Interview

Sander Dekker over zijn radicale onderwijsplan

12-03-2014 15:58

De blonde krullenbol naast Jet Bussemaker. Allesbehalve de gemiddelde VVD’er. Het afgelopen jaar heeft Sander Dekker, staatssecretaris van onderwijs, besteed aan praten met leerlingen, docenten, bestuurders, onderzoekers en werkgevers over hoe we het Nederlandse onderwijs kunnen versterken. Dat begint met meer aandacht voor het talent van het individu, aldus Dekker.

Gisteren publiceerden wij zijn kamerbrief, oftewel: tweeëntwintig kantjes aan visie, voorbeelden en onderzoek. Een plan dat maar zo eens het hele Nederlandse onderwijs kan hervormen. Dekker presenteerde zijn eigenzinnige visie gisteren in de Tweede Kamer. “Laten we zorgen dat we het beste onderwijs krijgen.” – Lees hier ons gesprek. Dat is ook te volgen zonder dat je het pak papier hoeft te lezen. 

De Nederlandse kracht

De onderwijskundige specialiteit van Nederland? Die kennen we allemaal. De middelmaatcultuur. Er wordt veel rekening gehouden met zwakkere leerlingen en Nederland staat bekend om de methoden om iedere leerling op de been te houden. We hebben, vergeleken met andere landen, weinig drop-outs en veel programma’s om leerlingen van de juiste bijlessen en aandacht te voorzien. Dekker pleit echter in zijn plan voor meer aandacht naar talent.

Oftewel: Nederland moet zich eens meer gaan focussen op het positieve, in plaats van het negatieve. Gaan we dan niet die Amerikaanse streberscultuur achterna? Waar mindere leerlingen nauwelijks tot hun recht komen en jongeren worden uitgebuit om het maximale uit zichzelf te halen?

Mag begeleiding voor toptalent ten koste gaan van algemene begeleiding? Bent u niet bang voor hetgeen waar ons onderwijs juist zo goed in is, de laagvliegers hooghouden?

“In mijn ogen is dat een valse tegenstelling. Het één moet niet ten koste gaan van het ander. Ik zie genoeg scholen die het allebei heel goed kunnen doen. Dit ligt met name bij de organisatie van de school en de manier van lesgeven. Er moet wat meer verschil worden gemaakt. Je moet niet uitgaan van het ouderwetse onderwijs, waarbij dertig leerlingen in dezelfde klas zitten, die tegelijkertijd dezelfde stof tot zich nemen. Dan is het heel moeilijk om daar recht aan te doen.”

En hoe is het huidige onderwijs daarop aan te passen?

“Je moet kijken naar wat leerlingen nodig hebben, en hoe je het systeem aan hén aan kan passen in plaats van andersom. Dan maken we pas echt de stap naar moderner onderwijs. Zowel kinderen die zorg nodig hebben als kinderen die meer uitdaging nodig hebben, moeten hun plek vinden op school. En daar moeten we op letten.”

Idealistisch. Denkt u dat zoiets wel  haalbaar is met het lerarentekort van nu?

“Goede leraren zijn cruciaal om dit waar te maken! Dat is een van de redenen dat het kabinet de komende jaren in onderwijs gaat investeren, omdat het goed is voor jonge mensen, maar ook om Nederland economisch sterker te maken. Die achthonderd miljoen gaat ook gedeeltelijk naar leraren. We vinden dat de kwaliteit omhoog mag. Ook moeten er meer worden gezocht voor vakken waar lerarentekorten zijn, voor het ene vak gaat dat soms makkelijker dan voor het andere. Zonder goede leraren voor de klas kom je er niet.”

Alle niveau’s

De Nederlandse niveau’s, een onderwerp waar veel scholieren over zeuren. De splitsing tussen de niveau’s zou werken voor de gemiddelde leerling, maar helaas bestaat die gemiddelde leerling niet. Het bètatalent verveelt zich bij wiskunde, het alfatalent verveelt zich bij taalvakken. Dekker behandelt dit uitgebreid in zijn kamerbrief en roept scholen op om individualistischer te denken. Een concrete stap? Vakken op meerdere niveau’s kunnen volgen. 

U pleit voor zowel aandacht voor talent op het VWO, als op de HAVO en het VMBO. Dat terwijl de doorstroomeisen op middelbare scholen en vervolgopleidingen telkens meer verscherpt worden, onder de nieuwe vrijheid die scholen daarin hebben. Vergroot dit de kloof tussen schoolniveau’s en opleidingenniveau’s voor doorstromers niet?

“Nou ja, het idee is juist om die kloof een beetje te verkleinen. “

Een beetje te verkleinen.

“Te bevechten. Je schoolloopbaan wordt nu heel erg bepaald door je slechtste vak. Dus stel, je zit op de HAVO, omdat je talen op dat niveau zijn. Maar je bent bijvoorbeeld heel goed in exacte vakken. Waarom zou je dan niet die kunnen afronden op VWO-niveau? En dat je dat dan ook kan terugzien op je diploma. Dan halen we het schot daar in die zin een beetje weg.”

En op de vervolgopleiding?

“Bij de vervolgopleiding zal de vraag ontstaan: ‘Wat betekent dat dan?’ – Als je zo’n diploma van twee helften hebt. Kan je daarmee dan naar de universiteit of moet je per sé naar het HBO? Dit zijn vragen over de overgangen waar we nog een oplossing voor moeten vinden. Maar wel vragen waarmee we samen met het hoger onderwijs en het MBO in gesprek over gaan.”

Denkt u dat dit nieuwe programma voordelen gaat hebben voor net-afgestudeerden? Er zitten nu immers veel studenten zonder baan, vaak omdat ze zich niet kunnen onderscheiden.

