Het aantal zelfstandigen zonder personeel groeit explosief. Tenminste, dat wordt vaak gezegd. Maar klopt het ook? Het is waar dat het aantal zzp’ers de afgelopen jaren behoorlijk is toegenomen. Maar het knalletje waarmee dat gepaard ging was onderdeel van het veel grotere vuurwerk dat op de arbeidsmarkt als geheel werd afgestoken. Minstens zo spectaculair waren de uitholling van de arbeidsparticipatie en de toename van het aantal flexwerkers.
Google op zzp AND explosief en je krijgt 133.000 verwijzingen naar publicaties waar breed wordt uitgemeten hoeveel zelfstandigen zonder personeel er de laatste jaren wel niet zijn bijgekomen.
Soms is de context waarin die constatering wordt gedaan neutraal of zelfs positief voor zzp’ers. Bijvoorbeeld als het gaat over de manier waarop we in dit land het werk organiseren. Of over de noodzaak om al die zelfstandigen een eigen plek te geven in het poldermodel.
Maar de “explosieve” stijging van het aantal zzp’ers komt toch vooral ter sprake als er wat te mopperen valt. Als het gaat over “gedwongen zelfstandigen” en zelfs “schijnzelfstandigen”. Over de “fiscale bevoordeling van zelfstandigen” of over “zelfstandigen zonder pensioen”.
Alle reden om eens te kijken wat er nu precies aan de hand is met die aantallen zzp’ers. Klopt het, dat hun aantal explosief is gestegen? Als je ziet dat er in 2002 nog maar 519.000 zzp’ers waren en in 2013 al 788.000 dan ben je geneigd dat te beamen. Een toename met 50% is immers niet niks.
Maar wat betekent zo’n cijfer? Mag dat “explosief” heten? Om dat te kunnen beoordelen moeten we er wat andere getallen omheen zetten. Over de omvang en de samenstelling, toen en nu, van de werkzame beroepsbevolking: het aantal personen van 15 tot 65 die betaald werk hebben voor 12 uur of meer per week. De basis daarvoor vinden we bij het Centraal Bureau voor de Statistiek.
In absolute aantallen zijn er nu in Nederland iets meer mensen die betaald werk hebben dan in 2002. De omvang van de werkzame beroepsbevolking is met 4% gestegen van 7.010.000 toen naar 7.283.000 nu. Maar doordat de bevolking in zijn totaliteit nog harder is gegroeid dan dat, hebben er nu naar verhouding juist minder mensen betaald werk.
Alweer volgens het CBS is de netto arbeidsparticipatie (het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de totale bevolking van 15 tot 65 jaar) gedaald van 74% in 2002 naar 66% in 2013. Het is lang geleden dat zo weinig mensen zelf de kost hebben verdiend.
Binnen die werkzame beroepsbevolking heeft zich sinds 2002 een aantal opmerkelijke verschuivingen voorgedaan. Aan de kant van de werknemers:
En aan de kant van de zelfstandigen:
Dat het aantal zzp’ers is gestegen, staat dus als een paal boven water. Maar als je die stijging “explosief” noemt, isoleer je dat ene gegeven en suggereer je dat het een probleem is. Dan heb je het niet meer over de feiten, dan interpreteer je die feiten en hang je er een waardeoordeel aan.
Als je echt wilt weten hoe het met de Nederlandse economie gaat en met de samenleving, dan moet je verder kijken dan alleen naar het aantal zzp’ers. Dan zie je dat er op grote schaal vaste banen verloren zijn gegaan en dat het aantal flexwerkers nog harder is gegroeid dan het aantal zzp’ers.
Dus: ja, het klopt dat het aantal zzp’ers behoorlijk is toegenomen. Maar het knalletje waarmee dat gepaard ging was onderdeel van het veel grotere vuurwerk dat op de arbeidsmarkt als geheel werd afgestoken. De uitholling van de arbeidsparticipatie en de toename van het aantal flexwerkers waren daarbij minstens zo spectaculair.
Van al het zzp- en ondernemersnieuws op de hoogte blijven? Neem dan een abonnement op Pierre Spaninks.