Zo nu en dan ging in het dorp Hollebeke iemand dood. Zo nu en dan werd iemand geboren. Iedere keer dat het dorp door zo’n gebeurtenis werd opgeschud, werkte Achiel van Petegem de stand van de bevolking keurig bij. In de oude tijd hield Achiel een dik boek bij met een stoffige kartonnen kaft, waarin hij met een vulpen aangaf wie het dorp had verlaten of wie er bij was gekomen. De tijden veranderden echter ook in Hollebeke. Nadat internet het kleine Vlaamse dorp had bereikt, stapte hij over op het aanpassen van het inwonertal op Wikipedia.
Zevenhonderdvijftien. Zevenhonderdtwaalf. Zevenhonderddertien. Voor de gemiddelde bezoeker van de Hollebeke-wiki betekende het getal niet veel, maar voor Achiel zat achter elke wijziging een eigen verhaal. Het verhaal van een oude vriend, met wie hij nog samen had gevoetbald. Het verhaal van twee jongen mensen twee straten verderop, die na drie steeds wanhopigere pogingen eindelijk een kindje hadden gekregen. Met elk nieuw cijfer werd Hollebeke voor |Achiel onherkenbaar veranderd.
Het grootste deel van zijn dagen bracht Achiel door in het dorp. Met werken was hij op zijn vijftigste gestopt. Iedere dag zat hij uren op het bankje onder de brede boom op het pleintje voor de kerk. Het drukste knooppunt van het dorp. Daar wachtte hij. Zijn dorpsgenoten passeerden hem nooit zonder groeten. Hij hoorde bij het dorp als het onvermijdelijke rood en wit van de plaatselijke sportclub. Een enkeling sprak hem aan, om het laatste nieuws over de levenden en stervenden in Hollebeke met hem te delen. “Achiel, heb je het al gehoord over grijze Gèr? Zijn chemo heeft niet geholpen.” “Goed nieuws, Achiel. De dochter van d’n Danny heeft ‘ne kleine gekregen.” “De Gijzen’s zijn verkast naar Zillebeke, Achiel.”
Zo werd Achiel op de hoogte gehouden van alles wat er speelde. Ook in de dorpskroeg, waar hij iedere avond zijn pintje dronk, wist men Achiel te vinden. Zo gebeurde het op een avond dat Achiel staarde naar het kleedje voor zich op de bar, met een vol glas tripel erop, terwijl een man met betraande ogen naast hem kwam zitten. “Achiel jong, het is gebeurd. D’n ouwe Gèr is vanavond overleden,” Achiel keek voor zich uit en liet zijn schouders zakken. “’t is niet waar, hé. Dat was ‘ne goeie.” Hij dronk zijn glas gelaten leeg. Voordat hij zijn platte pet opzette en vertrok, zei hij tegen de stamgasten en de vrouw achter de toog: “D’n ouwe Gèr. We zullen hem missen.” Achiel liep eenzaam naar huis, waar hij op een slecht verlichte kamer zijn laptop aanzette. Hij dacht aan het verhaal van Gèr uit Hollebeke, die ooit zijn vriend was geweest. Hij ging zitten achter zijn oude bureau en tikte een nieuw getal in op het scherm. Een zeven. Een twee. En voordat hij met de laatste twee het inwonertal van Hollebeke definitief veranderde, keek hij door het raam naar de slecht verlichte straat. Naar het dorp dat met slechts één cijfertje verschil, toch nooit meer hetzelfde zou zijn.
Mark Thiessen ziet soms dingen en schrijft daar Proza van Mark over.
Beeld: Shutterstock