In het bijgaand verslag (pdf) wordt uiteengezet dat we nog steeds in een stabiele landelijke electorale periode zitten. Met constant slechte scores voor de twee regeringspartijen.
Ook de verschuivingen van deze week zijn miniem (PVV-1 en ChristenUnie +1). De PVV is daarbij de grootste partij. De VVD derde en de PvdA zesde.
De uitslag van de peiling van vandaag betreft de landelijke electorale positie van de partijen, die kan niet één op één als voorspelling gezien worden voor de uitslag in de gemeenten.
Dat komt met name doordat behoudens VVD, CDA en PvdA de andere landelijke partijen maar in een (klein) deel van de gemeenten meedoen (zoals de PVV in maar 2 en de SP in ruim 100 ), de deelname van lokale partijen, die vorige keer bijna 25 procent van de stemmen kregen en de veel lagere opkomst dan bij de Tweede Kamerverkiezingen. Daarnaast spelen dus ook lokale issues en lokale personen een rol (maar desondanks zullen we over het gehele land ongeveer dezelfde trend zien van de landelijke partijen).
Bij het beoordelen van de uitslag van woensdagavond is het ook belangrijk te beseffen dat de uitslag van de laatste Tweede Kamerverkiezingen voor VVD en PvdA beduidend hoger was dan die van de Gemeenteraadsverkiezingen van 2010 (bij de VVD verschilde dat 11 procent en bij de PvdA 9 procent). Dus als de VVD en PvdA in de gemeenten ongeveer gelijk zouden blijven, dan scoren ze toch beduidend slechter dan bij TK2012.
De opkomst a.s. woensdag lijkt fors lager te worden dan in 2010, die toen ook al de laagste ooit was. Het effect daarvan op de uitslag kan ook ingrijpend zijn. Ouderen komen namelijk beter op dan jongeren. Hoog opgeleiden beter dan Laag opgeleiden en autochtonen beter dan allochtonen. Uit de tabel in de bijlage blijkt o.a. dat partijen als SGP, ChristenUnie, CDA het meest profijt zal hebben van de lage opkomst en lokale partijen het minst.
Van alle kiezers geeft 61 procent aan te verwachten hetzelfde te stemmen als bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2010. Bij de VVD en de PvdA is dat het laagst (rond de 45 procent). Bij SGP, ChristenUnie, CDA en de lokale partijen het hoogst (boven de 70 procent).
Op basis van de bovenstaande factoren is aan te geven hoe de uitslag van alle ruim 400 gemeenten bij elkaar er ongeveer uit zal zien (per gemeente kan de trend dan wel verschillen, mede omdat het aantal deelnemende landelijke partijen en de positie van de lokale partijen zal verschillen):
De combinatie van het bovenstaande zal in de meeste gemeenten dus enerzijds leiden tot een geringere deelname van de kiezers aan deze verkiezingen en anderzijds tot een grotere fragmentatie van het electoraat.
Ter vergelijking: in 1986 haalden PvdA+CDA+VVD bij de Gemeenteraadsverkiezingen samen 73 procent van de stemmen (bij een opkomst van 73 procent). Bij de bijzondere Gemeenteraadsverkiezingen van 2002 (opkomst Leefbaar partijen + Fortuyn), waar de lokale partijen samen 25 procent haalden, scoorden PvdA+CDA+VVD bij een opkomst van 58 procent een score van 52 procent.
De Gemeenteraadsverkiezingen van 2014 lijken op een opkomst af te stevenen van minder dan 50 procent en PvdA+CDA+VVD zullen vrijwel zeker onder de 40 procent eindigen.
Dus in die laatste 28 jaar zien we een grote daling van de opkomst en ongeveer een halvering van de drie partijen – en haar voorlopers- die het Nederlandse politieke landschap de afgelopen 100 jaar hebben gedomineerd
Kortom: het zullen historische Gemeenteraadsverkiezingen worden met veel discussie erna over wat dit voor de toekomst van ons politieke stelsel betekent. Dat de kiezers bij de verkiezingen, en zeker voor de gemeenten, steeds minder opkomen hangt samen met het feit dat het voor veel kiezers onduidelijk is wat de gevolgen zijn van hun stem. Het is namelijk heel onduidelijk voor een kiezer tot welke gemeentebestuur zal welke uitslag leiden? Als bij voorbeeld tijdens de gemeenteraadsverkiezingen ook gekozen zou kunnen worden voor een burgemeester zou de opkomst beduidend hoger komen te liggen.