Erbij willen horen. Stoer doen, domme dingen doen. Grappen die uit de hand lopen. Zomaar wat termen die vaak worden gebruikt in combinatie met adolescenten. Jongvolwassenen zijn roekeloos, impulsief, eerder geneigd tot risicogedrag. De reden? Peer pressure. Onze foute vrienden zouden ons ertoe aanzetten om dingen te doen die we eigenlijk helemaal niet willen. Ze hitsen ons op en dagen ons uit, waardoor we enorme groepsdruk voelen. Hoeveel invloed heeft groepsdruk nu eigenlijk, en hoe erg is dat?
Psycholoog Laurence Steinberg van Temple University publiceerde eerder dit jaar een onderzoek over groepsdruk. Hij experimenteerde met muizen en alcohol. De helft van de groep werd alleen getest, de andere helft in groepen van dezelfde sekse. die samen waren opgegroeid. Alle muizen werden blootgesteld aan een ongelimiteerde hoeveelheid alcohol. Het bleek dat de adolescente muizen in groepen substantieel meer dronken dan als ze alleen waren. Bij volwassenen was dit verschil niet merkbaar.
Steinberg concludeerde uit zijn experiment dat groepsdruk bij jongvolwassenen niet slechts voortkomt uit het kiezen van verkeerde vrienden en het bewust uitdagen van je peers. Volgens hem is er een cognitief, evolutionair “hard-wired” proces aan de gang, dat ervoor zorgt dat onze beloningssystemen hypergevoelig worden en we eerder geneigd zijn om voor kortetermijnwinst te gaan. Daarbij vergeten we rekening te houden met negatieve gevolgen van onze ondoordachte acties.
Blijkbaar kunnen we er dus niets aan doen dat we een heleboel domme dingen doen tijdens onze jonge jaren. Comazuipen, onderpresteren op school, roken, spullen jatten: alles kunnen we op de grote hoop van groepsdruk gooien. Steinberg maakt pijnlijk duidelijk dat, hoewel ouders gelijk hebben als ze zich zorgen maken om roekeloos gedrag, er vrij weinig aan te doen is. Zelfs als je vrienden behoorlijk welopgevoed zijn en er nog niet over zouden piekeren om in de Albert Heijn Red Bull-blikjes weg te smokkelen, dan nog zal je door hun aanwezigheid eerder geneigd zijn om risicogedrag te vertonen.
Toch vind ik het te overdreven om enorme conclusies te trekken uit dit onderzoek. Steinberg schrijft in The New York Times dat hij al geruime tijd, sinds 2005, bezig is met dergelijke onderzoeken. Keer op keer tonen ze aan dat adolescenten worden aangezet tot risicogedrag als ze omgeven zijn door hun peers. Maar hoe zwaar is dit effect nu eigenlijk? Als ik onder invloed van mijn vrienden vier glazen wijn drink in plaats van twee, dan zal niemand daar wakker van liggen. Evenmin is dat het geval als ik door de aanwezigheid van mijn vrienden besluit om een move te maken bij de jongen die ik wel zie zitten in de kroeg. Ook dat is risicogedrag, maar de schade blijft beperkt. Het enige wat ik eraan over kan houden, is een deuk in mijn ego.
Adolescentenjaren zijn sowieso kwetsbare jaren. Je hersenen zijn in ontwikkeling, je bent bezig je positie in de maatschappij vast te stellen en je probeert uit te vogelen wie je nu eigenlijk wil zijn. Dat zijn zware taken, die veel energie vergen. Steinberg laat zien dat het niet per se expliciete aanmoedigingen hoeven te zijn van je vriendengroep om je grotesks te laten doen: hun aanwezigheid kan al genoeg zijn. Als je vrienden allemaal op D66 stemmen, zul jij eerder geneigd zijn om dat ook te doen. Dat is groepsdruk: je wilt horen bij de in-group en dus probeer je zo veel mogelijk aan de ingangseisen van die groep te voldoen. Vrienden zullen ons gedrag blijkbaar zo beïnvloeden dat we misschien wat vaker iets stoms uithalen dan als we in een sociaal isolement zouden leven. Kort gezegd: vrienden zijn er om je je grenzen te laten verkennen. Maar dat maakt ze nog niet meteen gevaarlijk.
Bron beeld: Martin Fisch