Ahmed Marcouch, een politieke biografie

12-02-2014 14:03

dossier_marcouch_530

In december 2010 stuurde een diep verontwaardigde indo Marcouch een verhaal dat typerend is voor de manier waarop het justitiële systeem, zelfs als het in beweging komt, in feite toch enorm faalt. Deze indo schreef over zijn twee oude Indische tantes, die op dat moment, respectievelijk 90 en 92 jaar oud waren. De tantes kwamen 56 jaar geleden berooid uit Indonesië naar Nederland. In Nederland bouwden de tantes een nieuw bestaan op. Ze haalden hun diploma’s, werkten hun leven lang als secretaresse, voorzagen in hun eigen onderhoud en spaarden 52 duizend euro voor de oude dag.

Indische tantes

In de jaren zestig trokken de zussen in een flat in Slotervaart. Binnen enkele decennia zoals hiervoor al gememoreerd veranderde hun buurt dramatisch. Van een keurige buurt met voornamelijk jonge Nederlandse middenklassegezinnen die werkten, veranderde de buurt in een allochtonengetto met vrijwel uitsluitend gezinnen die in overgrote meerderheid niet in hun eigen inkomen voorzagen, enorm veel kinderen hadden en waarvan een aanzienlijk deel van de zonen ook nog eens beroepscrimineel was. 

De tantes, die 4-hoog in een flat zonder lift woonden, hadden daar geen probleem mee volgens de neef, ook al durfden zijn tantes de laatste tien jaar niet of nauwelijks meer hun eigen huis uit vanwege de ‘hangjongeren’ voor hun deur, zoals de neef in volstrekte tegenspraak daarmee, zelf constateerde.  De tantes hadden ‘goed contact’ met hun buren op hun trappenhuis: twee Marokkaanse gezinnen en één Turks gezin. Dat waren ‘lieve’ mensen die ook wel eens boodschappen voor ze deden, toen de dames slecht ter been werden. December 2008 was één van de tantes invalide geworden na een valpartij en naar een verzorgingstehuis vertrokken. De andere tante woonde sindsdien alleen op 4-hoog en was volledig afhankelijk van de thuiszorg en de familieleden.

Lieve buurjongen

Gelukkig was er ook nog een Marokkaanse buurjongen van twintig jaar die ‘heel lief’ zijn diensten aanbod. Deze jongen won het onvoorwaardelijke vertrouwen van tante door de post te brengen, boodschappen te doen en later ook door zogenaamd muizen voor haar te vangen, die tante heel griezelig vond. Tante vond de Marokkaanse buurjongen ‘een schatje’ en sloeg de waarschuwingen van haar familieleden om deze jongen niet te vertrouwen, in de wind. Het schatje kwam regelmatig over de vloer en als hij muizen ging vangen, moest tante even naar de keuken. Op die momenten, bleek later, stal hij haar bankpassen en pincodes, verstopt in aparte tasjes. Toen de oude dame merkte dat ze geen bankafschriften meer ontving, kreeg ze toch argwaan. De afschriften werden door de buurjongen onderschept. Toen haar familieleden bij de bank informeerden, bleek dat de buurjongen tantes rekening  met 52 duizend euro, over een periode van drie maanden, volledig had leeggetrokken. De camerabeelden bij de geldmachine leverden het bewijs. Tantes behulpzame buurjongen werd door de politie opgepakt. Hij bekende, maar werd diezelfde avond weer vrijgelaten in afwachting van zijn strafzaak. Dit lijkt bizar en onacceptabel, maar dit is de standaard gang van zaken in Nederland. Veel rechters commissarissen beslissen dagelijks dat verdachten van zelfs zware mishandeling of gewapende overvallen, vrij komen in afwachting van hun proces.

Als hij over nog eens twee jaar de 52 duizend euro niet had terugbetaald, dan zou hij alsnog een tijdje moeten zitten.

Toen de neef aan Marcouch schreef, liep de rekeningrover al twee jaar vrij en ‘vrolijk’ rond. Hij reed op een gloednieuwe scooter, had allerlei ‘luxe spullen’ aangeschaft. Van het gestolen geld was nog geen cent terug betaald. De jongen zag zichzelf, volgens de neef als slachtoffer, want hij was ontslagen en kon geen ‘verklaring van goed gedrag’ meer krijgen. Ongetwijfeld wegens gebrek aan ‘goed gedrag’. Zijn broer zat ook in het complot en hun moeder deed of haar neus bloedde en zat de hele dag televisie te kijken op een fonkelnieuwe flat screen-tv. 

