Longread

Nederland en de NSA

12-04-2014 13:08

De Amerikanen kunnen met u meekijken als u mailt met uw baas, of sms’t met uw vrienden. Als u winkelt via een webwinkel, of geld overmaakt via uw bank. De NSA kan meekijken als u een datingsite bezoekt, of een spelletje speelt: door de ogen van de Angry Birds kijkt de NSA met u mee. Ook ondernemers, wetenschappers, diplomaten, politici, niemand lijkt meer veilig. De president van Brazilië niet, de kanselier van Duitsland niet, zelfs de paus in Rome niet. Het is een schrikbeeld, het is iets wat u nooit had kunnen bedenken, maar toch lijkt het allemaal waar.

De regering draait om belangrijke vragen heen

Technologisch kan de NSA bijna alles, dat hebben de onthullingen van Edward Snowden laten zien. Wettelijk mag de NSA bijna alles, de Patriot Act en andere wetten vragen de NSA in het buitenland alles te bespioneren dat in het belang kan zijn van de Amerikaanse veiligheid, maar ook voor de ontwikkeling van Amerikaanse technologie en de positie van Amerikaanse multinationals. De vraag is nu: doet de NSA dat ook allemaal? En doet de NSA dat ook in Nederland?

Om deze vragen draaide afgelopen woensdag het debat in de Tweede Kamer over de Amerikaanse afluisterpraktijken. Maar de regering draaide in dat debat vooral om deze vragen heen.

Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en minister Hennis-Plasschaert van Defensie spraken over de AIVD en over de MIVD – van de activiteiten van de NSA lijken zij weinig af te weten. De meeste Kamerleden spraken vooral over de vraag of onze geheime diensten zich aan onze wetten houden en hoe we het toezicht op onze geheime diensten kunnen verbeteren. Allemaal belangrijke vragen, maar niet de kern van de zaak.  

De geheimen van de Senaat

Tien jaar geleden hoorde ik voor het eerst van Amerikaanse spionage in Nederland, toen ik in 2003 lid werd van de Eerste Kamer. In de rooksalon van de Senaat sprak ik met oude politieke rotten over Amerikaanse spionnen die ons land zijn uitgezet. In alle stilte, om de goede verhoudingen met de VS niet op het spel te zetten. Ik vond dat ongelooflijk naïef. Hoezo goede verhoudingen, als een bevriend land je zo bespioneert? Waarom je mond houden, als een bondgenoot je zo bedriegt? Mijn collega-senatoren keken mij wat meewarig aan, ik denk dat zij juist mijn vragen wat naïef vonden.

 

‘Mijn meest radicale kritiek van toen blijkt terugkijkend heel onschuldig’

 

In de wandelgangen van de Senaat werd toen ook al gesproken over economische en wetenschappelijke, diplomatieke en politieke spionage. Maar destijds hadden we nog geen idee van de omvang van deze spionage en van het overwegend digitale karakter daarvan. Als ik tien jaar geleden mijn meest verregaande en meest ongeloofwaardige scenario had moeten schetsen van de Amerikaanse spionagepraktijken, was ik nog niet in de buurt gekomen van de werkelijkheid. Mijn meest radicale kritiek van toen blijkt terugkijkend heel onschuldig. Ook ik was naïef, niet omdat ik te kritisch was, maar omdat ook ik geen vermoeden had van de massaliteit en indringendheid van de Amerikaanse spionage.

De ontkenning in de Tweede Kamer

In 2006 werd ik lid van de Tweede Kamer en besloot ik serieus werk te maken van de geruchten over Amerikaanse spionage. Als je moet vechten tegen zoveel onzekerheid is er maar één strategie: vragen, doorvragen en door blijven vragen. Door elke minister bij elke mogelijke gelegenheid om opheldering te vragen. Opheldering die ik steeds niet kreeg: het optreden van de geheime diensten was geheim, daar kon niet over gesproken worden. Het werd zelfs een beetje onkies gevonden om een bondgenoot zo te beschuldigen. Ik kreeg dan ook geen enkele steun van andere partijen – behalve van de Partij voor de Dieren. Deze debatten brachten geen antwoorden, maar geven wel een mooi beeld van deze tijd – de tijd van vóór Snowden.

Hirsch Ballin en Donner

Hirsch Ballin en Donner

De eerste minister die ik om opheldering vroeg over Amerikaanse spionage was in 2007 Johan Remkes (VVD), maar deze minister bleef bij iedere gelegenheid vriendelijke alle antwoorden weigeren. Minister Guusje Ter Horst ging wel het debat aan en beschuldigde mij in 2008 van ‘oud links-rechtsdenken’ – dezelfde minister die wel voor het eerst in het openbaar moest toegeven dat Nederland in stilte Amerikaanse spionnen uitzet. Minister Ernst Hirsch Ballin (CDA) bleek iets meer bereid het debat aan te gaan en zich uit te spreken. Op woensdag 15 september 2010 bracht ik tijdens een overleg de datamining door de Amerikanen ter sprake, het op grote schaal binnenhalen en analyseren van informatie van internet en telefonie. Een stukje uit de handelingen:

“Minister Hirsch Ballin: Ik ben het met de heer Van Raak eens. Ongericht exploiteren van enorme databestanden is niet zinvol.

