In het Zwolse Museum De Fundatie is de expositie Meer macht te aanschouwen. De expositie, samengesteld door schrijver en kunstcriticus Hans Den Hartog Jager, heeft als onderwerp de macht, de invloed van de hedendaagse beeldend kunstenaar.
Den Hartog Jager maakt in zijn keuze voor de tentoon gestelde werken geen onderscheid tussen verschillende machtsvormen. Dit resulteert in een expositie met een gevarieerd geheel aan werken, die stuk voor stuk magnifiek zijn. Aan kwaliteit ontbreekt het de expo dan ook geenszins, Joseph Beuys, Yael Bartana, Constant, Asger Jorn, Anselm Kiefer, Ai Wei Wei, de kunstliefhebber kan in het Zwolse museum terecht voor het neusje van de artistieke zalm.
Nu valt er niets af te dingen op het tonen van de crème de la crème van de beeldende kunst, daar zijn immers zowel het museum als haar publiek bij gebaat. Toch wordt in deze expositie voorbij gegaan aan de belangrijkste oorzaken van het feit dat niet alleen de stem van de hedendaagse beeldend kunstenaar weinig meer gehoord wordt, maar ook de beeldend kunstenaar zijn stem nauwelijks nog verheft. Die oorzaken hebben te maken met de veranderende maatschappelijke rol van de beeldend kunstenaar en de machtstructuren binnen de kunstwereld zelf. Dat deze oorzaken op de expositie onbelicht blijven is een gemiste kans.
In de kunstwereld ligt de macht niet bij hen die kunst produceren, maar bij hen die kunst rangschikken. In de hierarchische structuur van de kunstwereld staan culturele instituten aan de top en de beeldend kunstenaar onderaan de figuurlijke ladder. Het museumpubliek brengt het er beter van af dan de kunstenaar, want van hen zijn de instituten deels financieel afhankelijk. De hedendaagse beeldend kunstenaar is dus niet zozeer in de autonomie van zijn werk, maar wel als het om de zichtbaarheid en invloed van zijn werk gaat afhankelijk van de instituten en indirect de wensen van het museumpubliek.
De beeldend kunstenaar die anno 2014 invloed wil uitoefenen moet zich dus aanpassen aan de binnen de kunstwereld heersende trends, dit terwijl hij autonoom, onafhankelijk wil zijn. Veel kunstenaars krijgen hierdoor dan ook te maken met een onoplosbaar dilemma. Wil je autonoom, onafhankelijk blijven, dan moet je wars zijn van de trends binnen de kunstwereld, ook al zet je jezelf daarmee meteen ook buiten spel en zul je in ongenade vallen bij de instituten. Wil je met je werk invloed hebben binnen de kunstwereld, dan moet je deelnemen aan de belangrijkste trend van het moment: de commercialisering van kunst.
De kunstenaar moet, in opdracht van Jet Bussemaker, ondernemer zijn. Braaf als de kunstwereld geworden is, worden de bevelen vanuit de politiek door velen strikt opgevolgd. Menig beeldend kunstenaar heult al met de culturele instituten en kiest steeds vaker voor het aangaan van binding met het publiek omwille van financiële doeleinden. Het is een koers die door de overheid en de culturele sector, bancaire instellingen en zelfs door kunstacademies wordt gestimuleerd. Dit terwijl het sluiten van compromissen als autonoom beeldend kunstenaar uit den boze is. Het aangaan van binding met het publiek om er geld aan te verdienen staat zo haaks op alles waar kunstacademies in de tijd dat ik nog studeerde, van 2002 tot 2006, voor stonden, dat wel blijkt dat de maatschappelijke rol van de kunstenaar in razendsnel tempo keldert van criticaster naar die van entertainer. De kunstenaar die omwille van omzet het publiek behaagt met kritiekloos werk neemt daarin klakkeloos over wat de overheid hem opdraagt.
De commercialisering van de beeldende kunst kent nog een vervelend aspect. Gerenommeerde, gesubsidieerde culturele instituten kiezen doorgaans voor ‘veilig’ werk, werk dat door de doorsnee museumgast gewaardeerd zal worden. Musea willen heden ten dage namelijk liever geen voorhoofden en wenkbrauwen doen fronsen, omdat dit een flinke financiële tegenvaller kan worden. De beeldend kunstenaar die in plaats van ‘veilig’ juist ‘ongemakkelijk’ werk maakt vindt in veel culturele instituten geen platform, domweg omdat het een economisch risico vormt.
Meest treurige is nog het feit dat de commercialisering van de beeldende kunst vooral culturele instituten voordeel opleveren, de kunstenaar over het algemeen niet. Kunstenaars krijgen meestal geen honorarium voor het werk dat zij, soms maandenlang, verzetten bij het voorbereiden van een expositie. Ook ontvangen kunstenaars, als de expositie eenmaal loopt, vaak geen hang- of stagelden, terwijl het museum zich ondertussen verrijkt aan het entreegeld. Hierdoor groeit de macht van de instituten en slinkt de macht van de beeldend kunstenaar.
Als het aan de culturele instituten ligt geven zij de scepter die zij over de kunstwereld zwaaien nimmer uit handen. Dat is ook vanuit praktisch oogpunt niet te realiseren. Het blijven de instituten die een platform bieden aan beeldend kunstenaars en daar eigen keuzes in maken. Hier valt voor de beeldend kunstenaar niets af te dwingen, hij moet afwachten of hij al of niet een uitnodiging krijgt.
