Misschien wel de bekendste oneliner illustreert wat er zich afspeelt in de onderwereld van Los Angeles: “All right everybody be cool, this is a robbery. Any of you fucking pricks move and I’ll execute every motherfucking last one of you.”
In een film gedomineerd door georganiseerde misdaad vol liquidaties, drugs, afpersing en verraad, schildert de legendarische cast geraffineerde dialogen op het witte doek. Diepzinnige gesprekken over voetmassages, het al dan niet bestaan van God en waarom wij Nederlanders onze friet verzuipen in mayonaise, kenmerken het meesterwerk van Quentin Tarantino. Gepaard met routinecriminaliteit maakt het deze klassieker tot een juweeltje.
Inmiddels bijna twintig jaar geleden, halverwege de jaren negentig, keert Vincent Vega (John Travolta) vanuit Amsterdam terug naar Los Angeles om samen met gangstercompagnon Jules Winfield (Samuel L. Jackson) een paar akelige klusjes op te knappen. Opvallend is dat Vincent uitgebreid vertelt over het coffeeshopbeleid in Nederland, dat ons wereldwijd zoveel faam oplevert. In een tijd waarin beide heren nog haar op hun hoofd hebben en strak in pak door het leven gaan, beginnen zij aan hun eerste karwei. Op visite bij een stel malafide handelspartners van grote baas Marsellus Wallace (Ving Rhames) moeten zij een koffertje met een ondefinieerbare inhoud ophalen.