Het CDA zit weer in de lift, gezien de uitslagen van de twee meest recente verkiezingen. Dat is niet zo gek, want de partij van Dries van Agt, Ruud Lubbers en Jan Peter Balkenende heeft er wel vaker bar slecht voor gestaan en zich daarna toch herpakt. Een stukje geschiedenis en een vooruitblik. Alle geschreeuw over de nadelen van de EU ten spijt wist D66 vorige week op een louter pro-Europees platform evenveel zetels te bemachtigen als de PVV. Dat was ietwat opmerkelijk, daar het publieke debat voorafgaand aan diezelfde verkiezingen gedomineerd werd door eurosceptici in allerlei soorten en maten – een enkele curieuze liefdesverklaring daargelaten. Zoals anderen hier al hebben betoogd, is het moeilijk om iets zinnigs te zeggen over ‘de’ publieke opinie in Nederland ten aanzien van Europa aan de hand van deze uitslag, omdat de opkomst – hoewel niet in historisch perspectief – tamelijk gering bleef. Zestig procent van de stemgerechtigden koos er voor geen gebruik te maken van dat recht, hetgeen hun goed recht is. Wat hen bewoog: geen idee.
Dat regeringspartijen VVD en PvdA het er bekaaid van af zouden brengen was ondanks de lage opkomst te verwachten. Naast het kiezen van een parlement in den vreemde zijn dergelijke verkiezingen een moment waarop de brave burger een signaal af kan en zal afgeven aan de landelijke regering. Dat gebeurde eerder bij de gemeenteraadsverkiezingen, en steevast ook tijdens de Amerikaanse midterms halverwege de ambtstermijn van een president. VVD en PvdA kregen in de gemeenteraadsverkiezingen al een draai om de oren, nu deed het electoraat daar nog even een schepje bovenop.
Het kabinet zal in de handjes knijpen dat het geen onverdeelde ruk naar Wilders is geworden, zoals in de overige lidstaten wel een frisse rechtse wind waaide. Met een ander kenmerk van de uitslag zullen de ingezetenen van de Trêveszaal wellicht minder blij zijn: de christendemocraten zijn er weer. Halleluja. Met één zetel meer dan groeibriljant D66, dankzij een lijstverbintenis met de mannenbroeders van de andere confessionele partijen. Deo gratias.
Na de vorige landelijke verkiezingen en daarvoor het gedooggedrocht met de VVD en de PVV leken Buma cum suis met een korte sabbatical. Maar, zoals de Nederlander niet zonder kaas en bruin brood kan, zo kan hij – of zij – ook niet zonder het CDA. Dat geldt overigens niet alleen voor de lage landen, want de politici van de heilige schrift vormen in het Europees Parlement als geheel de grootste fractie, ondanks gevoelige nederlagen in andere lidstaten.
Het CDA zet zo een traditie van wederopstanding voort, een rol die de partij uitstekend past. Na het era van Ruud Lubbers brak voor de partij een periode van ballingschap aan. Terwijl de PvdA met de VVD en D66 onder de bezielde leiding van Wim Kok de gouden jaren negentig verkwanselden doolden opeenvolgend Elco Brinkman, Enneüs Heerma en Jaap de Hoop Scheffer door de woestijn.
Het was een barre tijd voor gereformeerd en katholiek Nederland, dat moest dulden dat Els Borst met een welgekozen “het is volbracht” een einde maakte aan de heilige status van het menselijk leven, terwijl homoseksuelen, junks en andere sodomieten het land overspoelden. Hoera voor de sociaaldemocratie.
De infanticide die Lubbers vlak voor de verkiezingen van 1994 op Brinkman pleegde kwam de partij niet ten goede. Lubbers verklaarde op Ernst Hirsch Ballin te gaan stemmen, terwijl Brinkman de troonpretendent was. Dat legde Brinkman echter geen windeieren. Hij keerde de politiek de rug toe en werd in 2006 door de Volkskrant gekozen tot meest invloedrijke persoon van Nederland, om vervolgens in 2011 terug te keren in de Eerste Kamer.
