Het was de toenmalige Amsterdamse korpschef Bernard Welten zelf die enkele maanden voor Marcouch aantrad, in februari 2006, in het Parool een boekje open deed over de immense omvang van het aantal veelplegers; en de problemen die de politie bij de aanpak van de harde criminaliteit ondervond. Welten vertelde in dat vraaggesprek dat er in de regio Amsterdam-Amstelland 5800 veelplegers (16 procent van het totale aantal criminelen) in Amsterdam rondliepen. Zij waren verantwoordelijk voor 63 tot 68 procent van de criminaliteit, dus zo’n tweederde van alle gepleegde delicten. Ook het ANP en de Volkskrant meldden deze cijfers.
Dat er bijna zesduizend seriecriminelen in Groot-Amsterdam rondliepen was natuurlijk al enorm schokkend, maar Welten vertelde ook dat de Amsterdamse politie een aanzienlijk deel van deze veelplegers wel twintig tot dertig keer per jaar oppakten.
Uit eigen onderzoek van de politie bleek, volgens Welten, dat veelplegers die al veroordeeld waren tijdens hun proefverlof vaak wel vier tot vijf keer aangehouden werden voor nieuwe strafbare feiten die zij pleegden.
‘De ontbrekende bodem bestaat vooral uit strafrechters die criminelen na enkele uren, dagen of na een maand weer vrijlaten’
‘Wij vangen de vis en die verdwijnt vervolgens in een emmer zonder bodem,’ verkondigde hij in het Parool. Die ontbrekende bodem, dat mag duidelijk zijn, bestaat uit het OM en vooral uit de strafrechters die deze criminelen na enkele uren, dagen of na een maand weer vrijlaten al dan niet in afwachting van een strafproces. Dat betreft vaak ook criminelen die zeer zware misdaden hebben gepleegd als zware mishandeling of gewapende overvallen.
Met burgemeester Eberhard van der laan, heeft de geplaagde hoofdstad voor het eerst een burgervader in huis die het criminaliteitsprobleem in Amsterdam lijkt te willen aanpakken. Van der Laan had vrij snel na zijn benoeming in 2010 een lijst laten maken van 2.500 seriecriminelen die in Amsterdam actief zijn. Vergeleken met de 5800 van Welten bleken er plotseling 3300 veelplegers verdwenen te zijn. Onder zijn verantwoordelijkheid werd op 1 maart 2011 een begin gemaakt met de zogenaamde Top 600-aanpak. Deze Top 600 bestaat merendeels uit seriecriminelen tussen de 18 en 24 jaar van Antilliaanse en Marokkaanse afkomst. Volgens de eigen informatie van de gemeente (Bron: Amsterdam.nl) zijn er voor de aanpak wel 250 extra politiemensen vrijgemaakt waarvan de meerderheid uit rechercheurs bestaat. Daarnaast is er een speciaal team van het OM opgezet om deze groep van 600 ‘gewelddadige criminelen’ achter de tralies te krijgen.
Maart 2013 werden de resultaten van de Top 600-aanpak, naar buiten gebracht (Bron: ANP, 4 maart 2013). ‘Momenteel zitten 176 personen van de lijst vast, 86 stroomden uit sinds het begin van het programma’, vertelde Van der Laan bij de presentatie van de cijfers.
Wat ‘uitstromen’ betekent, werd niet toegelicht. De burgemeester was kennelijk verrast door dit resultaat: ‘We geloofden het eigenlijk niet en dachten niet dat dit al kon na zo’n korte tijd.’
Verrassend waren de resultaten inderdaad. Want eclatant kun je deze score van 176 ‘personen’ na twee jaar bijzondere aanpak eigenlijk niet noemen. Dat zijn 88 ‘personen’ per jaar en gemiddeld 7, 3 per maand waarvoor dan kennelijk een leger van wel 250 politiemensen en een speciaal OM-team zijn ingezet. Bij de aanpak zijn ook nog eens 32 andere ‘partijen’ betrokken. Politiechef Pieter-Jaap Aalbersberg verklaarde dat ‘die gemeenschappelijke focus een deel van het succes’ vormde. Gevoel voor humor kan deze Amsterdamse politiechef natuurlijk niet ontzegd worden.
