Vorige week schreef René Moerland in NRC Handelsblad dat het CDA niet gaat profiteren van het afnemende electorale draagvlak voor de regeringspartijen. Of, zoals Moerland het formuleerde, de C van CDA staat voor van alles, maar niet voor Comeback.
De onvrede voor het kabinetsbeleid vertaalt zich eerder naar bijvoorbeeld zetelwinst voor D66 in de steden. Dat klopt, maar dat wil niet zeggen dat D66 daarmee een alternatief biedt voor het good old CDA. Waarom? Omdat er weinig Nederlandser is dan de middelmaat van de christendemocraten.
Die middelmaat wordt wellicht het best geïllustreerd door het volgende voorval. Het is 2 oktober 2010 en het CDA houdt te Arnhem een congres over het regeerakkoord en daarmee over deelname aan een coalitie met de VVD. Moeilijke kwestie. De PVV als permanente gedoogpartner is extreem omstreden, onder meer omdat – aldus oud-premier Piet de Jong – de partij de vrijheid van godsdienst met de voeten treedt. Dat is niet te verenigen met de grondbeginselen van het CDA, want als eenmaal getornd wordt aan die vrijheid van godsdienst is het einde zoek, en voor met name de katholieken in ons land is vrijheid van godsdienst met zeer veel moeite gewonnen – zie het processieverbod.
Enfin.
Na een lange dag vol curieuze taferelen – ontbrekende gekleurde stembriefjes, loze beloftes van Ad Koppejan en Kathleen Ferrier, een Emile Ratelband-impersonatie van Camiel Eurlings – stemt het congres in met regeringsdeelname. Maxime Verhagen triomfeert, Ab Klink ziet het met lede ogen aan.
Tussen alle theatrics door sprak Eurlings echter wel de nodige waarheden: ook na het debacle met de LPF en ook na het vechtkabinet met de PvdA stond het CDA wederom aan de vooravond van regeringsdeelname. Ja, min of meer tegen wil en dank, en ja, met een voor de partij ongekende interne turbulentie, maar de christendemocraten stonden er wel weer. Niet alleen dat, de leden hadden tevens op niet eerder vertoonde wijze gehoor gegeven aan de oproep zich uit te spreken voor of tegen deelname. Dat is, in een tijd waarin de interesse van de burger – en ook van leden van een partij – in de politiek toch tanende is, best bijzonder.
Met andere woorden, het CDA lééfde. De andere grote regeerpartij van de afgelopen twintig jaar daarentegen – de PvdA – gooide na het tijdperk-Paars met het naar voren schuiven van Ad Melkert de handdoek in de ring. Leeg, afgemat, uitgespeeld. Daar bekwam de partij onder Wouter Bos pas een beetje van en dat ging behoorlijk moeizaam. In feite gebeurde na Lubbers hetzelfde bij het CDA, de fractie zakte als een kaartenhuis ineen toen de voormalige voorman het mes in de rug van Elco Brinkman stak.
Na Balkenende gebeurde dat evenwel niet. Toen Balkenende zijn infame “u lacht zo lief” uitsprak wist iedereen dat het met hem gedaan was, hij bezegelde daarmee zijn eigen politieke lot. De partij stortte daarna echter niet in eenzelfde diep dal als na Lubbers. Daar was iets veranderd. De vitaliteit die de partij verlaten had na Lubbers bleek nu wel aanwezig. Ondanks alle tegenslagen onder opeenvolgende CDA-kabinetten bleef de partij overeind.
Ter afsluiting van het congres zongen de aanwezigen – inclusief de hoogbejaarde Hannie van Leeuwen, die de partij eveneens niet de rug toe had gekeerd – gezamenlijk het Wilhelmus. Voor de muzikale ondersteuning daarvan had de organisatie een cd of – heel gewaagd – een mp3 in kunnen zetten, met een mooie orkestrale uitvoering van onze nationale hymne. Dat werd het echter niet. In plaats daarvan speelde een plastic keyboard een matig getimede uitvoering, twee coupletten lang.
Treffender had niet gekund. Ingetogen, braaf, kalm, sober, precies zoals de partij zich geprofileerd had met Balkenende aan het hoofd. Dat is het grote appeal van het CDA. Het moment portretteert wat de partij wil zijn: een degelijke middelmaat van gewone Nederlanders waar geen verrassingen van verwacht hoeven worden, geen bombastische uitspattingen.
Wie ooit op zondagmiddag door de provincies van ons land reed kan moeilijk anders dan concluderen dat die middelmaat sterk vertegenwoordigd is. Een eindeloze stroom vierkante gezinsautootjes – Toyotas, Renaults, Opels, noem ze maar op – rijdt op of liever net onder de maximumsnelheid richting de familie of de kerk, mannen in overhemden met korte mouwen achter het stuur. Twitter is ze vreemd, Facebook is enkel voor de familiekiekjes.
Bij die mensen – laten we ze maar gewoon ‘s lands great silent majority noemen – slaan de bevlogen idealen van een D66 echt niet aan. Moerland merkte in zijn stuk nog op dat het CDA in de provincie wortelt en dat daar van alles aan de hand is. Dat is zonder meer waar: de boeren, die een belangrijke factor vormen voor het CDA, hebben als geen ander te maken met Europese regelgeving, en daar gaat het momenteel zo lekker mee. Maar wat is dan het alternatief voor het CDA?
Het “sterkste schouders”-mantra van de PvdA klinkt misschien nobel, maar niet op het moment dat je je eigen bedrijf ten onder ziet gaan. Meer Europa? Alsjeblieft niet. Familie, gemeenschap, de kleine kring, dat is wat telt, en dat is precies waar het CDA altijd op inzet, op de hoeksteen van de samenleving.
De maatschappij in zijn geheel mag dan ontkerkelijken, daarmee is nog geen afscheid genomen van traditie, van bindingsfactoren, van “doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg”. In bewogen tijden is dat veel aanlokkelijker – want vertrouwelijker – dan de sociaaldemocratische maakbaarheid of project Europa, en misschien, stiekem, voor velen ook wel aantrekkelijker dan de vrijheid blijheid van de VVD – waar overigens bar weinig meer van over is.
Daarbij, het CDA beweegt. Bijvoorbeeld in de richting van de PVV waar het gaat om een strenger asielbeleid. Dat kan gezien worden als een zwaktebod, maar een partij die prangende problematiek niet aangaat omdat oogt als politiek marchanderen is ook weinig aansprekend. Standvastigheid is één ding, kop in het zand iets heel anders.
Tot slot, niet geheel onbelangrijk, beschikt de partij over een scala aan uitgesproken mastodonten die in het geheel niet de moeite nemen hun mening onder stoelen of banken te steken, ook niet als die sterk afwijkt van de huidige lijn van de partijtop. Dat heeft Dries van Agt onlangs maar weer bewezen door te pleiten voor een eind aan de bezetting van Palestina.
Het is een kenmerk van een partij die niet bang is ingewikkelde en beladen problematiek ter discussie te stellen, ook als het onderwerp hevige emoties oproept, omdat uiteindelijk dat wat hen verbindt sterker is dan hetgeen hen verdeelt. Daarom komt het wel goed met het CDA. Nu alleen nog een degelijke lijsttrekker.
Side note: daar mijn vorige stuk over het CDA D66-persbaas Roy Kramer bewoog te tweeten dat het door “de achterban” geschreven was: dat is niet het geval, Kramer.