De heer Van Raak (SP): Waarom doen we het dan?

Minister Hirsch Ballin: We doen het dus niet.

De heer Van Raak (SP): Daar geloof ik niets van.”

De luiken gingen weer op slot toen eind 2010 Piet Hein Donner (CDA) minister werd. Hij stelde in een reactie op mijn vragen: ‘De Amerikanen hebben ons niet meegedeeld dat zij spioneren in Nederland.’ In juni 2011 deed Donner een interessante verspreking, toen ik hem vroeg naar de spionageafdeling op de Amerikaanse ambassade:

“De heer Van Raak (SP): De VS hebben een afdeling bij de ambassade.

Minister Donner: En u dacht dat zij de enige zijn?

De heer Van Raak (SP): Bedankt voor deze informatie. Kan de minister dan wat meer landen noemen? Israël, Italië?”

Terugkijkend klinkt het allemaal belachelijk. Terwijl in de Tweede Kamer woordenspelletjes werden gespeeld en schijngevechten werden gehouden, bouwden de Amerikanen digitale systemen waarmee ze ons massaal kunnen bespioneren. En volgens mij moet onze regering hiervan hebben geweten. Sterker nog: minister Hirsch Ballin nam in 2010 in de Kamer nadrukkelijk afstand van datamining, het op massale schaal binnenhalen en analyseren van data. Maar op hetzelfde ogenblik was het ministerie van Defensie in het geheim bezig met ‘Argo 2’, een computersysteem waarmee massadata kunnen worden geanalyseerd. De minister van Binnenlandse Zaken nam in het openbaar principieel afstand van datamining, het ministerie van Defensie was hier in het geheim juist mee begonnen.

Onze angst voor Amerika

Waarom willen de Amerikanen burgers van andere landen massaal afluisteren, ook onschuldige burgers uit bevriende landen, met wie de NSA nauw moet samenwerken in de strijd tegen terroristen? Ik vrees dat deze spionagezucht is ingegeven door angst. Na de verschrikkelijke aanslag op 9/11 schoot Amerika in de kramp. In de Koude Oorlog met Rusland wist men wie de vijand was, waar die zat en wat die wilde. In de strijd tegen moslimterroristen weten ze dat allemaal niet. In plaats van gericht te zoeken besloot de NSA alles op te slaan – en iedereen te onderzoeken. Een strategie die niet is ingegeven door kracht, maar voortkomt uit onzekerheid.

Obama

Angst regeert ook in Nederland, angst voor Amerika. Angst voor onze vrienden, die daarmee geen echte vrienden zijn. Sinds 9/11 was in de Tweede Kamer geen serieus debat mogelijk over het optreden van de Amerikaanse geheime diensten. Daardoor is ook geen debat gevoerd over nieuwe technologische ontwikkelingen en de inzet van nieuwe digitale middelen. En daardoor was geen debat mogelijk over de grens tussen veiligheid en privacy, of al die afluisterpraktijken wel nodig en zinvol zijn en hoe bevriende geheime diensten met elkaar dienen om te gaan.

Onze betrokkenheid bij de NSA

2003, het jaar dat ik in de Senaat mijn eerste discussie voerde over Amerikaanse spionage, was ook het jaar dat Nederland ging meewerken aan de Amerikaanse oorlog in Irak. Misschien herinnert u zich nog het optreden van de Amerikaanse minister Powell in de VN, waar hij bewijs leverde voor de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak. Bewijs dat vals bleek en in elkaar was geflanst door de Amerikaanse geheime diensten. De commissie-Davids, die onderzoek deed naar onze betrokkenheid bij de oorlog in Irak, laat zien hoe onze regering zich voor de gek heeft laten houden door de Amerikanen en geen waarde hechtte aan inlichtingen van onze eigen geheime diensten.

In 2006 ging Nederland deelnemen aan de Amerikaanse oorlog in Afghanistan, waarbij onze MIVD nauw ging samenwerken met de NSA. Daarbij was waarschijnlijk een belangrijke rol weggelegd voor het schotelpark in Burum, waarmee massaal niet-kabelgebonden inlichtingen kunnen worden verzameld in Europa, Afrika en het Midden-Oosten – en ook in Afghanistan. De oren van Burum zijn ook de oren van Obama. Informatie uit Burum speelt naar mijn vermoeden nog steeds een grote rol in alle militaire activiteiten van de Amerikanen en wordt volgens mij ook gebruikt voor Amerikaanse drone-aanvallen.

