Ooit logeerde ik bij een alleraardigste familie in Marrakech en zoals vrijwel overal in Noord-Afrika en het Midden-Oosten kende de gastvrijheid geen grenzen. Dat kwam mooi uit want ik was platzak. Voor het eerst kwam ik, nu ruim vijfentwintig jaar geleden, in aanraking met de aangename kanten van de islamitische cultuur.
De kroostrijke familie was kleinbehuisd. De zeven zonen hadden geen eigen slaapkamer en sliepen in de woonkamer, waar de lage banken ’s avonds als bedden dienst deden. Het was mij een raadsel waar de zes dochters sliepen in de driekamerwoning. Ze hielden zich hoofdzakelijk in de keuken op en ik zag ze alleen als ze giechelend thee of eten aan de mannen serveerden.
De familie was op een volkse, vanzelfsprekende manier gelovig en alleen de oudste zoon Mimoun, die ik op een terras in de stad had ontmoet, vertoonde gedrag dat je nu als fundamentalistisch zou omschrijven. Zo was hij mateloos in de ban van de islamitische revolutie in Iran, die toen nog in de wittebroodsweken verkeerde en jonge moslims overal in de wereld aansprak.
Als Mimoun het onderwerp aansneed, dempte hij zijn stem en begon hij schichtig om zich heen te kijken: naast kritiek op de koning was en is de fundamentalistische islam een constant taboe in Marokko.
‘Mimoun ging in de hurkhouding zitten, trok zijn witte djellaba omhoog en begon uitbundig te kakken’
Ik had Mimoun achteloos verteld dat ik atheïst was, iets wat je nooit ofte nimmer moet zeggen in de meeste islamitische landen tenzij je om oeverloze en dodelijk vermoeiende discussies verlegen zit. Voor de kafir is er hoop noch genade, hij is het meest verachtelijke wezen dat op de aardkloot rondzwalkt, erger nog dan de jood of de christen, die in ieder geval erkend worden door de islam, al is hun status minderwaardig. De gastvrijheid werd verstikkend, want van de vroege ochtend tot de late avond probeerde Mimoun mijn ziel te redden.
Met mijn lichaam had hij andere plannen, zo bleek al dra. Ik had het al merkwaardig gevonden dat hij me wilde escorteren toen ik na een rijke tajine liet weten toe te zijn aan een sanitaire stop. In het huis was geen toilet maar Mimoun bleek een geheime vaste boutplek te hebben. Het was pikdonker en tijdens de wandeling van tien minuten hield Mimoun mijn hand vast.
We bevonden ons op een soort vuilnisbelt, in de verte glinsterden de lichtjes van het centrum van Marrakech. Mimoun ging in de hurkhouding zitten, trok zijn witte djellaba omhoog en begon uitbundig te kakken. Tussen het kreunen door vroeg hij me of ik dit niet ook het mooiste uitzicht van de wereld vond.
Ik had mijn spijkerbroek naar beneden gestroopt en zocht naar de juiste positie en balans (eerder die reis had ik al eens mijn sneakers ondergespetterd, het enige schoeisel dat ik bij me had). ‘s Lands wijs, ’s lands eer, hield ik mezelf voor, maar ik wist toen al dat het een ongewoon tafereeltje was, twee zij aan zij poepende mannen op een vuilnisbelt.
Intimiteit tussen mannen en jongens was heel vanzelfsprekend en natuurlijk in Marokko, zo had ik overal gezien. Maar nu ontbrak het er nog maar aan dat Mimoun aanbood mijn gat te reinigen met behulp van de door hem meegebrachte fles water.
Na een slopende dag en avond met Mimoun dacht ik dat de nacht mij eindelijk verlossing zou schenken. Doodmoe van de gesprekken en de verzengende hitte plofte ik op een van de matrassen meer, de jongere broers van Mimoun lagen al te snurken.
‘Slaap je al’, hoorde ik naast me fluisteren, seconden nadat het licht was uitgegaan. Mimoun begon een lulverhaal over de djinns, de geesten die je in je slaap tot zondige daden probeerden over te halen. Daarom moest ik de shoehada, de islamitische geloofsgetuigenis, opzeggen voor het inslapen. De engelen, de mala’ik, zouden dan komen om mij te beschermen tegen de boze geesten.
Ik kon de engelen nu wel even gebruiken want er prikte iets tegen mijn billen en voelde ik Mimouns hete asem in mijn nek. Net als heel veel andere Noord-Afrikaanse en Arabische mannen had hij een rampzalig gebit en verspreidde hij dientengevolge een weerzinwekkende putlucht.