Na twee jaar de strafzaak

De Marokkaanse buurjongen had een pro deo-advocaat in de hand genomen die hem geadviseerd had ‘niets te betalen, zolang de rechtszaak nog liep’. Door een procedurefout van het OM en doordat de ‘verdachte’ een keer niet op de zitting verscheen, vond de  afhandeling voor de strafrechter pas twee jaar na de diefstal plaats. Bij deze derde zitting werd eindelijk een vonnis geveld door de strafrechter. De Marokkaanse buurjongen werd als first offender, ook had hij al drie eerdere ‘politiecontacten’, tot een taakstraf van – jawel – 240 uur veroordeeld.ANP-1000_22015094

Daarnaast liep er een ‘ontnemingvordering’ tegen de buurjongen. Als hij over nog eens twee jaar de 52 duizend euro niet had terugbetaald, dan zou hij alsnog een tijdje moeten zitten. Vier jaar na de daad. Maar de neef verwachtte dat de definitieve afronding nog veel langer ging duren, omdat de buurjongen op aanraden van zijn advocaat in hoger beroep was gegaan tegen zijn taakstraf. De neef wist eigenlijk wel zeker dat zijn tante naar de halve euroton kon fluiten, aangezien de buurjongen het geld in razend tempo had opgemaakt en hij zelf geen helemaal geen inkomen genereerde.

‘Waarom haten ze hulpeloze hoogbejaarde Nederlandse vrouwen die hen nooit een vlieg kwaad hebben gedaan? Wat gebeurt hier?’  

‘Hoe is het mogelijk dat deze allochtone jongen, zijn gezin en zijn omgeving zo volstrekt onverschillig staan tegenover het lot van oude autochtone mensen?’ vroeg de neef zich verontwaardigd af. ‘Geen enkel berouw, geen enkele poging om het weer goed te maken door iets terug te betalen, maar wel rücksichtslos gebruik maken van alle juridische ontsnappingswegen die hem ter beschikking staan. Hoe diep zijn deze mensen gezonken? Wat is er met deze mensen gebeurd dat ze collectief zwijgen en de andere kant op kijken? Waarom haten ze hulpeloze hoogbejaarde Nederlandse vrouwen die hen nooit een vlieg kwaad hebben gedaan? Wat gebeurt hier?’

Volstrekt inadequaat rechtssysteem

Neef beklaagde zich ook over ons ‘volstrekt inadequate rechtssysteem’. Hij vond het onbegrijpelijk dat de buurjongen onmiddellijk na zijn aanhouding weer was vrij gelaten en nog steeds vrij rondliep, vooral omdat het hier bewijsrechtelijk een zeer eenvoudige zaak betrof. De feiten stonden vast. De bankrekening was leeg geroofd. Er waren camerabeelden van de pinnende ‘verdachte’ en ook een bekentenis van de ‘verdachte’. How hard can it be? Hij kon er met zijn verstand niet bij dat de berechting van de jonge crimineel zo lang op zich liet wachten en dat de buurjongen in eerste instantie slechts tot een taakstraf was veroordeeld door de rechter. Hij vond het heel navrant dat het slachtoffer, zijn tante, geheel buiten spel stond, al haar spaargeld kwijt was en zich gedwongen had gevoeld om ook haar woning te ontvluchten, omdat ze zich thuis niet meer veilig voelde. Ze woonde nu in hetzelfde verzorgingstehuis als haar zus. Hij noemde deze rechtsgang een ‘misstand’. ‘Het is schrijnend om te zien hoe een beschaafd leven op het eind nog kan worden verwoest,’ schreef hij over zijn tante.

De neef dacht dat het drama dat zijn tante overkwam uitzonderlijk was, maar dat is het helemaal niet. Dit is de normale gang van zaken in ons land. De situatie is eigenlijk nog veel dramatischer, want slechts een fractie van de daders van geweldsmisdrijven, overvallen, inbraken en diefstallen wordt gepakt. Daarvan wordt maar een heel klein deel opgelost en nog kleiner deel leidt tot een veroordeling bij de strafrechter die dan meestal ook nog eens uitmondt in een klein tikje op de neus. Zie het hoofdstuk  De falende rechtsstaat verderop in het boek. Als je in Nederland slachtoffer wordt van criminaliteit, heb je van de overheid en justitie helemaal niets maar dan ook niets te verwachten.

