Mijn interesse voor het begrip Generatie Y begon met een documentaire door Roos van Ees: de BV ik (2011). Al ben ik nog net niet in de twintig jaar, zoveel elementen uit de documentaire waren toepasbaar op mijzelf. De onzekerheid, de prestatiedrang, de eeuwige jaloezie. Al snel ontdekte ik dat de reactie van het gros van mijn (hoogopgeleide en getalenteerde) vrienden zo was. Ja, het begon met een mooie afspiegeling van het toppunt van onze wanhopige generatie. De jongeren die trots onder de vlag ‘Generatie Y’ strijden voor de mooiste topfuncties bij de meest prestigieuze bedrijven.
Psycholoog Jeroen van Baar, die zichzelf ook omschrijft als een slachtoffer van deze generatie, probeerde in zijn boek De prestatiegeneratie (2014) een tegengeluid te bieden. Een geluid richting alle volwassen psychologen die onze generatie in een hokje proberen te duwen. In zijn boek beweert hij wél dat het beeld van onze generatie klopt en dat die prestatiegerichtheid ook zeker aanwezig is. Eigenlijk roept hij dat Generatie Y niet te generaliseren is, maar dat alle vooroordelen over deze generatie kloppen. De ‘schuld’ ligt daarentegen niet bij de generatie zelf, maar bij ouders, opvoeding en de welvarende economie waarin de generatie is opgegroeid. Enigszins wanhopig roept de psycholoog het taboe rond middelmatigheid op te willen heffen. Dat terwijl de vierentwintigjarige zelf eerlijk toegeeft ook mee te doen aan de eeuwige competitie onder leeftijdsgenoten.
Ook redacteur Natalie geeft zich over aan de maatschappelijke vooroordelen in haar artikel Laat ons niet de verloren generatie zijn (2014). Eigenlijk heb ik nog nauwelijks tegengeluid gehoord op deze generalisatie. Wellicht omdat de jongeren die schrijven over dit onderwerp veelal hoogopgeleid zijn en al bekend zijn met deze term: de zogenaamde middenklasse van onze generatie laat niks van zich horen. Toch zijn er zat twintigers die niet te maken hebben met deze prestatiedrang, vroeg een gezin stichten en hun opleiding afmaken op het dichtstbijzijnde ROC. Dat lijkt het gros van deze kritische journalisten vergeten te zijn.
Het is moeilijk te beweren dat onze volledige generatie lijdt onder deze zelfopgelegde prestatiedrang. Al zag ik twee weken terug nog twee vriendinnen, van nog geen twintig, bij Jinek op Zondag hun verhaal over burn-outs doen. In dat programma legt psycholoog Bram Bakker de schuld bij sociale media. In mijn ogen hebben we niet te maken met een golf van prestatiedrang met media als aanstichter. De doemscenario’s rond dit deel van onze generatie komen grotesk in het nieuws, terwijl er in alle objectiviteit sprake is van niet meer dan een generatie-eigenschap.
Met het beleven van het zorgeloze jeugd en opgroeien in economische welvaart, inclusief ouders die vertellen hoe ‘uniek’ en ‘talentvol’ je wel niet bent, is het logisch dat jongeren dat snel als excuus voor deze generatiefout zien. Alle deuren staan open en de wereld ligt aan de voeten van deze generatie. Is de term ‘zichzelf willen bewijzen’ dan wel op zijn plaats bij deze generatie, en spreken we niet gewoon over een generatie met een ander toekomstperspectief en een grotere hoeveelheid aan kansen? Deze kansen, denk aan prestigieuze banen, nemen natuurlijk eisen met zich mee die jongeren behoorlijk onder druk kunnen zetten.
De gevaarlijke kans
Staat deze generatie zo in het leven door hun toejuichende ouders? Of misschien door het gebruik van sociale media? Dat valt te betwijfelen. Door het enorme aanbod van mogelijkheden en alle manieren waarop jongeren al vroeg hun talenten kunnen ontplooien, krijgt het zelfbeeld van jongeren een enorme boost. Zo kreeg ik bijvoorbeeld al op mijn veertiende de mogelijkheid om mijn artikelen te publiceren, anderen konden hun filmwerken delen via media als YouTube en voor jonge zangtalenten zijn al genoeg televisieprogramma’s ingericht. Onze generatie wordt dagelijks geconfronteerd met alle mogelijkheden die er zijn en daar ligt, in mijn optiek, de risicofactor. In onze maatschappij lijkt alles mogelijk te zijn.
In zijn lezing Changing Education Paradigms bewijst onderwijsexpert Ken Robinson al dat een diploma tegenwoordig geen vereiste is om je te profileren. Dat beseffen jongeren zich maar al te goed. Door de ontstane netwerksamenleving en door onder andere de populariteit van het internet, zijn er honderden mogelijkheden ontstaan om te profileren zonder ook maar een diploma in de hand te hebben. Zo verdien ik mijn geld nu als journalist, terwijl ik tot nu toe alleen de basisschool succesvol heb afgerond. Als je mijn veterstrikdiploma niet meetelt.
Het zwaarste gewicht
Deze generatie lijkt Nietzsches theorie over het zwaarste gewicht (das schwerste Gewicht) goed in de oren te hebben geknoopt: je leeft het leven maar één keer (is de kreet ‘YOLO’ daar ook op gebaseerd?) en iedere fout blijft staan. In een maatschappij waar de kansen je om de oren vliegen wordt het een competitie om zoveel mogelijk kansen aan te gaan en optimaal eruit te halen wat erin zit. Nietzsche spreekt nog over belemmeringen in mensenlevens waar men niet onderuit kan komen, maar de jeugd van tegenwoordig blijkt te zijn geboren met een échte tabula rasa.
Dan wordt het een missie om dat onbeschreven velletje zo mooi mogelijk in te kleuren. Als jongere van deze tijd ben je geen kras of vlek op dat hagelwitte papiertje gewend, wat maakt dat iedere tegenslag door het contrast dat het veroorzaakt, een ramp kan worden. Dus als we het over Generatie Y hebben, moeten we niet praten over sociale media, opvoeding of economische welvaart, maar misschien wel trots op onszelf zijn. We hebben een samenleving opgebouwd waarin er zoveel mogelijkheden zijn, dat het soms de mens te boven kan gaan. En met het toegenomen aantal burn-outs en depressies, blijkt maar weer dat zelfs onze generatie nog niet bestaat uit übermenschen.