“Ik denk het wel. Want dit gaat uiteindelijk over goed onderwijs. Als je er meer uit hebt gehaald in de tijd dat je op de middelbare school zit, en dan naar je vervolgopleiding gaat, dan heb je daar echt wel wat aan. Dan kan je dat ook tot uiting brengen in je werk. Er zijn veel bedrijven en ondernemers die zeggen: het is hartstikke goed dat we in Nederland kijken of onze talenten er echt het maximale uithalen.

Dit is niet alleen belangrijk voor de individuele ontplooiing en ontwikkeling, maar ook voor het beeld dat je creëert voor werkgevers. “Kijk, dit kan ik”. – Laten we zorgen dat we het beste onderwijs krijgen.”

Het gebrek van toptalent

Je zou kunnen zeggen dat Dekker zichzelf tegenspreekt. Met de nieuwe eindexameneisen zijn bijvoorbeeld veel leerlingen die niet goed zijn in Nederlands, Engels en wiskunde naar een lager niveau gestuurd. Door vakken op meerdere niveaus te kunnen volgen, zou hij dit eigenlijk weer terugdraaien. Dan hoeft die VWO’er niet naar de HAVO, maar kan diegene maar één vak op de HAVO volgen. Maar hoe staat hij daadwerkelijk tegenover dit uitzonderingsgeval, dat toch vaak voor blijkt te komen?

Er zijn ook leerlingen die nu bijvoorbeeld niet verder mogen op het VWO omdat ze niet goed genoeg zijn in wiskunde. En daardoor belanden ze dan op de HAVO. Is het dan niet een enorme omweg om HAVO te gaan doen en bijna alle vakken op VWO-niveau te gaan volgen?

“Daar moeten we natuurlijk zorgvuldig naar kijken. Maar we moeten ook uitkijken dat de dingen die we doen om leerlingen uit te dagen, om het een stapje hoger te doen, er niet toe leiden dat we tegen leerlingen gaan zeggen ‘als je er niet goed in bent, doe het dan maar op een lager niveau’. We willen meer ruimte geven aan de bovenkant en leerlingen uitdagen om er meer uit te halen en we willen leerlingen niet stimuleren om voor de makkelijke weg te kiezen.”

En dit geval dan?

“In het specifieke geval dat jij nu noemt moeten we kijken wat redelijk is, want zo’n leerling zou eigenlijk niet op de HAVO moeten stranden. Deze punten nemen we mee in de uitwerking.”

Is het niet tegenstrijdig dat toptalent georganiseerde uitdaging nodig heeft? Moet dit initiatief niet bij de leerling zelf liggen, in plaats van bij de overheid of bij scholen?

“Ik denk dat het initiatief aan beide kanten moet liggen. Ik vind zelf dat ook school een taak heeft om leerlingen te motiveren en uit te dagen, dat is misschien wel de essentie van goed onderwijs. Aan de ene kant helpen, aan de andere kant toch steeds de lat hoger leggen. Ik schrik ervan dat één op de vier leerlingen aangeeft dat ze zich bijna altijd vervelen. En dat van de 20% ‘beste leerlingen’ de helft zegt dat dat het geval is. Dan klopt er toch iets niet, als je je zo vaak verveelt. Daar word je, denk ik, ook geen leuker mens van. De scholen moeten daarin ook een grotere verantwoordelijkheid nemen.

We zijn in Nederland wel een beetje calculerend, als het maar een voldoende is, dan is het goed genoeg. Vaak vinden we het ook nog eens uitsloverig als leerlingen ergens erg goed in zijn. Oké, als je hele goede cijfers haalt voor gym, ben je de stoere bink van de klas. Maar als je dat doet voor wiskunde, ben je al snel een beetje een buitenbeentje. Waarom kunnen we niet ook daar trots op zijn?”

Visie

Waar heeft u verder inspiratie op gedaan voor dit onderwijsplan?

“Zonder onmiddellijk dingen te gaan kopiëren, kunnen we wel leren van andere landen die hier al veel verder mee zijn. Als je kijkt naar Nederland doen we het gemiddeld best goed, maar als je verder kijkt, zie je dat dat vooral is omdat we goed zijn met het beschermen van kwetsbare leerlingen. Maar we doen het beduidend minder goed als het gaat om de beste leerlingen. Die presteren toch duidelijk minder dan de beste leerlingen in de landen om ons heen. En ik vind dat alle leerlingen uitdagend onderwijs verdienen. We moeten af van dat: “Ach, die komt er wel op eigen kracht, daar hoeven we geen aandacht meer aan te besteden”. Dat vind ik ook echt verkeerd. “

Voorbeeldslanden?

“De landen om ons heen zijn vaak goede voorbeelden. Ik ben in Engeland geweest, waar al veel langer toptalent wordt uitgedaagd. Daar zag ik hele leuke en spannende dingen. Zo was er bijvoorbeeld een wiskundelerares die, in een volle klas van 32 leerlingen, toch oog had voor iedere leerling. Extra aandacht als je het moeilijk vindt en verdieping voor als het je goed afgaat. Ik zag veel leraren die heel goed wisten te schakelen tussen de ene en de andere rol. Dat is natuurlijk heel ingewikkeld, en het vraagt heel veel van docenten, dat is één van de redenen waarom we ook meer aandacht aan hen willen besteden.

Je ziet ook dat de cultuur daar verschilt van de onze. Daar is het wel zo dat als je ergens heel erg goed in bent, in sport of in cultuur, maar ook in goede cijfers halen, dat iedereen daar ongelofelijk trots op is. Een andere mentaliteit, dat hebben we nodig.”