Op 28 maart 2001 overleed mijn vader. In januari van datzelfde jaar waren Jan en Truus, zo spreken mijn zus en ik mijn ouders aan, zestig jaar getrouwd. Ik heb nog een foto uit 1941, de oorlog was net begonnen, waarop je mijn stralende moeder ziet tussen een kamer vol met seringen.
Op het moment dat mijn vader stierf, waren mijn ouders net verhuisd van een flat in Soest naar een aanleunwoning. De dozen stonden nog ingepakt en mijn moeder verloor niet alleen haar man, maar kwam ook op haar éénentachtigste helemaal alleen in een vreemde omgeving terecht. Voor ons, maar ook voor Truus zelf, meer garantie op veiligheid. Met een simpele druk op een belletje zou er immers een verpleegkundige arriveren, en dat geeft rust.
Tot haar negentigste jaar woonde mijn moeder ‘zelfstandig’, met het wakende oog van de verpleging op afstand. Ze kookte nog zelf, behandelde nog haar eigen post en financiën en als we het over televisie hadden, was ze zo scherp als een mes. Diep in haar hart sluimert een heimelijke verliefdheid voor Matthijs van Nieuwkerk, dus daar mag ik eigenlijk nooit iets vervelends over schrijven. Truus is van de VARA, dus daar blijf je per definitie af.
Drie jaar geleden viel Truus om. Op weg naar huis belde ze me met een beverig stemmetje dat ze op de grond lag. Gelukkig had ze met haar belletje de verpleegster kunnen bereiken, dus was ze niet alleen. Na negentig jaar, met nog geen breukje in het broze lijf, brak mijn moeder haar been. Wat onvermijdelijk leidt tot én een lange revalidatie én nooit meer terugkeren naar je eigen, vertrouwde, intieme omgeving. Het verzorgingstehuis in Amersfoort werd de voorlaatste stap.
Dinsdagavond kreeg Marleen Verbree, verpleegkundige, het podium van Pauw en Witteman. De aanleiding was een brief die ook in de Volkskrant is verschenen, waarin Marleen een schrijnend voorbeeld beschrijft van een vrouw, die naar haar revalidatie noodgedwongen terug moet keren naar haar eigen huisje. Gezien haar conditie, een afgezet onderbeen en het gebrek aan faciliteiten, geen geld van de gemeente voor de aanpassing van haar woning voor een rolstoel, dus een regelrechte ramp. Bovendien heeft de vrouw een dochter met MS.
Het gesprek aan tafel ging over ‘zelfredzaamheid’ en toenemende ‘efficiency’ binnen de gezondheidszorg. Ook bij mijn moeder krijgen de verpleegkundigen een aantal minuten per dag per bewoner waarin ze zorg moeten verlenen. Soms kom ik tijdens een bezoek vier verschillende gezichten tegen. De één brengt koffie, de ander brood. Weer een ander doucht mijn moeder en tot slot komt er nog een verpleegkundige langs om haar steunkousen uit te doen en om haar medicijnen voor de nacht te geven. Terwijl de stopwatch loopt, komen en gaan de zeer toegewijde en zorgzame verpleegkundigen. Zelf gevangen in een structuur die ze machteloos maakt en die zelfs tot verdriet leidt onder het personeel, vertelden een bewogen Marleen en haar collega’s.
Dit kabinet wil de zorg meer gaan delegeren naar de gemeentes zelf, met alle gevaren vandien, blijkt dus uit het verhaal van Marleen. Volgens Ferry Mingelen, politiek commentator, houdt Diederik Samson ‘zijn hart vast’ bij deze ingrijpende operatie. Een heroïsche uitspraak voor een PVDA- politicus die net zo makkelijk zijn handtekening heeft gezet onder de drastische bezuinigingen binnen de zorg. Notabene de partij van Truus, waar ze haar hele leven onterecht vertrouwen in heeft gehad.
Mingelen prees nog even de staatssecretaris van Volksgezondheid, Martin van Rijn. Ja, zo’n goeie hebben we lange tijd niet gehad in een kabinet, aldus de commentator. Ik denk niet dat Marleen en de meisjes en vrouwen rond mijn moeder veel zullen merken van de vooruitstrevende Van Rijn.
Zij kampen dagelijks met de frustraties van een systeem, dat tot op de dag van vandaag nog steeds chronisch tekort schiet voor een generatie, die beter verdient.