets niet kon, alleen maar omdat mijn hersenen een beetje anders werkten dan die van anderen. Daardoor raakte ik diep in de put. Wat mij betreft een typisch voorbeeld van stigmatiseren. Ik moest als het ware strijden voor mijn recht om anders te zijn dan de maatschappij. Ik moest me constant verdedigen. Daarom besloot ik om te stoppen met vertellen dat ik ‘een beetje anders’ was. Mensen keken me toch maar raar aan, en dat vond ik zelf niet eens zo gek. Het was toch ook raar?
Toen ik ouder werd en ik ineens toch geen ADHD had, merkte ik pas hoe erg ik mezelf blokkades op had gelegd. Ik legde de lat hoger voor mezelf, en het lukte me om aan mijn eigen maatstaven te voldoen. Ik haalde mijn diploma en begon met een studie. Als iemand nu aan mij vertelt dat hij ‘iets’ heeft, behandel ik hem of haar net als ieder ander, want dat zijn ze ook. En daardoor zien ze misschien zelf ook wat ze in huis hebben.