De algehele somberheid over de WK-kansen van Oranje is totaal misplaatst én een typisch Nederlands fenomeen. Dat vindt Johnny de Mol, die als maker van het tv-programma Johnny in Oranje spelers én elftal op de voet volgt. “Als het goed gaat met het Nederlands elftal, dan breekt er een hosannastemming uit en sluit iedereen aan in de polonaise. En andersom grijpt het pessimisme heel snel om zich heen als het even tegenzit. Heel extreem. In dat opzicht zijn we eigenlijk best een raar landje.”
De Mol noemt ‘het opkrikken van de Oranjekoorts’ een primair doel van zijn programma, waarin hij onder meer de internationals van het Nederlands elftal thuis opzoekt en alvast de sfeer proeft in Brazilië. “We proberen de stemming er alvast een beetje in te brengen en dat is hard nodig, want het heeft wel eens meer geleefd voor het WK”, stelt hij vast. “Dat we wel eens een sterker elftal hebben gehad, dat staat ook vast. Maar om dat nou te vertalen naar een houding van ‘we hebben daar eigenlijk niks te zoeken, laten we maar thuisblijven’, dat vind ik echt raar. Het is Nederland op zijn kleinst.”
Zelf staat hij er anders in, vertelt De Mol, als hem gevraagd wordt wat het gaat worden in Brazilië. “Ik redeneer een beetje zoals een supporters van een club dat doet. Die steunt zijn cluppie in goede tijden, maar zeker ook in mindere tijden. Dat hoort er bij. Bovendien kun je met optimisme, werklust en teamgeest heel ver komen. Daar maken de fans ook deel van uit. Ik zeg: straal uit dat je er alles aan doet, rug recht en borst vooruit, en dan zien we wel waar het schip strandt. Als je dan op je bek gaat, dan maar een keer goed. Maar laten we nou niet al met hangende pootjes naar Brazilië vertrekken.”
Overigens vinden de spelers van het Nederlands elftal de bescheiden verwachtingen van het volk niet per se vervelend, merkt De Mol als hij de spelers voor zijn camera krijgt. “Met die underdogpositie is op zich ook niks mis. Dat vinden die gasten wel fijn, een beetje in de luwte naar het toernooi toewerken. Maar bescheidenheid is iets anders dan zwartkijken. We hoeven niet te roepen dat we op zeker wereldkampioen gaan worden, maar dan kun je even goed nog wel vertrouwen in je eigen mogelijkheden hebben.”
En die mogelijkheden zijn er zeer zeker, daar is De Mol het met de spelers over eens. “Als je kijkt naar de samenstelling van de groep, dan kan dat heel goed uitpakken. Je hebt enerzijds een heel grote groep jonge jongens, die voor het eerst zo’n groot toernooi gaan meemaken en voor wie alles nieuw is. Die zullen extreem gretig zijn. Daarnaast is er de oude garde, jongens voor wie dit normaliter hun laatste WK zal zijn. Die willen allemaal dolgraag een laatste kunstje flikken. Ik denk dat die twee groepen voor een mooie chemie kunnen zorgen. Als ze vechten als leeuwen, is er heel veel mogelijk.”
De programmamaker kan zichtbaar goed overweg met voetballers. Zijn jeugd, met toenmalig prof Sören Lerby als stiefvader, heeft daar onmiskenbaar toe bijgedragen, zegt hij. “Ik kan me goed inleven in die jongens, omdat ik gezien heb wat ze er soms voor moeten doen en laten om te komen waar ze zijn. Dat waarderen ze. Van de huidige internationals ben ik goed bevriend met Wesley Sneijder. Zoiets ontstaat door de jaren heen. Met anderen heb ik meer een vertrouwensband. Arjen Robben bijvoorbeeld, die stuurde me een hartstikke lief sms’je nadat hij me had zien zingen in de uitzending bij Humberto Tan.”
De inbreng van Robben zal in Brazilië een cruciale factor zijn, vermoedt De Mol. “Hij steekt in de vorm van zijn leven en kan eigenhandig wedstrijden beslissen. Als Robin van Persie het dan ook nog eens op zijn heupen krijgt, dan kunnen er mooie dingen gebeuren. Ik voorspel dat we de poule in elk geval overleven. Tegen Spanje wordt het 0-0, daarna verslaan we Australië met 1-0 en vervolgens 1-1 tegen Chili. Daarna begint het toernooi pas echt. Of we dan direct tegen Brazilië moeten of niet, dat maakt voor mij niet eens zo veel uit. Vanaf dat moment is het erop of eronder. Je kunt 90 minuten onder druk staan en toch met 1-0 winnen, ook tegen Brazilië. Het komt misschien over als positieve naïviteit, maar ik sta er liever zo in dan dat we ons nu al indekken voor een eventuele teleurstelling.”