Politiek

Trap niet in UvA-onzin over politieke effecten van Twitter

13-06-2014 11:35

Jarenlang bestond er twijfel of het nuttig is dat politici met burgers online communiceren via websites, Facebook en Twitter. Levert dit eigenlijk wel iets op? Worden burgers meer bij de politiek betrokken? Levert het stemmers op? Of zijn deze activiteiten geheel zinloos? 

Aan de UvA promoveerde Sanne Kruikemeier deze week op het proefschrift Getting connected. We kunnen lezen dat dit onderzoek belangrijke praktische implicaties heeft: politici moeten online responsief zijn en reageren op de vragen en discussies van burgers, want dat levert hen meer stemmen en een beter imago op. Ook is het goed als politici zich online van hun persoonlijke kant laten zien. Door te laten zien dat ze een gezinsleven en hobby’s hebben gaan burgers politici sympathieker vinden. Voelt u trouwens al iets bij de foto van Pechtold?

Aangezien deze conclusies blijk geven van een onovertroffen wetenschappelijke progressie in slechts één proefschrift, is het nuttig deze conclusies iets langer te bekijken. Welk bewijs voert de UvA aan om deze adviezen te onderbouwen?

Effecten

Het proefschrift spreekt consequent over ‘effecten’. Dat is geen vrijblijvende term. Een effect suggereert dat A (interactieve online communicatie) de oorzaak is van B (een positiever imago).

In eerstejaars methodologiecolleges kun je leren wanneer er sprake is van een effect: A en B moeten statistisch samenhangen, A moet in de tijd vooraf gaan aan B en er mag geen alternatieve verklaring zijn voor B dan A. Dit zijn zware eisen en het probleem ligt dan ook voor de hand: de meeste sociaal-wetenschappelijke methoden meten géén effecten.

Kruikemeier deed vier verschillende studies waarvan er drie internationaal gepubliceerd zijn. Dit suggereert veel bewijs en importantie, maar bij nadere beschouwing valt dat nogal tegen. Er is maar één methode die effecten kan aantonen: het experiment. Maar twee van de vier studies van Kruikemeier betreffen helemaal geen experimenten en kunnen dus géén effecten aantonen.

Statistisch verband

De eerste studie is gedaan met vragenlijsten. Deze zijn op meerdere momenten afgenomen en zo kun je veranderingen door de tijd meten. Je meet dan een statistische samenhang, maar geen effect, want je weet niet of er alternatieve verklaringen zijn. De titel van het hoofdstuk luidt desondanks: ‘The effects of different forms of online political communication on citizens’ political involvement’.

In de tweede studie rekent Kruikemeier ons voor dat er een statistisch verband bestaat tussen de kenmerken van tweets van kandidaten en het aantal voorkeursstemmen dat die kandidaten krijgen. Dat is een zeer interessant verband wat aandacht verdient. Maar ook nu is er sprake van statistische samenhang en zegt dat niets over een effect. Toch weerhoudt dit Kruikemeier er niet van te doen alsof het vaststaat dat het een effect is.

Experimenten

Gelukkig doet Kruikemeier ook twee experimenten die wel effecten kunnen aantonen. Maar zit er genoeg bewijs in om te beweren dat politici online met burgers moeten gaan interacteren omdat dat zoveel moois oplevert zoals voorkeursstemmen, een positiever imago en politieke betrokkenheid? Een van die twee experimenten besprak ik vorig jaar al, maar de UvA was het niet met mij eens dat het een volstrekt nietszeggende studie is.

Zou het overtuigende bewijs dan van het laatste experiment komen? Hierin werden studenten geconfronteerd met Twitter-accounts van D66 en Alexander Pechtold. Er waren verschillende varianten: meer interactieve en meer gepersonaliseerde accounts.

Uit dit experiment blijkt dat blootstelling aan interactieve communicatie op Twitter een gevoel van persoonlijk contact met de politicus oplevert. Ook leidt deze communicatie ertoe dat studenten het idee hebben dat een politicus weet waarover hij spreekt. De foto boven deze blog is geen grap.

Dit laatste onderzoek toont overtuigend een effect aan. Of dit effect nogmaals in een nieuw experiment kan worden aangetoond staat nog te bezien, maar het is een effect. Dan is de vraag: kunnen we op basis hiervan concluderen dat politici meer interactief moeten gaan communiceren met burgers? Want dat is toch wat de UvA met dit proefschrift de politiek wil adviseren.

Adviseren

Nee, dat zegt dit experiment niet. Want wie deden eraan mee? Studenten Communicatiewetenschap. Dit is niet de groep die normaliter met een dergelijk Twitter-account – al dan niet interactief of gepersonaliseerd – wordt geconfronteerd. Om te weten of interactief twitteren zinvol is, moet men daadwerkelijke volgers van het interactieve account onderzoeken want die ervaren daadwerkelijk de blootstelling. Nu zijn studenten onderzocht die nooit naar zo’n account kijken.

Externe validiteit heet dit: kun je de resultaten van een experiment ook naar ‘het echte leven’ generaliseren? In dit geval is dat twijfelachtig, want Twittervolgers van politici wijken sterk af van de gemiddelde student: ze zijn bijvoorbeeld politiek geïnteresseerd. We weten dus nog steeds niets over het effect van tweets op volgers van hetzelfde Twitter-account. En daar gaat het toch om?

Het is de wetenschap van nu: zo belangrijk mogelijk over proberen te komen met flink opgepompte conclusies, die eigenlijk slechts een minimale stap zijn in de richting van wat wellicht ooit bewijs zal worden voor de effecten van Twitter.

Chris Aalberts is gefascineerd door onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. Beeld: bewerkte foto van Sebastiaan ter Burg.