Het stadsdeel Slotervaart was het eerste stadsdeel in Amsterdam dat homobeleid ontwikkelde. In juni 2008 vroeg raadslid Alberto Schreutelkamp van de oppositiepartij Slotervaart Levendige Tuinstad (SLT) in een motie aan het Dagelijks Bestuur om maatregelen te nemen waarmee de toenemende discriminatie van homo’s kon worden tegen gegaan. Die motie werd aangenomen. Vervolgens werd binnen enkele maanden een nota geproduceerd met negen pagina’s concrete initiatieven, aanbevelingen en plannen gericht op acceptatie van homoseksualiteit en de bestrijding van discriminatie en vooroordelen.
In april van 2009 werd de ‘Homonota’, zoals hij in de wandeling ging heten, formeel gepresenteerd. Marcouch zelf liet het niet alleen bij het produceren van een nota. In de voor hem zo typerende activistische bestuursstijl droeg hij de inhoud en geest van de beleidsvoornemens ook uit in zijn openbare optredens.
Daarmee oogstte hij de lof en bewondering van veel homoseksuelen in Nederland, maar werd hem ook de intense haat en minachting van een flink deel van de jonge Marokkanen in ons land deelachtig.
Hoe vaak geweld tegen homo’s en discriminatie van homo’s precies voorkomt is niet duidelijk, want in het geval van discriminatoire (groeps)belediging en homofoob geweld wordt vaak geen aangifte gedaan.
In Amsterdam werden er in 2009 370 meldingen geregistreerd, maar een groot deel daarvan werd volgens de toenmalige Amsterdamse COC-voorzitter Dennis Boutkan door de politie niet geoormerkt als discriminatoir of homofoob. Slechts een klein deel van de meldingen mondde, zoals gebruikelijk, uit in een echte aangifte.
‘In 2010 bleek dat bijna de helft van de Amsterdamse homoseksuelen in het openbaar niet voor zijn of haar seksuele geaardheid uit durfde te komen en zich onvrij voelde in de stad’
Het aantal meldingen stijgt jaarlijks. In 2011 kreeg het speciale politieteam Roze in Blauw 564 meldingen binnen van bijvoorbeeld belediging, pesten, uitschelden en dreigen met geweld tegen homo’s en lesbiennes. Een jaar eerder waren dat er 487. Het aantal meldingen van daadwerkelijk geweld tegen homo’s daalde licht. Van 182 in 2010 naar 176 in 2011. Zoals beschreven in hoofdstuk 14 (De falende rechtsstaat), wordt de meerderheid (90 procent) van de bedreigingen en geweldsdelicten in Nederland echter helemaal niet aangegeven.
In Slotervaart zelf bijvoorbeeld bevindt zich bij het Nieuwe Meer (de Oeverlanden) een bekende cruise-plek. Daarvan is bekend dat er regelmatig homo’s worden belaagd en mishandeld. Toch bleken er, toen ik in 2009 op het politiebureau navraag deed, precies nul aangiftes gedaan te zijn.
Strafvervolging is heel zeldzaam. De persofficier van het Amsterdamse Openbaar Ministerie kon zich zo uit zijn hoofd maar één geval van strafvervolging in de afgelopen jaren herinneren en dat was eigenlijk een strafzaak over zware mishandeling, waarin discriminatoire groepsbelediging als verzwarende omstandigheid werd meegenomen in de telastlegging. Die strafzaak diende eind 2007. Twee Canadese militairen hadden een homo opgejaagd op de Vijzelstraat in Amsterdam en zwaar toegetakeld, waarbij het slachtoffer schedelbasisfracturen, een gebroken neus en ander hoofdletsel opliep. De militairen hadden het slachtoffer voor ‘faggot‘ uitgemaakt.
De dappere soldaten werden veroordeeld voor de mishandeling: respectievelijk vijf maanden cel en 45 dagen celstraf, maar de rechter achtte discriminatie niet bewezen omdat de militairen verklaarden dat ze elkaar ook vaak faggot noemden en dat ze dus eigenlijk helemaal niet gescholden hadden. De rechter geloofde dat verhaal, volgens het relaas van de persofficier. Met zulke strafrechters gaan we de oorlog niet winnen natuurlijk, zelfs niet als de Canadezen ons nog een keer komen bevrijden.
Dat homobeleid noodzakelijk was in Amsterdam bleek echter wel uit een onderzoek door bureau Onderzoek & Statistiek van de Gemeente Amsterdam, in opdracht van de Amsterdamse tv-zender AT5 en Het Parool. Daaruit bleek, dat bijna de helft van de Amsterdamse homoseksuelen in het openbaar niet voor zijn of haar seksuele geaardheid uit durfde te komen en zich onvrij in de stad voelde (Parool, 2 oktober 2010).
