De Britse komiek Stephen Fry schreef in 1996 het humoristische verhaal Making history. De titel moet letterlijk worden genomen: een historicus en een natuurwetenschapper bouwen een tijdmachine om de loop van de geschiedenis te veranderen. Ze vergiftigen Alois Hitler zodat hij impotent raakt en Adolf Hitler niet wordt verwekt. Eind goed al goed zou je denken, geen Tweede Wereldoorlog en geen Holocaust, maar de alternatieve geschiedenis die beide wetenschappers veroorzaken is nog verschrikkelijker. Hitlers plaats wordt ingenomen door een jonge officier die tijdens de Eerste Wereldoorlog in hetzelfde regiment als Hitler diende, Gloder, die een stuk slimmer is dan de aartsluie Hitler. Gevolg: een ‘perfectere’ Holocaust.
Het idee achter Making history triggerde de Engelse historicus Thomas Weber. Zou een ander ook gedaan hebben wat Hitler deed en was de Eerste Wereldoorlog cruciaal voor het ontstaan van het extremistische antisemitisme? En was Hitler representatief voor het regiment waarin hij diende tijdens de Eerste Wereldoorlog, het Beierse List-regiment, en zou hij zonder deze oorlog niet de man zijn geworden die hij werd?
Het zijn interessante vragen die moeilijk te beantwoorden zijn. Het probleem is namelijk dat er nauwelijks bronnen zijn over de eerste helft van Hitlers leven. Mein Kampf, dat Hitler in 1924 schreef in de gevangenis van Landsberg am Lech, gaat natuurlijk wel over deze tijd, maar deze antisemitische autobiografie is nou niet bepaald een betrouwbare bron.
Hitler verzwijgt veel feiten en maakt de dingen soms mooier dan dat ze zijn. Om dit op te lossen is Weber in de archieven van Beieren gedoken en heeft de stukken van het List-regiment bestudeerd. Het resultaat is het boek Hitler’s first war, dat bij Nieuw Amsterdam is uitgegeven als Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog. Het ware verhaal. In mei dit jaar verschijnt er bij Nieuw Amsterdam een herdruk van dit boek.
Om meteen heel kritisch te zijn: het boek gaat, zeker in de eerste hoofdstukken, veel meer over het List-regiment dan over Hitler. Hoewel Thomas Weber veel over de context vertelt en enkele mythes over Hitler en de Eerste Wereldoorlog weet te ontkrachten – het blijkt dat Hitler geen heldenrol speelde tijdens de oorlog en als koerier bevond hij zich zelden aan het front – speculeert hij veel omdat de latere dictator ook in de bronnen van het List-regiment weinig voorkomt. Dankzij dit onderzoek kan Weber echter wel de vragen die hij aan het begin van zijn boek heeft gesteld beantwoorden: Hitler was niet representatief voor zijn regiment en het is ook erg onwaarschijnlijk dat iemand anders van het List-regiment zijn rol zou hebben overgenomen als Hitler er niet was geweest. Hitler was echt een uitzonderlijke figuur.
Weber weet toch de boeiendste dingen op te duiken. Interessant is dat Hitler begin 1915 een brief schreef waarin hij droomt over een wereld waarin Duitsland de oorlog had gewonnen:
‘We hebben allemaal maar één wens: dat we snel definitief met de boevenbende (de Britten) kunnen afrekenen, dat we ze te pakken kunnen nemen, koste wat het kost, en dat diegenen van ons die het geluk hebben om het vaderland weer te zien dat zuiverder en met minder vreemde invloeden zullen aantreffen. Dat door het leed en de offers die honderdduizenden van ons nu dagelijks brengen en door de stroom bloed die hier dag in dag uit tegen een internationale wereld van vijanden vloeit niet alleen de buitenlandse vijanden van Duitsland worden verpletterd, maar dat ook het binnenlandse internationalisme bezwijkt. Dat zou veel meer waard zijn dan alle territoriale winst.’
Deze brief is heel belangrijk, omdat Hitler tijdens de Eerste Wereldoorlog nergens helderder zijn politieke ideeën heeft geformuleerd. Hitler koesterde tijdens de Eerste Wereldoorlog al extreme ideeën die afweken van de mainstream, hoewel hij nog geen antisemiet is. Het antisemitisme ontwikkelde hij pas later.