Het is bovendien erg onwaarschijnlijk dat die 5800 draaideurcriminelen waar Welten nog maar vijf jaar eerder over sprak ineens in de ether waren opgelost. Integendeel, die groep is naar alle waarschijnlijkheid flink gegroeid. Al was het maar omdat ook een aanzienlijk deel van de veroordeelde criminelen helemaal niet opgesloten bleek te worden in Amsterdam. In januari 2009 maakte de Amsterdamse politie zelf wereldkundig dat er in Amsterdam en omgeving 1700 reeds veroordeelde criminelen voortvluchtig waren. Welten ergerde zich ‘mateloos’ aan die 1700 criminelen die nog vrij rondliepen en kon het niet uitleggen aan ‘de maatschappij’.
‘Zeker 15.000 veroordeelde criminelen lopen nog altijd vrij rond in Nederland of het buitenland’
Op 1 september 2012 bracht RTL Nieuws naar buiten dat er zeker 15 duizend veroordeelde criminelen nog altijd vrij rondlopen in Nederland of het buitenland. Ze waren gezamenlijk tot 3388 jaar cel veroordeeld. Dat aantal van 15 duizend voortvluchtige veroordeelden bleek uit gegevens die RTL Nieuws had opgevraagd bij het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).
Uit de informatie van het CJIB bleek tevens dat in de vijf jaar daarvoor al ruim 10.000 veroordeelde criminelen definitief onder hun straf wisten uit te komen. Ze waren al zo lang zoek dat hun straf was verjaard. De niet-uitgevoerde celstraffen waren opgelegd voor misdrijven als illegale hennepteelt, diefstal, gewelddadige overvallen, kindermisbruik, maar ook voor moord en doodslag.
Geweld is structureel aanwezig in Amsterdam. Dat bleek onder meer uit een groot onderzoek van het Amsterdamse Bureau voor Onderzoek en Statistiek in 2003: 36 procent van de Amsterdammers had in de twaalf maanden daarvoor te maken had gehad met één of andere vorm van agressie of geweld.
Vijftig procent van de 2700 ondervraagde Amsterdammers was daarnaast getuige geweest van agressief gedrag of geweld op straat. Gemiddeld waren deze Amsterdammers in dat jaar bijna acht keer getuige van een geweldsincident. Het was veelzeggend dat de helft van deze ‘getuigen’ geen actie had ondernomen, was doorgelopen of doorgereden. In slechts twaalf procent van de gevallen werd het alarmnummer gebeld. Vijftien procent van de ondervraagden bleef staan kijken naar het geweldsincident dat zich voor hun ogen afspeelde, terwijl maar één procent zelf had ingegrepen om een einde te maken aan het geweld.
Als de politie en politici spreken over toename of afname van criminaliteit dan is dat fluctuerende beeld altijd gebaseerd op aangiftes en andere vormen van registratie. Voor sommige criminele feiten, zoals bedreiging, mishandeling en poging tot doodslag, vormen de aangiftecijfers op zijn zachtst gezegd geen betrouwbaar meetinstrument zoals uit de bovenstaande statistieken al bleek. Dat geldt ook voor veel vermogensdelicten zoals auto-inbraken, woninginbraken, zakkenrollen en straatroof (eigenlijk ook een geweldsdelict). De aangiftes vormen een papieren werkelijkheid waarvan de relatie met de werkelijk voorkomende criminaliteit en gepleegde feiten volstrekt onduidelijk is.
Wat het werkelijke beeld is, weten we dan ook niet precies. Schattingen van het reële aantal gepleegde misdrijven zijn altijd gebaseerd op zogeheten slachtofferenquêtes, waar wel een paar problematische methodologische kanten aan zitten, maar ik weet door talloze gesprekken met Amsterdammers en mijn eigen observaties dat ongelooflijk veel strafbare feiten nooit worden aangegeven.
Er bestaat ook wetenschappelijk onderzoek, dat deze observatie, ondersteunt. Wetenschappelijk onderzoekster Jessica van Mantgem onderzocht in opdracht van de politie zelf de toename van geweldsmisdrijven en bedreigingen in de afgelopen jaren (Bron: Secondant, april 2009). Van het aantal geweldsmisdrijven in Nederland geschat op jaarlijks circa een miljoen, werd volgens de onderzoekster maar tien procent geregistreerd en nog minder aangegeven. Bij het delict ‘bedreiging’ was dat nog weer minder.