‘Dertig jaar later is het woord ‘homo’ in brede kring een scheldwoord geworden, vooral in allochtone kringen’
167 homoseksuelen en 412 hetero’s namen deel aan dit onderzoek. Acht van de tien homoseksuele Amsterdammers vonden dat het homoklimaat in de Amsterdam was verslechterd. Zeven van de tien hetero’s waren het daar mee eens.
Driekwart van de onderzoekspopulatie ging er vanuit dat zowel het fysieke als verbale geweld tegen homo’s vooral door Marokkaanse jongens werd gepleegd al constateerde men dat er ook wel degelijk daders uit andere etnische groepen kwamen. De helft van de geïnterviewde homo’s voelde zich wel eens bedreigd, bijna veertig procent was slachtoffer geworden van scheldpartijen en drie procent van mishandeling. Slechts negen procent van die groep deed aangifte. Van de hele onderzoeksgroep vond 63 procent dat politie en het gemeentebestuur te weinig ondernamen tegen homogeweld- en discriminatie.
In meer verlichte tijden betekende ‘homo’ nog gewoon homo, een afkorting van homoseksueel, een jongen of man die de onvervalste herenliefde was toegedaan. Vrouwen die niet op jongensheuvels maar op venusheuvels vielen werden met een prachtig woord ‘lesbiennes’ genoemd. Maar dertig jaar later is het woord homo in brede kring een scheldwoord geworden, vooral in allochtone kringen. Al zijn er natuurlijk inderdaad ook wel degelijk homofobe autochtone Nederlanders.
De Hoge Raad bepaalde in twee uitspraken in 2004 en 2009 dat het roepen van homofiel en de uitspraak ‘Jij bent een homo’ als een opzettelijke belediging beschouwd moest worden en dat ‘homo’ dus inderdaad een scheldwoord was en bevestigde eerdere veroordelingen van de rechtbank en het Hof. In beide strafzaken ging het om politie-agenten die in respectievelijk in Heerenveen en de Afrikanerbuurt in Amsterdam-Oost voor homo werden uitgescholden. Alle rechterlijke instanties vonden dat context en de intentie bepalend waren voor het beledigende karakter.
Dennis Boutkan (1966), organisatie-adviseur en toenmalig voorzitter van het COC Amsterdam, ging tijdens het raadsdebat over de homomotie inspreken in Slotervaart. Twee Marokkaanse PvdA-fractieleden waren de enigen in de hele raad die tegen stemden. Het ene raadslid noemde de nota ‘stigmatiserend voor de Marokkaanse gemeenschap’, die volgens hem geen enkel probleem had met homo’s en hij betwijfelde of er überhaupt wel homo’s waren in de moslimgemeenschap. Zijn socialistische partijgenoot vond dat Marcouch te confronterend opereerde, alleen al door het presenteren van een homonota.
‘Er kwam toen felle kritiek van een Marokkaans PvdA-raadslid,’ herinnerde ook Boutkan zich.
‘Hij betwijfelde of het wel zo slecht ging met de acceptatie van homoseksualiteit. “Waar baseer je dat op? Kom dan eens met bronnen en bewijzen,” zei dat Marokkaanse raadslid toen. Ik vond dat eigenlijk heel schokkend want dit is gewoon algemeen bekende kennis. Je kunt dat in een hele reeks rapporten van het Sociaal Cultureel Planbureau lezen. Maar deze man ontkende gewoon de werkelijkheid.’
‘Behalve stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Oost Fatima Elatik (PvdA) heeft verder geen enkele Marokkaan Marcouch publiekelijk gesteund’
‘Er kwam echter ook een ander geluid,’ vertelde Boutkan, ‘van Marcouch, die de motie van harte steunde. Marcouch wilde de motie uitvoeren, hij werd aangenomen en vervolgens is het stadsdeel heel hard gaan lopen. Marcouch is met de beleidsnota meteen heel gericht aan de slag gegaan, heel activistisch. Ik heb wel eens anders meegemaakt. Dat we alleen al drie jaar bezig waren met het maken van een notitie en het vervolgens nog het inspraaktraject in moest. In Slotervaart was het in no time voor elkaar gebokst. De ambtenaren spraken met heel veel verschillende mensen van het COC Amsterdam, allerlei minderheidsorganisaties, zelfhulporganisatie en oriënteerden zich heel breed.’
Uit het laatste rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau over de stand van zaken rond homo-emancipatie bleek volgens Boutkan dat het beeld bedroevend was.
‘Het gaat heel traag met de acceptatie van homo’s en lesbiennes in alle allochtone groepen. De vooruitzichten zijn heel somber. Bij de Marokkanen speelt bovendien het feit dat homoseksuele rolmodellen totaal ontbreken. Als er geen Marokkanen uit de kast durven te komen dan kom je ze inderdaad ook nooit tegen natuurlijk. Maar zonder sociale strijd komt er geen vooruitgang. Marcouch voert die strijd.’
