Nooit had Merced Guimarães in haar jonge jaren verwacht dat ze zich nog eens ging bekommeren om de geschiedenis van haar stad Rio de Janeiro. Totdat ze onder haar pas gekochte huis mensenbeenderen vond. Van overleden slaven uit Afrika.
Het is een bewogen geschiedenis, die van Merced, een forse vrouw van eind vijftig met een krachtig, jong gezicht. Als opgroeiende puber woonde ze met haar Spaanse moeder op kamers en probeerden ze als wasvrouwen de eindjes aan elkaar te knopen. “Dat waren steeds periodes van vier maanden, een jaar dat we weer ergens iets vonden. We waren heel arm, we leefden te midden van de prostituees. Maar iedereen kende elkaar. Mensen waren solidair met elkaar.”
Toen ze zeventien was wilde haar moeder naar Spanje en Merced besloot in Rio te blijven, haar stad, waar ze zich mee verbonden voelde. Ze trouwde jong en kreeg drie kinderen. Met haar man begon ze een handeltje in bestrijdingsmiddelen tegen ongedierte. In 1990 kochten ze het huis waar ze tot op de dag van vandaag woont in de wijk Gamboa, even ten westen van het centrum van Rio. Het is het stadsdeel met de oudste geschiedenis, waar nog veel huizen staan van tussen de honderd en twee jaar oud, met prachtige kleurrijke gevels, maar meestal in slechte staat.
“In 1992 gingen we verbouwen en vonden we botten. Eerst dachten we dat ze van dieren waren, maar toen we ook schedels vonden, was het duidelijk dat het om mensen ging. We belden de politie en er kwamen mensen van het forensisch instituut om de beenderen te onderzoeken.
Ik had in die tijd een vriend die zich inzette voor het behoud van de oude huizen in de wijk, omdat het een historische zone is, en ik had daar helemaal niets mee.” Ze trekt een verveeld gezicht en dreunt op alsof ze we weer in de schoolbanken zit: “Eerst had je de indianen, toen kwamen de blanken aan en brachten Afrikaanse slaven mee. Het lijkt een soort van kinderboek. Ik dacht helemaal niet na over wat dat nou werkelijk betekende.”
Merced kwam erachter dat ze aan de straat woonde die het kerkhof van de nieuwe zwarten werd genoemd. Dat waren slaven die waren overleden na de overtocht uit Afrika, maar die nog niet waren verkocht. Ze werden in massagraven begraven. Rio was een belangrijke bestemming voor de schepen met slaven omdat zijn achterland een belangrijk landbouw- en mijnbouwgebied was. In de iets noordelijker gelegen deelstaat Minas Gerais was bijvoorbeeld goud gevonden en in de buurt van Rio zelf werd koffie geteeld.
Het huis van Merced Guimarães is na de vondst van de botten uitgegroeid tot het Museum van de Nieuwe Zwarten, als eerbetoon aan de slaven die met honderdduizenden naar Rio werden getransporteerd. Archeoloog en historicus Reinaldo Tavares is kind aan huis in het museum. Hij legt uit: “Rio had niet alleen een achterland waar veel behoefte aan slaven was, maar lag ook aan een golfstroom vanuit Afrika die in die tijd bepalend was voor de bestemming van de schepen die de overtocht van Europa en Afrika naar de Amerika’s maakten.
Toen ook nog de Portugese koning Pedro IV zich in Rio vestigde en daar keizer Pedro I werd van het onafhankelijke Brazilië, gaf dat nog meer een impuls aan de economie van de streek en dus ook aan de slavenhandel. Ze kwamen hier aan op het Praça Quinze (het Plein van de 15e November, de dag dat de Republiek werd uitgeroepen in Brazilië, in 1889, WU), werden geregistreerd en verkocht of naar andere regio’s vervoerd om daar verkocht te worden. We hebben berekend dat er ongeveer 20.000 slaven per jaar in Rio aankwamen. Vijf procent daarvan overleefde de overtocht niet of stierf na aankomst.”
Samen met mensen als Merced Guimarães willen onderzoekers aan de universiteiten van Rio deze geschiedenis levend houden, aldus Tavares. “De gemeente is niet erg geïnteresseerd, maar de academische wereld wel. We dwingen de aandacht gewoon bij de autoriteiten af door solidair te zijn met de bewoners van de wijk, die voor een deel de afstammelingen van de slaven zijn.”
En zo veranderde Merced van wasvrouw en verkoopster van bestrijdingsmiddelen voor ongedierte in museumdirecteur.
Haar wijk die zo’n pijnlijke geschiedenis heeft, maar ook een van de kleurrijkste plekken van Rio is, gaat nu op de schop om de sportfans voor de Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen te ontvangen. Ze is niet bang dat dat vervelende gevolgen heeft, in tegenstelling tot veel buurtgenoten die nieuwkomers die oude panden opkopen met argwaan bekijken. “De wijk is vooruitgegaan de laatste jaren. Je kunt nu als vrouw een bar binnen stappen, vroeger stonden daar alleen schreeuwende kerels en haalde je het niet in je hoofd. Ik denk dat het wel een grappig gezicht wordt. Er komen nieuwe torens met kantoren en mensen in pak en op naaldhakken die daar werken. En dat mengt zich dan met ons, het volk, dat op teenslippers loopt.
De gemeente moet de mensen helpen hun huizen te behouden door de belastingen laag te houden en steun geven om onderhoud te doen. Het is het culturele erfgoed van deze stad.”
Het Museum van de Nieuwe Zwarten ligt aan de Rua Pedro Ernesto 32-34 in de wijk Gamboa, pal ten westen van het centrum van Rio. Bezoekers kunnen er kennis nemen van de geschiedenis van de slavernij in de stad en ook van de cultuur van hun nazaten in het Rio van tegenwoordig. Er is een kleine bibliotheek en directeur Merced Guimarães houdt er kantoor. Als je het wilt bezoeken, kondig je komst dan eerst aan per mail, om zeker te weten dat er iemand is.
Een correspondente in Latijns Amerika kan niet van de lucht leven. Echt hoor. Neem nu een abonnement!