Zij keek voor de officiële cijfers over het aantal geweldsmisdrijven naar politieregistraties van aangiften en verdachten van geweldsdelicten in het Herkenningsdienstsysteem van de Nederlandse politie (HKS). Deze data worden jaarlijks verzameld bij de dienst IPOL van het Korps landelijke politiediensten. Bij 7 van de 26 politieregio’s waren de aangifteregistraties ‘onvoldoende betrouwbaar’ om voor het onderzoek te gebruiken waaronder die van Amsterdam en Rotterdam, die wat de geweldsmisdrijven betreft ver boven het gemiddelde in Nederland zitten.
Nog saillanter was haar bevinding dat het totale aantal aangiften van misdrijven in Nederland de afgelopen zes jaar met zestien procent was afgenomen, terwijl het aantal misdrijven dat door de politie zelf was geregistreerd sinds 2002 juist met 16 procent was toegenomen. Ook hieruit kun je concluderen dat het aantal aangiftes geen betrouwbaar beeld geven van de werkelijk gepleegde criminaliteit.
‘Aangiftes vormen een papieren werkelijkheid waarvan de relatie met de werkelijk voorkomende criminaliteit en gepleegde feiten volstrekt onduidelijk is’
‘In Amsterdam worden jaarlijks tussen de 2500 en 3000 vaak jeugdige verdachten aangehouden voor geweldsmisdrijven,’ meldde burgemeester van der Laan eveneens in het politieblad Secondant (maart 2012), ‘En bij straatroven nog eens ruim 500.’
Als we uit gaan van Van Mantgems cijfer en er inderdaad slechts tien procent van de geweldsmisdrijven wordt geregistreerd dan betekent dit dat er in werkelijkheid jaarlijks tussen de 25 duizend en 30 duizend geweldsmisdrijven plaatsvinden in onze hoofdstad.
Van de delicten die wel worden aangegeven, leidt maar een klein deel tot een strafrechtelijk onderzoek. De Nederlandse politie bracht januari 2010 naar buiten dat er in 2009 1,2 miljoen keer aangifte was gedaan. Maar het werkelijke aantal gerapporteerde misdrijven in Nederland ligt al jaren boven de acht miljoen. Van dat aantal aangiftes werd er in 500 duizend zaken doorgerechercheerd, waarvan er 350 duizend tot een strafrechtelijk onderzoek leidden, maar de resterende 150 duizend zaken bleven gewoon op de plank liggen en het was onduidelijk of die er ooit af kwamen (Bron: Nos.nl).
Maar het televisieprogramma Zembla maakte later een uitzending over de politie waaruit bleek dat minder dan drie procent van de geregistreerde misdrijven werd opgelost. ‘Dat is een groot verschil met Duitsland waar iedere aangifte moet leiden tot een onderzoek,’ zei mijn welingelichte anonieme bron Frost daarover.
‘In Duitsland doet bovendien meestal de recherche het strafonderzoek terwijl dat hier vaak door de platte petten wordt gedaan. Die kunnen ook niet meer dan met twee vingers een formuliertje intikken en hoppatee een politiesepot maken.’
De Nijmeegse rechtsgeleerde Tak vond uit dat bijvoorbeeld het oplossingspercentage in de Duitse deelstaat Noord-rijn-Westfalen, met ongeveer evenveel inwoners als Nederland, drie maal zo hoog was.
Het oplossingspercentage van de Nederlandse politie groeide de afgelopen jaren niet. Integendeel. In 2009 loste de politie vijf procent minder misdrijven op dan in 2005 ondanks het feit dat zij twaalf procent, ruim 2,4 miljard euro, meer uitgaf aan haar opsporingstaak. Dit meldde het ANP op basis van een publicatie van het CBS.
De meest opmerkelijk uitkomst van dat CBS-onderzoek was dat slechts twee procent van de strafbare feiten die de politie ‘oploste’ echte misdrijven waren. De overige 98 procent bestond uit overtredingen, in totaal 12,2 miljoen. Bij driekwart van die overtredingen ging het om te hard rijden, tien procent betrof fout parkeren of door rood licht rijden. Het is duidelijk waar de prioriteiten bij de politie liggen.
Lees de andere hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.