Volgens Weber was de Eerste Wereldoorlog uiteraard van belang voor de ontwikkelingsgang van Hitler, maar kon de latere dictator ideologisch nog veel kanten op. De Hitler van de Eerste Wereldoorlog was nog niet de Hitler van Mein Kampf. Dit blijkt ook heel duidelijk uit de rol die Hitler speelde in 1918-1919 tijdens de Duitse revolutie.
In november 1918 brak in Duitsland de revolutie uit toen bleek dat de Eerste Wereldoorlog was verloren. Hitler beweert later in Mein Kampf dat de ‘novembercriminelen’ verantwoordelijk waren voor de Duitse nederlaag. Het leger had de oorlog kunnen winnen maar kreeg, hoe wagneriaans, een dolkstoot in de rug van de democraten (en joden) die vrede wensten.
Maar wat deed Hitler in 1918-1919? Terwijl in Berlijn straatgevechten uitbraken tussen de communistische spartakisten en hun antirevolutionaire tegenstanders was Hitler weer terug in München. In Beieren hadden de communisten meer succes. In november 1918 werd het Beierse koningshuis afgezet en werd de Duits-joodse revolutionair Kurt Eisner premier. Eisner werd echter drie maanden later vermoord door Anton von Arco auf Valley van de schimmige Thule-Gesellschaft, een proto-nazistische organisatie.
Eisners aanhangers pleegden in reactie op deze moord een coup en stichtten op 7 april 1919 een radenrepubliek, die het nog geen maand wist uit te houden. Je zou verwachten dat Hitler, net als veel andere latere nazi’s, zich bij een Freikorps ging aansluiten om de communisten te bekampfen. Niets van dit alles. Hitler was in 1919 nog steeds in dienst als soldaat en vertegenwoordigde bovendien een soldatenraad. Ook was hij aanwezig op de begrafenis van Eisner. Uiteraard wilde Hitler later niet aan deze periode herinnerd worden, vandaar dat hij in Mein Kampf maar weinig woorden wijdt aan de eerste maanden van zijn verblijf in München.
Pas na de val van de radenrepubliek op 2 mei 1919 zou Hitler zich ontwikkelen als nationaalsocialist. Hij bleef tot 1920 in dienst van het leger als infiltrant. Hitler moest politieke groeperingen in de gaten houden zodat er geen nieuwe communistische revolutie plaatsvond. In september 1919 bezocht hij een mogelijk linkse partij, de Deutsche Arbeiterpartei (DAP) van Anton Drexler. Tot Hitlers verrassing was dit een nationalistische partij. Drexler was ook onder de indruk van Hitler en vroeg hem om lid te worden. In 1920 veranderde de DAP haar naam in de NSDAP en een jaar later werd Hitler haar Führer.
De periode 1919-1925 is volgens Weber voor Hitlers leven cruciaal. We weten meer over deze tijd, maar de sleutel tot het begrijpen van Hitlers extreme Jodenhaat is tot op heden nog niet gevonden. Ook Ian Kershaw, die de beste complete biografie over Hitler heeft geschreven (Hitler 1889–1936: Hubris; Hitler 1936-1945: Nemesis (Londen, 1998-200)), heeft hier geen definitief antwoord op geformuleerd. Dat het extreme antisemitisme van Hitler zou stammen Weense tijd stamde (1907-1913) heeft Kershaw wel naar het rijk der fabelen verwezen.
Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog belooft dus meer dan dat het waarmaakt. De hoofdstukken over de Eerste Wereldoorlog gaan vooral over het List-regiment en veel te weinig over Hitler, wat begrijpelijk is gezien de beperkte bronnen, en de sleutel om het mysterie Hitler te begrijpen moet in een andere levensperiode worden gezocht, waarop Weber geen bevredigend antwoord op heeft gevonden. Desondanks is het een zeer boeiend boek dat het Hitler-onderzoek weer een stap verder heeft gebracht.
N.a.v.: Thomas Weber, Adolf Hitler en de Eerste Wereldoorlog. Het ware verhaal (Nieuw Amsterdam, Amsterdam 2014). Vertaald door Margreet de Boer en Nico Groen. 496 pagina’s. ISBN 9789046817247. €19,95. Verschijnt in mei 2014.