Lees alle hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.

dossier_marcouch_530

Repressie helpt

Die terugval – zie het einde van het vorige hoofdstuk – na de jarenlange succesvolle aanpak van de Stichting Aanpak Overlast Amsterdam, is natuurlijk om heel somber van te worden. Maar zo gaat het in het taaie bestuurlijke bedrijf. ‘Eén stap vooruit, twee stappen achteruit. Dat is waar ik al heel mijn leven mee te maken heb,’ was Marcouch’ droge commentaar. Hij was toen al ruim een jaar geen bestuurder meer, maar Kamerlid dat binnen de fractiediscipline moest meedraaien. De wereld van woordvoerderschappen, elkaar vliegen afvangen, nota’s, Kamervragen, fractiediscipline, moties en amendementen.

Maar de teloorgang ging hem natuurlijk wel heel erg aan het hart. Daarvoor was hij niet de politiek ingegaan. Hij had er indertijd weinig over te zeggen, hij kon alleen maar proberen te sturen en te stimuleren, maar nu al helemaal niet meer. Marcouch was op dat moment wel aan het lobbyen bij de centrale stad om te zorgen dat in ieder geval het huidige minimale aantal straatcoaches op peil bleef.

Marcouch haalde een deel van zijn motivatie uit de ontmoetingen met burgers die de terreur van criminelen en overlastplegers beu waren, die zwaar in de penarie zaten, die vaak echt wanhopig waren en merkten dat hun eigen bestuurders en de politie maar niet in beweging kwamen. Die burgers zagen in Marcouch een bestuurder die hun misère en wanhoop wel waarnam, die misschien ook niet altijd dé oplossing had, maar in ieder geval probeerde er wat aan te doen en in actie kwam. Ze stuurden e-mails en gewone brieven waarin ze Marcouch om hulp of bemiddeling bij overlast en conflicten vroegen. Soms waren het gewoon noodkreten, vaak van burgers die in heel andere Amsterdamse stadsdelen woonden, waar Marcouch natuurlijk al helemaal niets te zeggen had.

Marcouch ging als er een overval was gepleegd in zijn stadsdeel, bijna altijd zelf naar de slachtoffers toe om ze een hart onder de riem te steken. Maar hij probeerde ook door er tamtam over te maken in de media zaken in beweging te krijgen. Soms kon hij bestuurders, politie en justitie tot actie bewegen via de publiciteit. ‘Ik zie nog steeds de machteloosheid bij heel veel bestuurders,’ zei hij vaak, ‘Ze staan met hun handen in de lucht en roepen: “We kunnen niks. We hebben geen bevoegdheden.” De overheid kan niets? Nou dan kunnen we wel gaan inpakken. Met dat verhaal kun je gewoon niet aankomen bij de burgers. Wie moet ze dan helpen? Die machteloosheid moet doorbroken worden. Ga weg achter dat bureau. Kom in actie.’

Ook toen Marcouch al uit Slotervaart was vertrokken en Tweede Kamer-lid was geworden werd hij nog regelmatig benaderd. Uit het hele land, van Brabant tot Friesland. Door Hollandse bewoners in Ede die zuchtten onder Marokkaanse overlastgroepen, door Molukkers in de Culemborgse wijk Terweijde die een structureel conflict hadden en belaagd werden door een deel van de jonge Marokkanen in hun wijk, door Hollandse bewoners in het Friese dorp Hemelum, die jarenlang werden geterroriseerd door twee criminele Hollandse gezinnen en ook door de door Marokkanen belaagde allochtonen en autochtonen in Amsterdam Nieuw-West.

Vuurwerkterreur

ANP-1000_25448109Toen ik Marcouch begin 2011 uitgebreid interviewde, had hij kort daarvoor een ouder echtpaar in Osdorp bezocht dat tijdens oudejaarsavond 2010 en de daarop volgende nacht was geterroriseerd door het buurtcanaille. ‘Voor een ouder echtpaar in Amsterdam Nieuw-West is de Nieuwjaarsnacht een ware hel geweest’, schreef de Telegraaf op 5 januari 2011 over dit voorval, ‘Ze hebben sidderend gevangen gezeten in hun eigen huis. Acht uur lang werd in het portiek van het echtpaar vuurwerk afgestoken. Ze durfden het huis niet uit om Nieuwjaar te vieren. Uit pure wanhoop schreef het echtpaar een noodkreet aan Ahmed Marcouch, staatssecretaris Fred Teeven, burgemeester Eberhard van der Laan en stadsdeelvoorzitter Achmed Baâdoud.’

