Uit onderzoek dat is uitgevoerd door Bureau Driessen voor het Programma Politie en Wetenschap blijkt dat het benoemen van etnische verschillen in criminaliteitscijfers niet nuttig is voor de aanpak van jeugdcriminaliteit in stadswijken.
Er zijn wel verschillen in criminaliteit tussen de entnische groepen maar deze verschillen zijn klein en niet stabiel. De invloed van etnische afkomst als factor voor criminaliteit is nihil. Met name de invloed van ‘verkeerde vrienden’ is het belangrijkst.
De onderzoekers volgend lange tijd 680 Rotterdamse jongeren van diverse etnische afkomst van hun twaalfde tot hun achttiende jaar. Drie keer werd door middel van equettes onderzocht in hoeverre criminaliteit een rol in hun leven speelde, met wie ze omgingen en of ze bij de politie bekend waren.
Weliswaar lijken Marokkaanse en Antilliaanse jongeren van 12 en 14 crimineler dan Nederlanse jongeren van die leeftijd, op latere leeftijd zijn ze even crimineel.
Bovendien blijkt uit dit onderzoek dat Nederlandse jongeren van 14 jaar soms crimineler zijn dan Antilliaanse en Marokkaanse jongeren van dezelfde leeftijd, al blijkt dat niet uit politiegegevens.
Wel zijn er grote verschillen tussen de etnische groeperingen als het gaat om ‘normen en waarden’. Niet-westerse jongeren zijn meer georiënteerd op religie, maken meer onderscheid tussen mannen en vrouwen en zijn minder individualistich ingesteld.
Volgens de onderzoekers doen ‘juist deze normen en waarden voor crimineel gedrag helemaal niet ter zake’.
Hoe het komt dat vooral Antilliaanse en Marokkaanse jongeren, ondanks het feit dat etnische verschillen er niet toe doen, veel vaker voorkomen in de criminlaiteitsstatistieken werd niet onderzocht.