De kritiek van de CTIVD

In juni 2013 begonnen de onthullingen van Edward Snowden. Sindsdien veranderde ook in Nederland het debat over Amerikaanse spionage. Die maand vroeg ik een debat aan in de Tweede Kamer, dat pas afgelopen woensdag – een half jaar later – werd gehouden. Die tijd hebben we goed gebruikt. In die zes maanden deed de toezichthouder op onze diensten – de CTIVD – in opdracht van de Kamer een onderzoek. De CTIVD is onafhankelijk, de leden worden door de Tweede Kamer benoemd, en de CTIVD kan binnen de geheime diensten iedereen spreken en alle documenten zien.

 

‘We breken ook in, we hacken, en delen massaal informatie met de NSA’

 

Veel vragen die de Kamer heeft kon de toezichthouder in dit onderzoek niet beantwoord, maar een aantal dingen werd wel duidelijk. Onze geheime diensten halen massaal informatie binnen – in tegenstelling tot de eerdere woorden van Hirsch Ballin – bijvoorbeeld via webfora. We breken ook in, we hacken, en delen massaal informatie met de NSA. Allemaal zaken waar toezichthouder CTIVD vraagtekens bij zet. Zaken ook waarover de regering nooit met de Kamer heeft gesproken en waarover de Kamer nooit een debat heeft kunnen voeren. De CTIVD zegt dat meer transparantie nodig is over het functioneren van onze diensten. De toezichthouder zegt tevens dat de samenwerking met de NSA is gebaseerd op onderling vertrouwen en vraagt zich hardop af of de recente onthullingen dat vertrouwen nog wel rechtvaardigen.

Het debat in de Tweede Kamer

Aan het debat van afgelopen woensdag in de Tweede Kamer heb ik een dubbel gevoel overgehouden. Het is goed om te zien dat alle politieke partijen zeggen dat het optreden van de NSA ons vertrouwen heeft geschonden en dat we op deze manier niet verder kunnen. Minister Plasterk gaat beter toezien op de gegevens die onze geheime diensten leveren aan de NSA en wil criteria opstellen voor de samenwerking met de Amerikanen. Maar wat die criteria precies zijn weet de minister nog niet. En hij weet ook niet hoe we kunnen controleren of de Amerikanen zich daadwerkelijk aan die nieuwe afspraken zullen houden.

ronald van raak

Ronald van Raak tijdens het debat

Minister Plasterk geeft toe dat het toezicht op de uitlevering van zogenoemde ‘metadata’ moet worden verbeterd, omdat daar nu nauwelijks regels voor zijn. Juist deze metadata zijn belangrijk voor de NSA, voor het maken van profielen van burgers, waarbij mensen verdachte kunnen worden, zonder ooit iets verdachts te hebben gedaan. Maar als we die data leveren aan de NSA hebben we geen idee wat de Amerikanen met deze gegevens doen. Of Nederlandse burgers op Amerikaanse terrorismelijsten komen, of deze gegevens worden gebruikt voor economische of politieke spionage, of met deze gegevens drone-aanvallen worden gedaan. We komen het niet te weten.

Stoppen met James-Bondje spelen

Na de onthullingen van Edward Snowden lijkt iedereen ervan doordrongen dat de Amerikanen ons bedriegen en dat dit bedrog snel moet stoppen. Van verschillende kanten klinkt een roep om regels, normen en betere omgangsvormen. Maar dat heeft weinig zin als we niet weten wat de Amerikanen allemaal uitspoken. Het is niet gemakkelijk om jezelf te verdedigen tegen een vijand, maar hoe verdedig je jezelf tegen een vriend? We kunnen nieuwe regels opstellen, maar hoe weten we of de Amerikanen zich daar aan zullen houden? Minister Plasterk wil dat de geheime diensten in Europa en Amerika nieuwe afspraken maken. Maar dat heeft alleen zin als ook de samenwerking tussen bevriende diensten verandert.

Edward Snowden

We moeten stoppen met James-Bondje spelen. Bevriende diensten moeten samenwerken om onze burgers te beschermen. En stoppen met zoveel mensen en middelen te steken in elkaar bespioneren. Nieuwe normen stellen, dat kun je niet overlaten aan de geheime diensten, dat is een taak van politici zelf. Een eerste stap daartoe is dat wij moeten stoppen met bang zijn. Nederland is klein en Amerika is groot, maar in onze strijd tegen terrorisme hebben wij elkaar hard nodig. Vraag de NSA om opheldering, roep Amerika ter verantwoording. Als we niet weten wat de Amerikanen uitspoken kunnen we ook geen nieuwe normen stellen. Dat is onverantwoord, omdat dit ten koste gaat van onze gezamenlijke strijd tegen terroristen, die ons allemaal bedreigen.