Marcouch ging. ‘Hun portiek werd ingenomen door tuig met vuurwerkbommen en pijlen,’ vertelde hij over zijn bezoek in deze krant, ‘Er is daar flink geknald. Van acht uur ’s avonds tot vier uur ’s nachts werd voor hun deur vuurwerk afgestoken. Het portiek zit vol met brandvlekken. De vrouw heeft noodgedwongen haar siervuurwerk in de achtertuin afgestoken. De man had de halve nacht thuis zitten janken.’

Heftig dieptepunt

Al jaren werd het echtpaar geterroriseerd door een grote groep ‘jongeren’ uit de straat. De vrouw werd bedreigd met fysiek geweld. De politie wist wie de daders waren en ook de woningbouwcorporatie Rochdale wist van de hoed en de rand, vertelde Marcouch aan mij. Maar er werd al die tijd kennelijk niet ingegrepen.  

‘Niet het slachtoffer, zoals nu heel vaak gebeurt, maar de daders moeten het veld ruimen.’

‘Oud en nieuw was een heftig dieptepunt voor deze mensen, maar ze leven eigenlijk voortdurend in angst,’ vertelde Marcouch, ‘Ze hadden aangifte gedaan, maar de meeste agenten weten niet wat ze daarmee moeten. Want de hele dag vuurwerk afsteken, wat is dat dan voor een delict? Het echtpaar was niet geslagen of bedreigd, althans die dag. Maar als ik met die man praat, zie ik een doodsbange man die door die jongens zwaar geïntimideerd wordt. Hij kan niet naar buiten, want zijn portiek is versperd en daar worden explosieven gegooid en tot ontploffing gebracht. Die man zag deze jongens woedend uit hun ogen kijken en met vuurwerkbommen zwaaien. Hij voelde dat ze in staat waren om hem dood te maken. Hij had de hele nacht niet geslapen, omdat hij bang was dat elk moment zijn eigen huis in de fik gestoken kon worden. Dus ik zie wel degelijk een aantal zeer zware strafbare feiten, zoals bedreiging met fysiek geweld en de dood. Ik zie een gijzeling, want de man werd in zijn eigen huis gevangen gehouden. Zo breng je dat dus in kaart. Dat vraagt geduld, inspanning, professionaliteit en vooral de wil om het aan te pakken, het vermogen om te kunnen doorvragen en al deze zaken ook nog eens op een strafrechtelijke correcte manier in een proces-verbaal om te kunnen zetten. Daarvoor heb je vakkennis nodig, maar dat mag je van politie-agenten eisen, vind ik.  Anders ga je maar ergens een plantsoen aanharken. Daarnaast moeten de woningcorporatie en het stadsdeelbestuur natuurlijk ook ingrijpen. Zo’n familie die een hele straat terroriseert moet gewoon weg, die moet verhuizen. Niet het slachtoffer, zoals nu heel vaak gebeurt, maar de daders moeten het veld ruimen.’

Ruim twee jaar later was er onder het nieuwe bestuur blijkbaar nog weinig veranderd, berichtte de lokale tv-zender AT5, naar aanleiding van weer een artikel op 27 juni in de Telegraaf:Gezin vlucht voor tuig’.

Ander type agent

Goed politiewerk is niet zo moeilijk, stelde Marcouch. ‘Maar het vraagt om een ander type politieman, dan waar we nu meestal mee te maken hebben, begrijp je? Het vraagt vooral om deugdelijk recherchewerk en soms om gewoon veel loopwerk. In de periode dat ik bij bureau Balistraat in de Indische buurt werkte, kregen we bijvoorbeeld te maken met twee Hollandse criminelen die een hele winkelstraat terroriseerden. Ze liepen winkels binnen en intimideerden het personeel, maar het betrof ook veel ernstigere delicten als bedreiging, mishandeling en afpersing. Ook al bedreigden zij iedereen, de winkeliers deden nooit aangifte. Daar begint het al mee. Deze jongens waren totaal  onbekend bij de politie en kwamen niet in onze bestanden voor. Samen met mijn Hollandse collega Mos, ben ik toen in die winkelstraat al die verhalen gaan ophalen, net als een onderzoeksjournalist. We zijn aan het begin van die winkelstraat begonnen en bij elke winkel naar binnengelopen. ANP-1000_5501730Mijn collega Mos besteedde echt uren aan bepaalde getuigen. Niet iedere agent doet zoiets. Waarom niet? Omdat het moeilijk is en heel veel tijd kost. Op het bureau hebben we al die verhalen uitgewerkt en vervolgens zijn we naar al die winkeliers teruggegaan met kant en klare aangiftes om die te laten onder tekenen. Dat hele pakket, gecombineerd met nog een paar zaken die we tegenkwamen, hebben we aan de officier van justitie gegeven. Dat heeft uiteindelijk geleid tot strafvervolging en een veroordeling van die twee. Daarna heb ik nooit meer wat van deze boeven gehoord.’

