Wie zwanger is of net bevallen wil een roze wolk en geen waarschuwingen over hoe heftig het moederschap kan zijn. Hormonen beroven je namelijk van elke vorm van redelijkheid, merkte Miloe van Beek.
Toen ik kinderen kreeg was er geen enkele felicitatiekaart waarop stond: ‘realiseer je dat woensdagmiddagen slopend kunnen zijn’. Ik las de tweet op een woensdagavond terwijl ik horizontaal op de bank lag uit te puffen na dertien uur non-stop moederen en moest heel hard lachen. Het is namelijk helemaal waar. Helaas willen de meeste zwangeren en net bevallenen geen adviezen of waarschuwingen, ze willen een roze wolk. Ik weet nog hoe ik, hoogzwanger, in het Sarphatipark stond te mopperen op mijn niet luisterende hond. Een langslopende vrouw wees op mijn dikke buik: “Dit ga je de komende jaren nog heel veel meemaken.” Bemoei je met je eigen zaken, takkentrol, dacht ik vriendelijk glimlachend. Nu weet ik dat ze meer dan gelijk had. Een niet luisterende hond is peanuts vergeleken met een peuterpuber.
Eenmaal bevallen bleek mijn roze wolk donkergrijs. Mijn baby’tje huilde namelijk non-stop. Het was januari. Mijn man was weer aan het werk, mijn bestaan gereduceerd tot regen buiten, gehuil binnen en soms een combinatie van beiden. Een Prénatal tasje waar in reuze gezellige letters Als jij wij wordt op stond geschreven, riep in die tijd een ongekende agressie bij mij op. Als jij ophoudt te bestaan, kwam meer in de richting van de waarheid, maar dat verkoopt vast niet zo goed. Ik zie mezelf nog zitten met tien eveneens net bevallen dames van mijn zwangerschapsyogapufclubje en hun petiterige baby’s. In de veilige setting van lotgenoten zei één van hen dat ze naast alle voorbereidingen op de bevalling, een handleiding voor een baby toch wel handig was geweest. “Wat zou daar dan in moeten staan?” vroeg de pufclubdocente zalvend. Dat je leven ophoudt, dacht ik. Maar ook dat zei ik niet. De moeder in kwestie bleef eveneens stil. Daarna werd er alleen nog gekwekt over borstvoeding, bekkenbodemspieren en boertjes. Want daar hebben jonge moeders het over.
Mijn toen nog kinderloze vriendinnen met wie ik een week of zes na de geboorte van mijn zoon uit eten ging, staarden me geschokt aan toen ik in hoog tempo drie glazen wijn achterover sloeg en vervolgens non-stop doorratelde over mijn eindeloos huilende baby. De uitzichtloosheid. De saaiheid. De eenzaamheid. Het slaaptekort. De relatiecrisis bewaarde ik voor het toetje. Oké, ze hadden geen behoefte aan een eindeloze ophemeling van mijn fantastisch knappe baby, maar het was ook niet de bedoeling dat ik een levend voorbehoedmiddel ging worden. Allemaal hadden ze namelijk het plan om ooit nog eens zwanger te worden. En van mij wilden ze horen dat een baby krijgen echt een ontzettend goed idee is.
Natuurlijk werd het beter. Ik ging weer werken. Mijn zoontje stopte met huilen. En gek genoeg kriebelde het twee jaar later opnieuw. Sterker nog, ik moest en zou nog een kind. Het duurde een half jaar voor ik zwanger was. Acht weken later verloor ik het kindje. Toen ik daarna niet meer zwanger raakte, veranderde ik in een geobsedeerd kruitvat. Niks anders deed er meer toe. Het bewijs dat hormonen je kunnen beroven van elke vorm van redelijkheid. Ze kwam er uiteindelijk toch, mijn tweede kind. Ik was voorbereid op de kraamtijd. Mijn dochter was een soort Boeddha baby. Het was lente. Ik was bovendien al gewend aan gedrein, snottebellen vegen, poepbroeken verschonen en 326 keer dezelfde puzzel maken. En aan het gebrek aan vrijheid.
Als ik de ochtend erna om vijf uur met een hoofd vol watten op de badrand zit, slaat het tweejarige meisje op de wc naast me haar handjes om mijn nek. “Ik vind je lief mama.” Mijn batterij is in één klap opgeladen. En kinderbijsluiter is niet nodig. Misschien moet ik yogapufclubdocente worden.
Neem hier een abonnement op het kanaal van aanmoddermoeder Miloe van Beek en lees vaker dit soort verhalen.
Beeld: Shutterstock