Hoewel geen homo, ging ik vaak uit in de nichtenscene in Amsterdam en was enige lijfelijkheid mij niet vreemd. Maar hoe moest ik reageren op deze verregaande gastvrijheid en voorkomen dat de gastheer in zijn goede eer werd aangetast? Mimoun maakte nu schokkende bewegingen met zijn onderlichaam, iets wat we op de Veluwe vroeger reupen noemde. Mimoun schaamde zich niet voor zijn broers, die wellicht eerder als oefenmateriaal dienst hadden gedaan en blij waren dat ze nu tijdelijk werden afgelost.
Ik moest denken aan mijn oude vriend E., die jaren eerder regelmatig naar Tunesië ging voor seksvakanties. Met zijn blonde manen en knalblauwe ogen was hij in Noord-Afrika een soort Germaanse godenzoon en had hij de tijd van zijn leven. In geuren en kleuren vertelde hij mij hoe er complete families over hem heen gingen, in sommige gevallen zelfs ook de vader.
De broers van Mimoun snurkten nog vredig maar het zweet brak mij uit bij het vooruitzicht van een gangbang.
‘Mimoun’, fluisterde ik, ‘ik denk dat Allah dit niet goed vindt’.
Verontwaardigd siste hij dat ik niet moest denken dat hij homoseksueel was, een opmerking waar ik even geen passende reactie op had. Ik bleef hem zo beleefd mogelijk van mij af duwen, wachtend op het ochtendgebed.
‘De lijfelijkheid en intimiteit tussen mannen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en islamitische landen in het Verre Oosten is vanzelfsprekend en gaat ver, waardoor de scheidslijn tussen hetero en homo erg vaag is’
De volgende dag gedroeg hij zich afstandelijk en gepikeerd, onze ‘vriendschap’ was bekoeld. Toen ik te kennen gaf dat ik verder wilde reizen, reageerde de familie teleurgesteld. Mimoun was zichtbaar beledigd en keek me niet meer aan. Ik vroeg me af of hij me had uitgenodigd uit islamitisch plichtsbesef of louter en alleen omdat hij op me geilde.
De combinatie van homoseksuele neigingen en vroomheid is niet het exclusieve domein van de katholieke kerk. De lijfelijkheid en intimiteit tussen mannen in Noord-Afrika, het Midden-Oosten en islamitische landen in het Verre Oosten is vanzelfsprekend en gaat ver, waardoor de scheidslijn tussen hetero en homo erg vaag is. Vaak wordt gezegd dat je homoseksueel bent wanneer je je laat nemen, voor de persoon in de actieve rol hoeft dat niet te gelden.
In de Koran komt de term homoseksualiteit niet voor, wel de term liwata (sodomie). Liwata is afgeleid van Loet, de Arabische naam van de profeet Lot. Het verhaal van Lot en de ondergang van de zondige steden Sodom en Gomorra wordt ook in het christendom gebruikt om homoseksualiteit te verwerpen. De mannelijke inwoners van Sodom zouden het met elkaar doen, al wordt dat uit de zeer beperkte en vage beschrijving in de Bijbel niet duidelijk. De Koran heeft weer een eigen interpretatie gegeven aan het bijbelverhaal die nog minder met de originele tekst te maken heeft.
Volgens imam Abdelwahid van Bommel is er heel veel onduidelijkheid over homoseksualiteit en vooral het bepalen van de strafmaat. In de woorden van de profeet Mohammed wordt seksueel verkeer tussen twee mannen of twee vrouwen met overspel vergeleken en dient het ook als zodanig bestraft te worden. Omdat er vier getuigen bij aanwezig moeten zijn om de daad te bevestigen, zijn er maar enkele gevallen van ‘voorbeeldige bestraffing’ bekend, aldus van Bommel in zijn boek Islam, liefde en seksualiteit.
Voor Nederlandse moslims is homoseksualiteit een gevoelig onderwerp, zo bleek uit de felle reacties die er kwamen op de postercampagne ‘Ahmed is cool‘. ‘Aïsha is cool‘.
‘De meeste moho’s leiden een angstvallig dubbelleven. De kans is groot dat ouders ieder contact met hun zoon verbreken als ze weten dat hij homo is’
Op de ene poster zijn twee allochtone meiden zoenend en met hoofddoek te zien en op de andere twee zoenende allochtone jongens. Het homojongerenblad Expreszo deed dit om aandacht te vragen voor homoseksuele moslims die in de knel zitten tussen hun geloof en hun geaardheid. Expreszo won met de actie de Hans E. Charlouisprijs, die jaarlijks wordt uitgereikt aan een organisatie die zich inzet om maatschappelijke initiatieven op het terrein van seksuele hervorming en emancipatie te waarderen en te stimuleren.
