Dat moet mij weer overkomen, lieve vrienden en vriendinnen! Zoals jelui weet ben ik een herboren mens sinds ik radicaal met roken, drinken, allerhande drugs en masturberen ben gestopt: De Nieuwe Frisheid. En dat notabene in Zuid-Amerika, het walhalla van het hedonisme. Ik heb dus alle spa’s van Brazilië, Bolivia, Peru, Ecuador en Colombia uitgewoond, menig piek van de Andes met de blote handen overwonnen en afgelopen maandag heb ik nog mijn bloed laten verversen in de privékliniek P. Escobar in het verre Medellin.
Wat wil het geval? Het schitterende hotel in Cartagena de Indias waar ik nu zit, blijkt aan de plaatselijke Zeedijk te zitten, en dan die schitterende Zeedijk uit de jaren tachtig en niet het bakfietsgleuvenreservaat dat het nu is.
Alleen maar schreeuwende cracknegers, gillende hoeren, corrupte veldwachters en stomdronken en knetterstonede Amerikaanse backpackers! 24/7! Twenty Four Seven! Als je dus zoals ik met de bus van Ushaia op Vuurland naar het meest noordelijke puntje van Zuid-Amerika bent gereisd, een slordige 18.000 kilometer, dan denk je nou, daar kunnen dat botoxpropje Floortje Dessing en die kappersnicht van een Chris Zegers een punt aan zuigen, en desnoods de punt van Ron Jeremy. Blijk ik gewoon in de speeltuin van de Verenigde Staten van Amerika te zitten! Die fucking babyyankees vliegen van Miami of New York voor 400 dolaaren op en neer naar Cartagena. Ze zijn allemaal rond zestien en mogen hier dus gewoon alcohol kopen en op straat drinken, en niet eens uit een bruine zak. Gisteren kwam ik weer een roedel lellebellen tegen, van die spoken met Donald Duckstemmen, hangtieten en lillende melkflessen in knellende shorts. Hee opa, gilden ze tegen mij: weet u nog een leuk café voor ons? Ik heb ze toen naar een hele vieze pissteeg gestuurd waar het zo donker is dat je zelfs de vierhonderd crackconsumenten niet meer ziet, hoogstens ruikt. De meisjes hadden heel handig van die tasjes om hun nek, met daarin paspoort, travellers cheques, groene poeplappen en intiemspray. U begrijpt wat er in die steeg is gebeurd en ze mogen nog blij zijn als ze geen acute hiv-besmetting hebben opgelopen hetgeen me doet denken aan dat ontdeugende grapje: hoe kan je voorkomen dat twaalf Afro-Amerikanen je zuster gangbangen? Dan moet je ze een basketbal toewerpen! Hahahahahahaha! (Of een gros KFC hot wings maar dat mag ik niet zeggen want dan krijg ik zeurpiet Quincy op mijn dak terwijl het zijn favoriete kluiverijtje is).
U begrijpt: de muren komen op me af en ik heb een gruwelijke doodswens! Caramba! Ik wil springen maar het is maar één hoog! Ik weet van gekkigheid niet meer wat ik moet doen. Het liefst ga ik nu naar die pissteeg om met mijn zwarte broeders de Colombiaanse vredespijp te roken. Overigens werd ik voortdurend door hun aangesproken met Tony Montana.
Ik vond dat best vleiend, op mijn ouwe dag, maar het kan natuurlijk ook komen door dat deftige tropenpak dat ik mij heb laten aanmeten. Nou blijkt dat Tony Montana gewoon heel ordinair geheime straatcodetaal is voor cocaïne! Enfin.