Junks

‘Jongetjes kunnen in Amsterdam 1000 euro of meer per week verdienen als drugskoerier, maar bij Albert Heijn verdienen ze vijf euro per uur,’ vertelde Marcouch, ‘De pakkans is bovendien heel klein, dus criminaliteit is heel lonend in Nederland. Daar kan alleen de politie wat aan doen, door de pakkans te verhogen. Maar die zitten met een probleem omdat hun informatiepositie heel slecht is. Bewoners doen geen aangifte en getuigen niet. Als je niet aanwezig bent in de wijk en handhaaft, dan kom je ook niets tegen en kun je blijven volhouden dat het goed gaat.’

Samen met zijn Hollandse en allochtone collega’s uit zijn team, ontwikkelde hij indertijd in de Indische buurt zeer eenvoudige methodes om veel informatie uit de buurt te krijgen, ook van Marokkanen zelf. ‘Hoe ik dat deed? Door bijvoorbeeld junkies die voor een fietsen- of winkeldiefstal waren opgepakt heel goed te behandelen. De meeste agenten vonden junkies smerig en waren niet in ze geïnteresseerd, maar ik behandelde ze juist vriendelijk. Ik gaf ze een broodje, een kop koffie en een sigaretje. Vervolgens gingen ze praten en de junkies bleken een rijke informatiebron te zijn. Want zij wisten waar de dealers en de drugspanden zaten. Zij hoorden wanneer er bepaalde drugstransporten kwamen en wat de kwaliteit van de dope was. Later kwamen ze vanzelf naar mij toe. Dat gold ook voor veel Marokkaanse mannen en vrouwen uit de wijk. Ik behandelde ze met respect. Ze gingen mij vertrouwen en kwamen met informatie naar mij toe, omdat ze zagen dat ik wat met hun inlichtingen deed. Er zit heel veel informatie in een buurt bij de bewoners. De meeste bewoners weten precies wat er in hun eigen portiek gebeurt. Als je veel bewoners kent, hoor je over al die portieken, vooral als ze zien dat je de overlast en criminaliteit wel aanpakt.’

Repressie helpt

Repressie, oppakken en veroordelen helpt wel degelijk, betoogt Marcouch voortdurend, in tegenstelling tot het gros der criminologen en de strafrechters in Nederland, die dat weer van generaties andere criminologen hebben geleerd. Dat is al jaren de heersende leer aan veel rechtenfaculteiten, weet ik van mijn eigen rechtenstudie.

In wijken zoals Overtoomse Veld en grote delen van Osdorp en Geuzenveld, is het eigenlijk volledig uit de hand gelopen.

‘Je bent als politieman niet machteloos, maar je moet wel consequent zijn in je gedrag als gezagsdrager. Je kunt niet de dubbelrol blijven spelen van veel wijkagenten of buurtregisseurs, die zowel wetshandhaver als vredestichter willen zijn en vaak het goede contact met de bewoners voorop stellen. Als ik in bureau Balistraat een melding kreeg van overlast en ik met mijn busje kwam aanrijden, waren die jongens bijna altijd al weggerend, voordat ik kon uitstappen. Zo werkt het. Die jongens wisten gewoon dat ik ze ging aanpakken en niet een babbeltje ging houden. Je moet heel strak de norm handhaven en heel consequent en voorspelbaar zijn. Dat idee van veel politiemensen die zo’n goed contact hebben, is trouwens vaak helemaal nergens op  gebaseerd. Zo’n Marokkaan kan die Hollandse agent in het Marokkaans voor homo uitschelden, maar die buurtregisseur weet dat helemaal niet en die buurtregisseur maar denken dat hij zo’n leuk en goed contact heeft met die Marokkanen, snap je? Het is net als al die Hollandse vrouwen die beweren dat ze nog nooit voor hoer zijn uitgescholden door Marokkanen. Dat gebeurt namelijk voortdurend, maar ook zij weten dat niet, omdat ze gewoon die taal niet verstaan.’

