De opvoering van Die Dreigroschenoper (De Driestuiveropera) van Bertolt Brecht in een klein theater in Berlijn in 1928 was het begin van een langdurige politieke strijd. Dit theaterstuk speelde vijf jaar in Duitsland – waar het ook werd verfilmd – tot het in 1933 door de nazi’s werd verboden. Dit verhaal bleef echter populair in het buitenland, zeker in Nederland, waar het in 1934 als boek verscheen. Brecht was een kunstenaar die met zijn toneel de strijd aanbond met de kapitalistische moraal.
De ‘Driestuiveropera’, bedoeld voor arme mensen, gaat over de gangster Mackie Messer, die in Londen een liederlijk leven leidt, vol diefstal en bedrog. De toeschouwer krijgt echter sympathie voor deze gangster, hij is de held van het verhaal. In een kapitalistische samenleving zijn mensen succesvol als ze profiteren van anderen. Dat beseft ook meneer Peachum, hoofd van een imperium van bedelaars, die bij hem plaatsen moeten pachten voor een goede plek in de straten van Londen.
‘Ihr, die ihr euren Wanst und unsre Bravheit liebt,
Das eine wisset ein für allemal:
Wie ihr es immer dreht und wie ihr’s immer schiebt,
Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral.
Erst muss es möglich sein auch armen Leuten,
Vom grossen Brotlaib sich ihr Teil zu schneiden.’
(‘U, die van uw dikke buik en onze braafheid houdt,
dit ene weet een ieder boven alles:
Hoe u het ook altijd duwt en hoe u het ook altijd draait,
eerst komt het vreten, dan komt de moraal.
Eerst moeten ook arme mensen de mogelijk krijgen,
van het grote brood hun deel te snijden.’)
Deze ‘opera’ bestaat uit inspirerende liederen van Bertolt Brecht, op intrigerende muziek van Kurt Weill. Dit citaat is afkomstig uit een lied dat wordt gezongen door meneer Peachum, als in Londen de voorbereidingen worden getroffen voor de kroning van een nieuwe koning. De politie wil daarvoor de straten schoonvegen, wat gevaar oplevert voor de onderneming van Peachum. Die dreigt daarop de bedelaars de ceremonie te laten verstoren: ‘Eerst komt het vreten, dan komt de moraal’.
In de ‘Driestuiveropera’ gebeuren veel nare dingen, als gevolg van immoreel gedrag van mensen. Brecht veroordeelt dit echter niet, maar laat zien waarom dit gedrag in die specifieke omstandigheden en voor die mensen logisch is. Het theater is voor hem een sociaal laboratorium, door te laten zien hoe mensen in verschillende omstandigheden anders denken en zich anders gedragen. Met als doel het besef dat mensen zichzelf alleen kunnen verbeteren als ze de samenleving veranderen.
Daar zaten de nazi’s echter niet op te wachten, na de machtsovername door Hitler sloeg Brecht op de vlucht en kwam hij – na enige omzwervingen – terecht in de Verenigde Staten. In dat land van de vrijheid vond deze socialist evenmin rust, hij moest zelfs verschijnen voor een parlementaire onderzoekscommissie wegens ‘onamerikaanse activiteiten’. Na de oorlog vestigde Brecht zich in de DDR, maar in dit ‘socialistische’ land werd zijn werk evenmin verwelkomd.
In nazi-Duitsland, het kapitalistische Amerika, de socialistische DDR, overal werd Brecht het werken onmogelijk gemaakt. Hijzelf zag dit als een falen: de laatste jaren van zijn leven bracht hij door met het schrijven van melancholische gedichten, tot zijn vroege dood in 1956. Maar misschien laat dit ook zien dat zijn kunst werkelijk revolutionair is en een kritiek is op elke macht, van welke politieke kleur ook.
Brecht laat in zijn theater niet alleen zien hoe maatschappelijke verhoudingen bepalend zijn voor de publieke moraal, maar ook hoe de moraal zelf een theater is. Gedrag is ‘goed’, als het gunstig is voor de mensen met macht. Als je een diefstal pleegt bij een bankier, wordt je gezien als een gevaar voor de samenleving, als een bankier jouw bankrekening plundert, wordt dat beschouwd als noodzakelijk voor de economie.
Mackie Messer moet vluchten voor de politie, maar schaakt ondertussen diens dochter Polly. Dat is zeer tegen de zin van vader Peachum, totdat de nieuwe koning Mackie gratie verleend en in de adelstand verheft. Een hoogst onwaarschijnlijk einde, maar niet minder verrassend dan de publieke moraal. In de in Amsterdam verschenen Dreigroschenroman (1934) schopt de verdorven Mackie Messer het zelfs tot bankier, omdat het slecht is om een bank te beroven, maar nog erger om een bank te beginnen.
Hier de liederen van Die Dreigroschenoper
Ronald van Raak is Tweede Kamerlid voor de SP