Ik ben dus als de dood voor de terugval, net nu het weer zo goed met mij gaat. Steeds gaat het potjandorie weer mis en vlieg ik als een mot in de kaarsvlam of als een strontvlieg in de endeldarm van Gordon. De laatste keer dat het mis ging was in mijn Algarviaanse gehucht M. Ronaldo II en ik hadden flink aguardiente en bier zitten slobberen in de Russenbar van mijn dorp. Het was Semana Santa, kort voor Goede Vrijdag. Zonder drank kan ik een keurig en gedisciplineerd leven lijden maar na een dozijn kopstoten gaat het mis en dreigt de terugval. Zo gebeurde het ook in de Borisbar, waar bovendien voor mijn gevoel een feestelijke sfeer hing. Ik had te kampen met een misplaatste euforie zoals eigenlijk al mijn hele leven. Er moest dus wat gevierd worden, er moest een kers op de niet bestaande taart komen. ‘Ronaldo Segundo, brulde ik, ik wil nu crack roken in Olhão’! Ronaldo had geen zin in crack want hij moest de volgende dag kunstschaatsen in Tavira maar wel in de hoeren en daar wemelt het van in het ranzige havenstadje. Waar hoeren zijn is crack en omgekeerd. Tien minuten later zat ik in de stromende regen achterop de roze scooter van die flapdrol. Alles was binnen de korste keren zijknat: mijn geld, mijn bankpasje, mijn paspoort en mijn sigaretten. We konden amper twee meter voor ons uitkijken en ik vervloekte mijzelf. Waarom moest ik godverdomme het warme café vol gezellige gratis Russische juffrouwen verlaten voor een onzeker avontuur in een ranzig en ongetwijfeld godverlaten vissersstadje?
Nu heb ik overal ter wereld gescoord en als het mij in Rio de Janeiro, Paraguay, Beiroet, Berlijn, Tajikistan en Bangkok is gelukt dan lukt het mij ook wel in de Algarve, notabene midden in de Semana Santa.
Ook in Nederland was het scoren mij altijd gelukt, van Maastricht tot Delfzijl. Ik werkte voor het kommunistiese weekblad De Groene Amsterdammer en maakte hoofdzakelijk reportages, vaak in onheilspellende oorden waar normale mensen liever niet komen. Iedere woensdag kreeg ik mijn honorarium en dat ging dan meteen in rook op, meestal op het toilet waar de hoofdredacteur ook gebruik van maakte. De gang walmde van de bruin en de teerlucht van het folie, maar niemand keek er raar van op of zei er wat van. Hygiëne en frisheid moesten bij de Groene vooral in het hoofd zitten. Zo zat er weken lang een meurende mijnheer in de keuken koffie en bier te drinken. Ik dacht dat hij een antropoloog was of wellicht een lid van Socialistische Arbeiders Partij maar uiteindelijk bleek het gewoon een zwerver te zijn. Alles kon bij de vrijgevochten Groene Amsterdammer in die tijd, zo ook mijn buitenissige en openlijke drugsgebruik. Tijdens mijn vele provinciereizen voor het weekblad moest ik in de regel altijd wel even scoren en in de regel waren er twee mogelijkheden: bij het Leger des Heils of via de verkopers van de Daklozenkrant. Als het daar mis ging, kon ik nog altijd naar een plek met een hoge concentratie aan negers en Marokkanen maar de kans dat ik daar genept zou worden was levensgroot.
Het scoren was me zelfs eind jaren tachtig in het levensgevaarlijke Harlem, New York gelukt, toen crack, free base en bazooka de stad teisterden. Ik stond voor een crackhouse aan de Malcom X Boulevard en vertelde tegen de deurneger van twee meter dat ik journalist was en een artikeltje wilde schrijven over crack. Hij lachtte mij uit en riep tegen wat rondhangende kansjongeren dat ik wel een hele brutale bleekscheet was. Misschien moest ik maar een glas melk bij mijn moeder thuis gaan drinken. Op dat moment zag ik Melody, een beruchte crackhoer bij wie ik eerder dope had gescoord. ‘Geef me je pijp en een paar hits, Mel’, zei ik. Ik brak twee capsules kapot, leegde die in de pijp en rookte de rotzooi in één keer op. Toen mocht ik naar binnen van de verbaasde neger.