Echte, directe macht zullen kunstenaars nooit krijgen en dat is maar goed ook, het werk dat zij maken moet kwalitatief sterk zijn en voor zich spreken, waardering voor kunst kan niet afgedwongen worden. Aangezien directe macht corrumpeert kan dit voor de autonome beeldend kunstenaar ook geen heilzaam streven zijn. Pogingen daartoe zijn ook altijd jammerlijk mislukt. De beeldend kunstenaar moet immers onafhankelijk zijn om objectieve kritiek te kunnen uiten.
De kleine machtspositie die de autonome, onafhankelijke beeldend kunstenaar heeft kan echter wel versterkt worden in deze tijden van oprukkende commercialisering. Door terug te keren naar het principe van autonomie en stevige kritiek te uiten op overheidsbeleid, op maatschappelijke ontwikkelingen en de walging rond diezelfde commercialisering van kunst te ventileren. Door wars te zijn van de onder museumdirecteuren heersende angstvallige braafheid. En wat financiële vraagstukken betreft is er voor de beeldend kunstenaar ook een vrij eenvoudige oplossing. Probeer beeldend werk en inkomen te scheiden door je geld te verdienen met een bijbaan. Heb nooit als doel geld te verdienen met kunst, want dit betekent onherroepelijk dat je je moet aanpassen aan de wensen van het publiek. Wees een kritisch, doortastend beeldend kunstenaar, die zich van de machtsverhoudingen in de kunstwereld niets aantrekt, ook al betekent dit dat je nooit gelauwerd zal worden door de kunstbonzen. Wees autonoom en compromisloos.
Hans Den Hartog Jager schreef Het streven, een boek dat als nogal uitgebreide handleiding bij de expositie Meer macht moet dienen. Daarin doet hij uitspraken die in wezen de macht van de beeldend kunstenaar bedreigen. “Echte vernieuwing zou er niet meer in zitten zo lang ‘het systeem’ van de autonomie van de kunstenaar van kracht is”, aldus Carel Peeters over het boek van Den Hartog Jager. Den Hartog Jager beweert dat het de autonomie is die de beeldend kunstenaar egocentrisch maakt wat hem diskwalificeert als criticaster. Den Hartog Jager ziet blijkbaar dus ook liever dat de beeldend kunstenaar de trends in de kunstwereld volgt en zich laat meesleuren in de stroom van commercialisering. Of toch niet? Tegelijkertijd schrijft Den Hartog Jager ook: “Loslaten van die autonomie zou betekenen dat de kunstenaar iets anders belangrijker gaat vinden dan zijn eigen universum. Dat andere is al gauw de altijd sluimerende wens van de samenleving om toegankelijke, ongevaarlijke kunst, kunst die niet voor al te veel hoofdbrekens zorgt. Dat is niet de bedoeling”, waardoor ik me afvraag wat dan wél de bedoeling is. Wil Den Hartog Jager nu meer of minder autonomie?
“Meer macht gaat vooral over het dilemma van hedendaagse kunstenaars die méér in de wereld willen betekenen. Hoe zorg je ervoor dat de maatschappij naar je ideeën luistert?” Zo wordt de expositie Meer macht in het Zwolse Museum De Fundatie gepromoot.
De vraag die hier wordt opgeworpen doet vermoeden dat De Fundatie met Meer macht zich het lot van de hedendaagse, worstelende kunstenaar aantrekt. Maar De Fundatie illustreert met deze expositie vooral hoe beperkt de macht van de hedendaagse beeldend kunstenaar is en gaat voorbij aan de twijfelachtige rol van musea op dit vlak, zoals ik hierboven heb verwoordt.
Het zou groots geweest zijn als De Fundatie van de gelegenheid gebruikt gemaakt had om het werk van die kunstenaars te tonen waar in de promotie op gedoeld wordt. Door de beeldend kunstenaar wiens stem tot nog toe niet gehoord werd te betrekken bij de expositie Meer macht, hadden zij hen een platform kunnen bieden. Om er zodoende voor te zorgen dat de maatschappij naar hen kan luisteren. Dit in plaats van te kiezen voor klinkende namen en wereldberoemd werk, of zoals Den Hartog Jager het verwoordt: “toegankelijke en ongevaarlijke kunst”.
De titel van de expositie Meer macht en de grondvraag “Hoe zorg je ervoor dat de maatschappij naar je luistert?” zijn in die zin misleidend. Terwijl De Fundatie en Den Hartog Jager kritiek uiten op de beeldend kunstenaar als iemand die aan macht verliest, geven zij zelf alleen gehoor aan de stem van kunstenaars die al langere tijd gehoord worden. Wie zijn anno 2014 de beeldend kunstenaars die meer macht willen of verdienen en verdrukt raken in het geweld van de commercialisering? En was de thematiek die aan de expositie Meer macht ten grondslag ligt niet een uitgelezen kans om juist hen een platform te bieden in Museum De Fundatie? Dat heeft Ai Wei Wei niet nodig, hij wordt al geruime tijd omarmd door de gerenommeerde, culturele instituten.
De expositie Meer macht is nog tot 17 augustus 2014 te bekijken in Museum De Fundatie, Zwolle.