Hoerenzoon

Marcouch werd in Amsterdam-Oost, net als later in Slotervaart zelf ook heel vaak uitgescholden. Maar in Oost kon hij het falderappes als agent gewoon aanhouden en deed dat ook consequent als ze hem in het Marokkaans voor hoerenzoon uitscholden. ‘Voor Marokkanen is hoerenzoon enorm beledigend en grievend. Er stond dan ook nog eens elke keer een hele groep Marokkanen bij, die dat ook allemaal hoorden en dat maakte de vernedering nog erger natuurlijk. Ik was bang dat de officier van justitie dat niet zou zien, omdat we in Nederland in een merkwaardige cultuur leven, waarin je een agent gewoon voor lul of homo mag uitschelden zonder dat dat gevolgen heeft. Gelukkig trof ik een officier die het wel begreep en vervolging instelde. Daarna is het nooit meer gebeurd. Daarmee heb ik aangetoond dat je door op te treden ook dit soort veel voorkomende strafbare feiten gewoon kunt aanpakken met handhaving van de strafwet. Zo moeilijk is dat allemaal niet. Je hoeft ook helemaal geen vrienden met die jongens te worden, weet je? Dat denkt de politie maar steeds, maar daarvoor is de politie helemaal niet in het leven geroepen. Ze zijn zo bezig met goede contacten leggen, dat de prioriteiten helemaal uit het zicht verdwijnen. De norm is de norm. Door de jaren heen is dat hele idee over wetshandhaving verzopen in een soort slappe welzijnswerkerscultuur die bij de politie is gaan heersen. In wijken zoals Overtoomse Veld en grote delen van Osdorp en Geuzenveld, is het eigenlijk volledig uit de hand gelopen. De politiebazen hebben het steeds over ‘kennen en gekend worden’. Maar de bewoners zijn niet gek. Die durven al niets meer en zien dat de politie veel meer energie steekt in goed contact met die etterbakken dan met diezelfde buurtbewoners die zich gewoon keurig gedragen en het slachtoffer worden.’

Recherche-onderzoek naar sneeuwballen

Die welzijnscultuur en de daarmee vaak gepaard gaande onwil of het gebrek aan competentie om daadwerkelijk de criminaliteit te bestrijden, heerst volgens Marcouch en mijn anonieme welingelichte bron Frost bepaald niet alleen bij de Amsterdamse politie, maar bij een flink deel van de hele Nederlandse politie.

Ik heb ook die stellige indruk. Ik onderzocht bijvoorbeeld de landelijk beruchte affaire ´Weggepeste homo´s in Leidsche Rijn´ en sprak toen uitgebreid met één van de slachtoffers. Deze homo’s werden uitgescholden en slachtoffer van een reeks vernielingen over een periode van jaren. Tweemaal werd hun auto beschadigd en er werden ook een keer sneeuwballen tegen hun raam gegooid. Het hoort niet te gebeuren. Het mag niet, maar ik vond het eerlijk gezegd allemaal niet zo wereldschokkend, echt peanuts in vergelijking met de verhalen die ik in Overtoomse Veld hoorde. Toch haalde deze zaak het landelijke nieuws en de Mondriaanbuurt nooit.

Waar het slachtoffer zich het meest over opwond, was het feit dat als hij het alarmnummer belde, één of andere bazige telefoontrol tien minuten lang een protocolletje met vragen doorliep voordat ze überhaupt in actie kwam. Waar hij zich ook terecht kwaad over maakte, was het feit dat de Turkse buurtregisseur die op de zaak zat loog en de politie gewoon helemaal nooit iets onderzocht en daar – toen de zaak bekend werd – ook weer over loog.  

In het kader van wederhoor legde ik deze beschuldiging aan een politiewoordvoerder voor. Ik vroeg haar naar de stand van zaken over de vernielingen en het sneeuwballenincident. Het was inmiddels zomer. Deze woordvoerder dacht waarschijnlijk dat alle journalisten malloten waren, want ze vertelde mij zonder enige schroom dat ‘het recherche-onderzoek’ naar het sneeuwballenincident en de andere zaken nog liep en dat ze daar niets over kon mededelen. De incidenten hadden een half jaar tot twee jaar daarvoor plaatsgevonden.

Het antwoord van de politiewoordvoerder kon maar twee dingen betekenen. Of dit corps was zo incompetent dat ze zelfs na een jaar ‘recherche-onderzoek’ naar een eenvoudige vernielingszaak niet tot een afronding konden komen of deze woordvoerder loog keihard door een dikke eikenhouten plank. Ik vrees het laatste.

Huwelijksbureau voor criminelen

Marcouch schreef eind oktober 2012 naar aanleiding van deze zaak een open brief in de Volkskrant, waarin hij de ´softe´ aanpak van de Utrechtse politie hekelde. ‘De politie in Utrecht wekt de indruk vergeten te zijn waartoe zij op aarde is: daders opsporen, aanhouden en verhoren’, aldus Marcouch, ‘De politie in Utrecht is volledig de weg kwijt.’ Hij adviseerde korpschef en burgemeester Aleid Wolfsen om eens ‘echte speurneuzen’ te gaan werven en inzetten.