Het juryrapport las:
“De postercampagne van Expreszo valt in de prijzen door de originaliteit, de noodzaak van meer openheid rondom homoseksualiteit in eigen kring voor allochtone homo’s, en de kwalitatief goede aanpak. De acties rond het verschijnen van de poster (discussies op tv en in andere media) dragen bij aan het opwekken van positieve aandacht voor deze kwestie.”
Op de website Maroc.nl kwam felle reacties, zoals deze:
“siek en nog eens siek ! of moslim, of homo ! beiden tegelijk kan gewoon niet, en dat weten die zeikerds zoals jij ook allemaal,. alleen willen jullie zo graag provoceren en treiteren door toch islam en homosexualiteit bij elkaar te willen brengen. Zogenaamd: ‘ook al ben je islamitisch, je mag heus wel homo zijn hoor jongetjes :) kom op boys, ga elkaar lekker zoenen, jahhhh goed sooo… lekker gay zijn’:rolleyes: en dan zijn er nog malloten die zich verlagen tot het homo-zijn en praktiseren ook ! :jammer: tfoeee ! :kwaad:!”
Er ontstond nog meer opschudding toen bekend werd dat een Marokkaanse jongerensite een antihomomanifest wilde publiceren en provocerende flyers uit wilde delen. Een van de redacteuren, een 23-jarige leraar uit de buurt van Rotterdam, had bovendien gezegd dat de moord op Theo van Gogh hem koud liet. Met het manifest wilde hij in de stijl van Van Gogh tegen Nederlandse heilige huisjes zoals homoseksualiteit aan trappen.
“Goede informatie over de Koran in het Nederlands en goed opgeleide imams die in het Nederlands in de moskee voorgaan, zijn belangrijk om dit gevaar tegen te gaan”, reageerde het COC Nederland.
“Met het antihomomanifest van de Marokkaanse jongerensite Elqalem [inmiddels offline, red.] plaatst deze organisatie zich in een vertrouwde Nederlandse traditie. Niet die van Theo van Gogh, maar die van Jenny Goeree en de Jehova’s Getuigen, zendelingen die ook zo nu en dan blaadjes verspreiden waarin homoseksuelen gewaarschuwd worden met Gods Woord in Leviticus 19;13.”
Uit een onderzoek van het COC bleek dat 40 procent van de homojongeren last heeft van discriminatie vanwege hun geaardheid. De discriminatie uitte zich in pesten, schelden, naroepen, roddelen en fysiek geweld. Veel jonge homo’s, lesbiennes en biseksuelen voelden zich onveilig op straat door het verbale en non-verbale geweld.
Tijdens een debat dat het eerder genoemde tijdschrift Expreszo organiseerde over moslimshomo’s, zei student Youssef Boussaïd:
“Voordat we proberen de hele moslimgemeenschap te emanciperen, is het belangrijker dat er hulplijnen, opvangplaatsen en stevige netwerken komen voor moslimlesbiennes en moslimhomo’s. Is coming out nu wel het belangrijkste voor moho’s? Veel belangrijker blijkt te zijn dat gelovige gays met zichzelf in het reine komen: “Ben ik wel een goede moslim nu ik homo ben?” Dat is belangrijker dan het aan je ouders te vertellen.”
Boussaid is de spreekbuis voor moho’s geworden. Hij is een van de weinigen die zich uitgebreid liet interviewen op televisie. De meeste moho’s leiden een angstvallig dubbelleven. De kans is groot dat ouders ieder contact met hun zoon verbreken als ze weten dat hij homo is. Schaamte speelt daarbij een grotere rol dan religieuze overwegingen.
‘In Turkije en Marokko zelf zie je travestieten en ook wel eens gays hand in hand op straat lopen. Marokko gold altijd als een paradijs voor de herenliefde’
Volgens Boussaïd leven de moslimjongeren in Nederland in een tijdvacuüm: zij hebben de normen en waarden overgenomen van hun ouders, de allochtonen die in de jaren zestig naar Nederland kwamen. In Turkije en Marokko zelf zie je travestieten en ook wel eens gays hand in hand op straat lopen. Marokko gold altijd als een paradijs voor de herenliefde.
Paul Bowles, André Gide, Jean Genet, Michel Foucault en de Nederlandse schrijvers Hans Warren en Jan Hanlo beleefde er gouden tijden, al is deze vorm van toerisme in de laatste decennia steeds meer verschoven naar het Verre Oosten. Maar nog steeds is er een levendige gayscene in het land en lijken de bewoners – zoals voor veel kwesties geldt – veel toleranter te zijn dan de Marokkanen in Nederland.