Meer dood dan levend kwamen Ronaldo Segundo en ik aan in spookstad Olhão. Enkel de benzinepomp was nog open, en er scharrelde warempel wat volk rond. Bij de koffieautomaat stond een commerciële sekswerkster met psoriasis en een open rug die ons stomverbaasd aankeek, alsof we monsters waren die jaren op de zeebodem hadden geleefd. Het zeewier kroop nog net niet uit Ronaldo’s oren. Ja, ze wist wel een plek waar we we crack konden roken en Ronaldo kon gepijpt worden voor twintig euro. ‘Laat die man eerst maar opdrogen, zei ik tegen de dame, waar moeten we heen. Ze reed met ons mee, achter Ronaldo’s rug, en even later zat ik bij een snorrende houtkachel keurig aan de pijp. Mijn vertrouwen in de mensheid was weer terug. Honderden keren in mijn leven was ik belazerd maar in diepe het zuiden van Portugal woonden nog nette mensen. Ronaldo ging even met de juffrouw wandelen voor een mamada (blowjob) uiteraard nadat ik hem twintig euro had gegeven en tegen het ochtendgloren reden we tevreden naar ons dorp terug. Mijn vreugde was van korte duur want het gehele interieur van mijn blokhut was gesloopt. Overal lagen verscheurde kledingstukken, mijn drie paar schoenen waren aan flarden gereten, alles kabels waren stuk gebeten en de zak hondenvoer van twintig kilo was zo goed als leeg. Mijn euforie was weg. Ik, de stomme mot, was opnieuw in de kaarsvlam gevlogen. Weer een godverdommense terugval. Nooit zou ik het leren. Uiteindelijk lagen de drie honden op mijn bed, tevreden snurkend en scheten latend. Zij hielden mij echt van de straat, wat zelfs mijn al mijn ex’en niet gelukt was.
Al mijmerend en volgeschoten met heimwee loop ik te ijsberen door de suite van het schitterende hotel in Cartagena de Indias. In de Loney Planet lees ik dat ik een georganiseerde tour kan maken naar het Duivelseiland, de gewezen slavenmarkt van onze V.O.C. en tevens de leprakolonie waar de film Papillon zich afspeelt. Bij het plaatselijke VVV tik ik 185 dollar af hetgeen alleszins redelijk is voor twee uur educatief vermaak. De boot valt een beetje tegen, temeer omdat ik zelf moet roeien hetgeen ik wel erg veel Wiedergutmachung vind. Ik vind het ook vreemd dat ik de enige witman ben. Mijn medepassagiers, die merkwaardig genoeg slechts 10 cents betalen voor de oversteek, noemen mij schamperend master en dat steekt na al mijn vrijwilligerswerk voor Blaka Watra.
Ook Duivelseiland valt reuze tegen. Onze krakkemikkige boot wordt belaagd door een veertigtal piepjonge kommersjele sekswerkertjes en daar moet ik niks van hebben, en al helemaal niet als ze met hun tengels aan mijn goeie goed komen. voor het welkomstmaal, een bord gefrituurde maden, moet ik warempel vijftig dollar betalen terwijl men bij het VVV had gezegd dat het bij de tour inbegrepen zat. Uiteindelijk blijk ik zelf het hoofdgerecht te zijn!
Maar ik wil nog niet dood, ik wil eerst nog de uitslag van de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen medemaken! Iedereen die mij kent, weet dat ik een prachtige stem heb. Ineens schiet mij een ontroerend gedicht binnen van Ramsey Nasr, zeg maar de hedendaagse Willy Alfredo. Dan begin ik voor te dragen, en ik zie tranen in de ogen van de leden van de kookclub van het Duivelseiland. Hoe het afloopt, vertel ik jullie en geuren en kleuren als ik straks in de Amazone ben voor een afsluitende ayahuascaklismatherapie en een katharsisch bezoek aan de opera van Manaus.
Kom er maar in, Ramsey!
Met een heel klein kwakje ketchup
Flink wat suiker bovenop
Besprenkeld met limoensap
En versierd met katjesdrop
Badend in een laagje honing
Opgediend als hoofdgerecht
Keurig op een goeden schotel
Smaakt kaka nog niet zo slecht
Gemarineerd in cola
En gesmolten chocola
Krokant gebakken in de pan
Omwikkeld als een loempia
In schijfjes of gemalen
Geflambeerd met wat cognac
Verkruimeld tussen muesli
Gaat er niets boven een kak
Ja kan hem ook frituren
Of lichtjes stomen in de wok
Dat hangt af van zijn textuur
Is hij plat of is’t één brok
Maar eens de smaak te pakken
Kom je kookpotten te kort
Dan wil je, echt, geloof me
Alleen nog drollen op je bord