Die open brief was Frost uit het hart gegrepen. ‘De politie in Amsterdam is heel slecht maar nog lang niet zo erbarmelijk als die in Utrecht. De Utrechtse politie is echt helemaal out of control. Corpsbeheerder Wolfsen is een serieleugenaar die echt alles altijd onder de pet probeert te houden. In die zaak van de weggepeste homo’s in Leidsche Rijn, hebben ze ook niets gedaan. Dat weet ik gewoon zeker. Ze hebben geen informatiepositie en geen infrastructuur. Ik zou niet weten hoe de politie in Utrecht dat op zou moeten lossen. Met een wijkagent soms? Een lachertje, die wijkagenten. Dat zijn allemaal welzijnswerkers. Met een grootschalig rechercheteam soms? Dat hebben ze gewoon niet. Ze zijn enorm incompetent en daardoor moeten ze keihard liegen, omdat ze natuurlijk niet in het openbaar kunnen verklaren dat ze helemaal niet in staat zijn om zelfs zo’n eenvoudige zaak op te lossen.’

‘Alles, maar dan ook alles, moet opgelost worden via een welzijnsachtige benadering,’ stelde ook Frost onomwonden, ‘En dan nog niet eens op een gestructureerde manier, maar via tientallen losse projectjes die allemaal hun eigen dingetje doen. Bij de politie is het besef dat er ook nog aan opsporing gedaan moet worden totaal naar de achtergrond gedrongen. Die dienders zijn niet gek, want ze weten dat als ze een projectje beginnen de beloning groot is. Ze krijgen dan aandacht, status, hoeven niet zo hard te werken en ook niet de  straat op, waar het gevaarlijk is. Ze zijn in Utrecht zelfs ooit serieus bezig geweest om een  huwelijksbureau voor Marokkaanse criminelen op te zetten. Dat mocht natuurlijk niet zo heten, maar goed. Ze zijn dus echt helemaal getikt en losgeslagen daar.´

Weerstand

Terug naar Amsterdam.

De obstakels zaten voor Marcouch in Slotervaart ook bij zijn eigen ambtenaren. Als er een nieuwe politieke baas komt, die de bestuurlijke verlamming wil doorbreken, dan staat het ambtelijk apparaat dat daar zelf deel van uitmaakt, natuurlijk niet in één keer met een brandende ambitie en daadkracht in de startblokken. Aanvankelijk had Marcouch dan ook met flinke weerstand van een deel van zijn eigen ambtelijke organisatie te maken. ‘Als je je werk goed probeert te doen en veel ambitie hebt, dan roep je sowieso altijd veel weerstand op. Maar binnen al die organisaties in de wijk en de ambtelijke organisatie, zaten gelukkig ook overal goede en welwillende mensen,’ vertelde Marcouch, ‘Als je die weet te overtuigen en meekrijgt, dan gaat het pas lopen. Dat moet ook, want je kunt natuurlijk nooit in je eentje zaken in beweging krijgen. Bij een flink deel van de ambtenaren ontstond enthousiasme en elan. Ik heb het echt niet alleen gedaan. Er zijn heel veel mensen aan de slag gegaan en hard gaan lopen.’

‘Ik neem helemaal geen genoegen met half vol. Wat is dat nou voor een flauwekul?’

Maar als je problemen wilt gaan aanpakken, veeleisend bent en je ambtenaren dwingt om resultaten te boeken, dan vinden mensen je natuurlijk ook snel lastig, constateerde Marcouch. ‘Bepaalde ambtenaren konden zich niet meer verbergen in de bureaucratie. Mijn voorgangers hier in het bestuur vonden het wel prima om met die fameuze allochtone sleutelfiguren uit de buurt een kopje thee te gaan drinken met een koekje. “We hebben zo fijn contact met de buurt, het gaat allemaal geweldig,” vertelden ze, “want we hebben al een hele tijd geen rellen  meer gehad. We moeten onze zegeningen tellen. Het glas is half leeg, maar ook half vol.” ‘

Half vol is niet vol

‘Maar dan komt er ene Ahmed Marcouch die koppig is en zegt: Ik neem helemaal geen genoegen met half vol. Wat is dat nou voor een flauwekul?’ vervolgde hij zijn betoog, ‘Ik wil dat het glas helemaal vol is. Ik wil dat die boeven gepakt worden. Ik wil af van die leuke projectjes voor beroepscriminelen en andere foute jongens. Ik wil dat die woningen opgeknapt worden. Ik wil dat de meerderheid van die multiprobleemgezinnen uit de buurt vertrekt. Ik wil dat de straten in de slechte buurten gewoon goed schoon gemaakt worden.” Dan ben je erg lastig voor een hele grote groep professionals en ambtenaren. Dan komt er kritiek, krijg je te maken met rare verdachtmakingen en vindt men je arrogant. Maar ik had ondertussen wel met leidinggevenden en hele afdelingen te maken die gewoon steken lieten vallen, die hun werk niet goed deden. Ze moesten presteren van mij, anders stapten ze maar op.’