In de herfst van 2005 verscheen in Beiroet het eerste tijdschrift voor Arabische homo’s, getiteld Barra (Arabisch voor ‘buiten’ of ‘naar buiten’). Eerder dat jaar werd voor het eerst de Internationale Dag tegen Homofobie gevierd in Beiroet, en er worden steeds meer homovriendelijke cafés geopend in de Libanese hoofdstad.
De afgelopen tien jaar kreeg de stad na de verwoestende burgeroorlog langzaam maar zeker weer iets terug van zijn glamour en grandeur. De hipste tent uit die tijd, de BO 18, nam het initiatief en de wilde feesten die er gevierd werden deden me erg denken aan de glorietijd van homodiscotheek de IT in Amsterdam.
Maar de schijn bedriegt, want de gevreesde zedenbrigade viel regelmatig panden binnen waar homofeesten werden gehouden. Ondanks het verschijnen van een homotijdschrift en een redelijk bloeiende homoscene, is Libanon nog steeds geen paradijs.
‘Homo’s in het Midden-Oosten nog meer verafschuwd worden dan junkies omdat homoseksualiteit als een importartikel uit Amerika wordt gezien’
Een goede kennis van me, de Amsterdammer Frits, was er directeur van een internationale liefdadigheidsorganisatie geworden die zich bekommerde om oorlogswezen. De excentrieke homoseksueel, steevast gekleed in een wit tropenpak, had een parmantige wandelstok en een strooien hoed als zijn handelsmerk. In zijn bescheiden appartementje tegenover het Lunapark aan de Corniche van Beiroet ontving hij met grote regelmaat knapen, bij voorkeur jongens uit het Syrische bezettingsleger, tot het hem noodlottig werd en hij op een beestachtige wijze in zijn badkamer met een broodmes werd afgeslacht. De dader werd nooit gevonden. Wel hield de geheime politie een onbehouwen razzia in de homoscene van Beiroet, in de ijdele hoop een spoor te vinden.
Maroun, een kennis van mij, had Frits de avond van de moord nog bezocht en gold als verdachte. Urenlang werd hij in een smerige cel, met een kap over zijn hoofd, bont en blauw geslagen met loden staven. Uiteindelijk stamelde hij dat zijn ondervragers zijn vader maar moesten bellen, een generaal in het Libanese leger. Na het telefoontje werd Maroun onmiddellijk vrijgelaten, wat gepaard ging met duizenden hoffelijkheden en excuses van zijn beulen. De generaal, die tot het bewuste telefoontje niet op de hoogte was van Marouns seksuele geaardheid, gaf zijn zoon vervolgens een pak geld met het vriendelijke doch nadrukkelijke verzoek nooit meer contact op te nemen met de familie.
In het blad Barra schrijft een Libanese sociologe dat homo’s in het Midden-Oosten nog meer verafschuwd worden dan junkies omdat homoseksualiteit als een importartikel uit Amerika wordt gezien, een land van wie de legers en vloten de Arabieren aanvallen, en als een ziekte die door Amerika en Israël verspreid wordt om de islam te ondermijnen.
Ondanks alles, concludeert de sociologe, zijn er steeds meer homo’s in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die uit de kast komen.
Abu Nawas, een van de belangrijkste en meest geliefde Arabische dichters, schreef penlijk over homoseksualiteit in de glorietijd van de islam, toen er helemaal niet moeilijk werd gedaan over homoseksualiteit. De uitbundige levensstijl en de daden van Abu Nawas, die het liefst schreef over wijn, jagen en jongens, zijn vereeuwigd in het wereldberoemde The Thousand Nights And A Night, een meesterwerk dat niet alleen onder Arabieren mateloos populair is.
Hieronder twee gedichten, die niets aan de verbeelding over laten:
Generous rider
A gentle fawn passed around the cup
Delicate of waist and slim of flank,
“Will you be on your way, come morn?” he chirped.
“How can we bear to leave?” came the reply.
He glided among us and made us drunk,
And we slept, but as the cock was about to crow
I made for him, my garments trailing, my ram ready for butting.
When I plunged my spear into him
He awoke as a wounded man awakes from his wounds.
“You were an easy kill,” said I, “so let’s have no reproaches.”
“You win, so take what you will, but give me fair reward.”
So after I had placed my saddle bag upon him he burst into song,
“Are you not the most generous rider ever, of all Allah’s creatures?”
The winding way of sin
For young boys, the girls I’ve left behind
And for old wine set clear water out of mind.
Far from the straight road,
I took without conceit
The winding way of sin, because [this horse]
Has cut the reins without remorse,
And carried away the bridle and the bit.