Het CDA dat Brinkman weer in de armen sloot was bepaald niet dezelfde partij als die waar hij noodgedwongen uit vertrok. De op de zee gewonnen klei in het uiterste zuidwesten van het land bracht een wel heel onwaarschijnlijk figuur voort, die met rechterhand Jack de Vries een bijzonder succesvol politiek duo vormde. Enter Jan Peter Balkenende, boy wonder.
Wat Balkenende van het begin af aan goed deed, in tegenstelling tot vrijwel alle andere politici, was de nadruk leggen op het eigen verhaal. Dat bleek nogal moeilijk in een campagnetijd die vrijwel uitsluitend centreerde rond Pim Fortuyn. Ad Melkert wist zich er geen raad mee, en dat werd in een debat met Balkenende – waar Fortuyn nota bene niet eens aanwezig was – pijnlijk zichtbaar.
We schrijven 24 april 2002 te Emmen, Drenthe. Een zoals gewoonlijk stuurs kijkende Melkert legde nog maar eens uit dat het werkelijk onbestaanbaar was dat er een coalitie met de LPF zou komen. Kort daarvoor had diezelfde Melkert een oproep gedaan aan datzelfde CDA een cordon sanitaire te vormen rond de partij van Fortuyn. Wellicht schatte Melkert Balkenende net zo in als half Nederland dat in de aanloop naar de verkiezingen van 2002 deed: wie was dat rare mannetje met dat gekke brilletje en die toverstaf nou dan eigenlijk? Die zou ome Ad wel even in het politiek correcte gareel krijgen.
Daar dacht Balkenende anders over. Na eerst een grapje te maken over uitgerekend de vrijheid van meningsuiting ten koste van een Melkert die al zo bekend stond om zijn grote gevoel voor humor gingen de handschoentjes uit. Op hoge toon donderde de Zeeuw dat het “toch van de gekke” was dat het debat nu alweer over Fortuyn ging. “Ik verheug me in de auto op een lekker stevig debat met Melkert, je bent drie minuten bezig en over wie gaat het: FORTUYN. We moeten onszelf serieus nemen, wat is dit nou. Flauwekul.”
Dat was geen gespeelde verontwaardiging. Balkenende wist iets wat de PvdA zich tot op heden – zie de recente website over ‘de vrienden van Wilders’ – nog niet gerealiseerd heeft: politieke tegenstanders schakel je niet uit door de aandacht op ze te leggen, maar juist door ze links – of in dit geval rechts – te laten liggen. Dat deed Melkert niet en dat was tegen het zere been van Balkenende.
De ruimte voor het eigen verhaal heeft Balkenende gedurende de gehele campagne zo goed en zo kwaad als dat ging getracht te bewaken. Zo kon na de moord op Fortuyn het CDA zich opstellen als de veilige haven voor de zoekende kiezer die zich na deze tumultueuze tijden tussen wal en demoniserend schip bevond. De wederopstanding werd voltooid toen op 22 juli 2002 Hare Majesteit de Koningin het eerste kabinet-Balkenende beëdigde.
Zo ver is het nu nog niet. Met Buma heeft het CDA niet dezelfde scherpe debater en snelle denker die het met Balkenende had. Dat zal echt moeten veranderen, want de potentie voor een nieuwe verrijzenis is er. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar verloor de partij weliswaar ten opzichte van 2010, maar dat verlies kwam niet in de buurt van wat de VVD en de PvdA moesten incasseren.
Bij de Europese verkiezingen van afgelopen week pakte de partij zoals gezegd stiekem zelfs een zeteltje meer dan D66. Wie deze kaart van Nederland bekijkt ziet in eerste instantie een verdeeld land, maar wel een land waar het CDA in vrijwel alle windstreken op één of andere manier vertegenwoordigd is.
Als de partij iemand weet te vinden die terug kan gaan naar de basis, naar de zogenaamd uitgekotste normen en waarden waarmee Balkenende de mensen in de provincies wist te motiveren, dan kan het CDA zomaar weer het redelijke alternatief worden voor mensen die gevangen zitten tussen schreeuwers te linker- en rechterzijde en hen die Alexander Pechtold net iets te gepolijst vinden. Als het in godsnaam maar niet Camiel Eurlings wordt.