Hij vertelde over zo’n gevallen ‘steek’. Een beleidsambtenaar kwam trots naar Marcouch toe om te rapporteren dat ze de enorme overlast van een paar probleemgezinnen had opgelost, want die waren volgens deze ambtenaar uit de buurt vertrokken. “Nou ik weet het zo net nog niet,” zei ik dan, “Ik zag die twee families van de week nog hier rondlopen. Die gezinnen zijn helemaal niet verhuisd, zoals jij beweert.” Dat vinden die ambtenaren natuurlijk heel vervelend om te horen. Ik word boos. Die leidinggevende wordt boos. Die leidinggevende geeft haar mensen op hun donder, die haar een flauwekul-verhaal hebben verteld. Die ambtenaren worden vervolgens ook weer boos op mij. Ik ben dan de gebeten hond. Maar ik heb daar helemaal geen boodschap aan, snap je? Ik ben er niet om bloemetjes uit te delen. Ik ben er niet om aardig gevonden worden en rustig vier jaar de rit uit te zitten. Aan de andere kant ben ik trouwens ook nooit te beroerd geweest om complimenten uit te delen als het wel goed ging. Aan iemand persoonlijk of aan een hele afdeling in het openbaar.’

Uitbesteed 

Die ‘flauwekul-verhalen’ ontstaan doordat veel afdelingen binnen de gemeente al jaren niet meer gewend zijn om zelf het uitvoerende werk te doen, legde Marcouch uit. Dat is overal in Nederland de praktijk bij gemeentelijke organisaties. Heel veel werk was en is uitbesteed aan externe clubs, consultants, intermediairs en andere, vaak kostbare professionals.

‘Als de ambtenaren van de afdeling welzijn een opdracht krijgen, bellen ze een externe organisatie of een intermediair op die het eigenlijke werk doet en ons de rekening stuurt,’ vertelde Marcouch, ‘Die ambtenaren kregen dan na een tijd een verslag van deze welzijnsorganisatie. Zij maakten daar vervolgens een samenvatting van, stuurden dat als een memo aan het bestuur, als eigen product. Dat verslag hadden ze dus helemaal niet zelf gemaakt en ze hadden ook helemaal niet gecheckt of de problemen werkelijk waren opgelost.’

ANP-1000_1834212

Marcouch wilde dat stramien doorbreken en vroeg aan die ambtenaren om dat werk meteen zelf te gaan doen. Om aan te bellen bij zo’n probleemgezin, gewoon te gaan kijken wat er aan de hand was en de problemen zelf te gaan oplossen. Marcouch herinnerde zich nog goed dat hij de ouders van Bilal B. in de Mondriaanbuurt wilde bezoeken, nadat hun zoon twee agenten had neergestoken in het politiebureau en vervolgens was doodgeschoten. De betrokken ambtenaar raakte helemaal in paniek: ‘Maar wie moet dat dan gaan regelen? Wie moet daar dan gaan aanbellen?’

‘Dat doe ik gewoon zelf,’ antwoordde Marcouch, ‘Ik weet waar ze wonen, loop er naartoe en bel aan en ga met zijn ouders praten. Wat is eigenlijk het probleem?’

‘Dit is echt belangrijk om te onthouden,’ vervolgde Marcouch, ‘Heel veel gemeentelijke organisaties en ambtenaren zijn niet ingesteld op direct contact met burgers. Dat doen ze bijna nooit en dat vinden ze ook enorm griezelig. Ze hebben meestal alleen contact met bewoners op van die georganiseerde, voorgeprogrammeerde buurtovereenkomsten met de usual suspects. Daar zitten die ambtenaren en de bestuurder dan vaak ook alleen maar bij. Ze gaan niet uitgebreid praten of informatie inwinnen bij de bewoners. Bovendien is de organisatie van zo’n bijeenkomst meestal ook weer uitbesteed aan één van de vele externe multiculti-clubs en allochtonenstichtingen.’