Het niet tijdig signaleren van mismanagement door interne toezichthouders is de belangrijkste les die tot nu toe geleerd kan worden uit de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie naar misstanden in de semi-publieke sector.
Mismanagement in met gemeenschapsgeld gefinancierde organisaties komt in vele gradaties en in verschillende verschijningsvormen voor, zo weten we inmiddels. De vraag rijst of in de raden van toezicht bij semi-publieke organisaties wel voldoende deskundigheid en lef aanwezig is om mismanagement vroegtijdig te onderkennen en effectief aan te pakken.
Uit de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie blijkt dat mismanagement vaak plaats vindt in een organisatie met een sterk dominante of narcistische bestuurder en een raad van toezicht waarvan de leden, individueel of als collectief, niet opgewassen blijken te zijn tegen bestuurders met deze specifieke persoonlijkheidseigenschappen. Daardoor kan dit type bestuurder zonder al teveel tegengas en weerstand van zijn interne toezichthouder ongestoord zijn gang gaan.
Besturen is managen op topniveau en dat vereist managementcompetenties van eveneens een hoog niveau. En daar schort het bij bestuurders in de semi publieke sector nogal eens aan. Vaak oud-politici of oud-ambtenaren waar gedegen managementskills niet tot de belangrijkste competenties kunnen worden gerekend. Wel het omgaan met macht en netwerken waardoor mismanagement juist op de loer kan komen te liggen.
Bijvoorbeeld in de vorm van het in stand houden van een angst- en intimidatiecultuur als middel om tekortkomingen in eigen managementcompetenties te kunnen verdoezelen. Of in de vorm van het niet, onjuist of te laat informeren van de interne toezichthouder over zaken die mogelijk als mismanagement gekwalificeerd kunnen worden. De gang van zaken bij de derivatencontracten van Vestia is daar een goed voorbeeld van.
Als mismanagement vroegtijdig kan worden vastgesteld, kan de daaruit voortvloeiende schade voor de instelling vaak nog worden beperkt. Bestuurders zijn geen ondernemers maar gewone werknemers in dienst van de instelling die worden benoemd door de interne toezichthouder. Als door een raad van toezicht mismanagement wordt opgespoord en vastgesteld kan zij als werkgever de falende bestuurder gewoon ontslaan. Op dezelfde wijze en op dezelfde grond als iedere andere disfunctionerende werknemer. En toch gebeurd dat vaak niet of te laat.
Rechtspraak over bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van faillissementen wijst uit dat mismanagement snel onbehoorlijk bestuur kan opleveren. Zeker als er sprake is van een zogenaamd ‘wettelijk vermoeden’ van onbehoorlijk bestuur: specifiek in de wet vastgelegde situaties om een curator behulpzaam te zijn om bestuurders aansprakelijk te kunnen stellen.
Met als gevolg dat een bestuurder met zijn privévermogen aansprakelijk kan worden gehouden voor alle uit het onbehoorlijk bestuur voortvloeiende schade.
Waarom introduceert de wetgever niet een ‘wettelijk vermoeden’ van aansprakelijkheid voor bestuurders buiten een faillissementssituatie? Dergelijke wettelijk vermoedens zouden een effectieve afschrikking kunnen zijn tegen mismanagement in al haar verschillende verschijningsvormen.
Mismanagement opsporen en vaststellen is vaak niet eenvoudig. Zeker niet wanneer integere en deskundige toezichthouders geen enkele ervaring met mismanagement hebben opgedaan en het dus ook niet snel kunnen herkennen. En toch zal mismanagement hoog op de agenda van interne toezichthouders moeten staan.
Mismanagement als aandachtsgebied vraagt om experts in een raad van toezicht die gewend zijn organisaties in uitzonderlijke situaties, vanuit meerdere verschillende disciplines, integraal door te lichten en te beoordelen. Vaak in een crisis of in een herstructurering, situaties waarin mismanagement vanzelf zichtbaar wordt als resultaat van tekortschietend management.
Deze experts zullen zich ook niet snel het kaas van het brood laten eten wanneer een te dominante bestuurder integer toezicht subtiel probeert te belemmeren of te hinderen.
En dat laatste blijkt helaas wel een belangrijke oorzaak te zijn van de misstanden zoals die door de parlementaire enquête commissie thans worden onderzocht.
Antonie Kerstholt is econoom, jurist en oud voorzitter van een Raad van Commissarissen.