Het Maleisische Hooggerechtshof besloot onlangs nog maar even geen uitspraak te doen in de Babylonische spraakverwarring die het land al jaren teistert. Maleisische christenen staan erop dat zij in hun gebeden en geschriften “Allah” mogen gebruiken, maar conservatieve moslims vinden dat die term slechts aan hen is voorbehouden.
Terwijl 7 rechters zich in de rechtszaal over de zaak bogen, riepen de buiten verzamelde moslims in koor “Allahu Akbar” (God is groots). Nou waren de binnen verzamelde partijen het daar wel over eens. Het probleem is wie mag het zeggen en waar.
U moet weten dat de meerderheid van de Maleisische bevolking (61%) moslim is, terwijl de rest vooral uit boedhisten (21%), christenen (9%) en hindoes (6%) bestaat. De meeste christenen, zo’n 2,5 miljoen, wonen in de oostelijke deelstaten Sabah en Sarawak op het eiland Borneo. In hun taal (Iban) is Allah het woord voor God.
Aanvankelijk was dat geen probleem. De verwarring ontstond pas toen grote groepen Maleisiërs, waaronder veel christenen, naar het rijke westen van het land migreerden. Een aantal van de moslims aldaar snapten er niets van dat Allah plots niet alleen in moskeëen en korans, maar ook in kerken en bijbels werd vereerd.
In 1986 vaardigden de Islamitische autoriteiten daarom een fatwa uit die Allah exclusief aan de moslims gaf. Dit werd vervolgens in een aantal Maleisische deelstaten tot wet gepromoveerd, met als gevolg dat de christenen in Borneo met Allah mogen doen en laten wat ze willen. Maar zodra ze voet aan wal zetten in een andere deelstaat dan moeten ze ander woord gebruiken. Zo niet, dan kan dat problemen op leveren. Zo werden op 2 januari jongsteleden nabij de hoofdstad Kuala Lumpur 300 bijbels in beslag genomen, omdat Allah daarin de hoofdrol speelde.
In 2009 verscheen Allah voor het gerecht. Het Maleisische Ministerie van Binnenlandse Zaken verbood het katholieke weekblad “Herald” nog langer “Allah” te schrijven. Volgens het tijdschrift was dat in strijd met de in de Grondwet gewaarborgde vrijheid van godsdienst. De rechter stelde het blad aanvankelijk in het gelijk, maar in beroep won de staat. En nu is het dus wachten op de (onmogelijke) beslissing van het Hoogerechthof die hoe dan ook een deel van de bevolking tegen zich in het harnas zal jagen. De tragi-komedie wint slechts aan kracht, wetende dat “Allah” Arabisch is voor “God.” Niks meer en niks minder. Allah is God. En God is Allah.
Nu zijn er in Libanon en het Midden Oosten tal van problemen, maar Allah hoort daar gelukkig niet bij. Zowel moslims als christenen bidden tot Allah. En Allah is volop aanwezig in het dagelijks taalgebruik. Of je nu een christen of moslim als taxichauffeur hebt, hij zal afscheid nemen met “Allah m’ak” (God zij met u). En iedereen spreekt de hele dag door van “inshallah” (als God het wil) of in seculiere termen: laten we het hopen.
Een ander populair stopwoordje is “yalla” Dit is oorspronkelijk “Ya Allah” (O God), maar werd in de dagelijkse omgang verbasterd tot: kom op; laten we gaan; op schieten. Het is overigens opvallend dat er in het Arabisch nooit met Allah gevloekt wordt. Nu kunnen we natuurlijk hartelijk lachen om de Maleisische taferelen, maar maar tot op zekere hoogte doen wij op linguïstisch vlak hetzelfde. In elke krant wordt alle Arabisch keurig naar het Nederlands vertaald, behalve “Allah.”
Het vervelende is dat dit een valse afstand schept. Op het eerste gezicht lijkt er niets mis met de stelling: “christenen geloven in God, moslims in Allah.” Maar het zegt net zo veel als: “Nederanders geloven in God, Fransen in Dieu.” En, geloof het of niet, maar Allah, God en Dieu zijn toch echt èèn en dezelfde.
Peter is TPO Magazine’s correspondent in Beirut. Zulks kan niet gratis. Neem nu een abonnement!