‘Homoseksualiteit was een doodzonde volgens de Koran, Marokkaanse homo’s en moslimhomo’s bestonden helemaal niet en bovendien werden die niet bestaande Marokkaanse homo’s ook helemaal niet gediscrimineerd’
‘Dat een goed geïntegreerde Marokkaanse Amsterdammer homofobie veroordeelde en bereid was zijn nek uit te steken was heel belangrijk. Daarom werd hij voor veel homo’s een held. Er waren wel mensen die zich afvroegen of hij dat niet allemaal deed voor zijn eigen carrière. Zelfs als dat zo zou zijn, dan heb ik daar helemaal geen problemen mee. Maar ik geloof dat helemaal niet, want hij heeft er juist heel veel nadeel van ondervonden en toch ging hij er steeds mee door. Behalve stadsdeelvoorzitter van Amsterdam-Oost Fatima Elatik heeft verder geen enkele Marokkaan Marcouch publiekelijk gesteund. Ik weet dat er gewoon een groep Marokkaanse homo’s en lesbiennes is die tot de elite behoort. Die groep had hem kunnen steunen, maar het bleef angstaanjagend stil. Ze lieten Marcouch in zijn eentje ploeteren en hij stond er alleen voor.’
Marcouch wilde met de homonota en het actieplan aandacht voor de discriminatie van homo’s in de stad, maar ook vooral de discussie aanzwengelen over het feit dat de overgrote meerderheid van de moslimhomo’s niet uit de kast durfde te komen. Met name uit Marokkaanse kring kwam er veel protest. Homoseksualiteit was een doodzonde volgens de koran, Marokkaanse homo’s en moslimhomo’s bestonden helemaal niet en bovendien werden die niet bestaande Marokkaanse homo’s ook helemaal niet gediscrimineerd.
Marcouch voerde op zijn eigen manier actie via de media. Op 4 oktober 2008 vierde hij bijvoorbeeld demonstratief het Suikerfeest met een grote groep moslimhomo’s in het COC. Zowel Eén Vandaag als de krant Spits maakten een reportage over het bezoek. Een jaar later, eind september 2009, vierde hij opnieuw het einde van de ramadan met moslimhomo’s in een homocafé in de Reguliersdwarsstraat, waar veel homocafé’s geconcentreerd zijn. Bij die gelegenheid vergezelde één van de Marokkaanse raadsleden die eerder tegen de homonota stemde hem . Ook dat feest werd gevolgd en verslagen door veel media, cameraploegen en schrijvende journalisten.
De volgende dag kwamen er dertig boze Marokkaanse mannen naar het stadsdeelkantoor om hun verontwaardiging te uiten. ‘Kijk dat is het effect van de media,’ vertelde Marcouch, ‘daarom helpt het. Je bent niet afhankelijk van die kunstmatige debatjes met gelijkgestemden waar je altijd weer dezelfde mensen ziet. Nu kom je op een heel directe manier binnen bij de groep waar het om gaat. Dat wil niet zeggen dat die boze Marokkanen ineens allemaal anders gaan denken, maar ze praten er wel voor het eerst over, ook thuis. Je maakt bovendien die ontkenning van die werkelijkheid zichtbaar, maar een deel overtuig je wel degelijk. Een derde van die mannen zei na dat gesprek: “Inderdaad waar hebben we het nou over? In Casablanca sterft het van de nichten.”’
Marcouch slaagde erin om de start van de Canal Parade (Gay Pride) naar zijn stadsdeel toe te halen, althans één boot, een homoboot van de Gemeente Amsterdam. Voor het eerst in de geschiedenis van de Canal Parade waagde een schuit zich buiten de grachtengordel en meerde aan bij de oever van het Nieuwe Meer in Nieuw-West.
Zo kon het gebeuren dat op de zonovergoten zaterdagmorgen van 1 augustus 2009 om half elf een binnenvaarschip, afgezet met rode en witte ballonnen, met zo’n zo’n veertig uiterst vrolijke, zingende en dansende homo-ambtenaren aanlegde, een zeer uitzonderlijk om niet te zeggen uniek tafereel in dit stadsdeel. Een deel van de mannen had zich in strakke sexy pakjes gestoken. Een veelkleurige met feestslingers en feestbollen uitgedoste extravaganza-travo stapte als één van de eersten aan wal en werd ontvangen door burgemeester Job Cohen en Marcouch. Er was een podium opgericht waar de bestuurders toespraken hielden. Ook de Marokkaanse rapper Safoan Mokhtari, die al verschillende malen in dit verhaal aan het woord kwam, trad op en de Marokkaanse stand-up comedian Rachid Larouz.
Marcouch voer die middag ook mee met deze boot tijdens de Canal Parade en was voor iedereen zichtbaar tussen de feestende homo’s.
Lees alle hoofdstukken van ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’.