De burgemeester van Amsterdam moet binnen zes weken opnieuw een besluit nemen of het toestaan van een vergunning voor de intocht van Sinterklaas (in 2013) wel voldoende is gegrond. Dit heeft de bestuursrechter donderdag bepaald in een bodemprocedure.
De eisers winnen de zaak op grond van artikel 8 Rechten van de Mens. Hierin wordt bepaald dat de privé-belangen van mensen kunnen worden geschaad (‘recht op eerbiediging van privé familie- en gezinsleven’).
Volgens de rechtbank hebben de eisers met een zwarte huidskleur voldoende duidelijk gemaakt dat ze worden gekrenkt door een intocht met Zwarte Piet, een “negatief stereotype dat een stigmatiserend beeld van zwarte mensen schetst”.
De burgemeester heeft volgens de rechtbank bij het verlenen van een vergunning voor de intocht van Sinterklaas te weinig rekening gehouden met de privé-belangen van Amsterdammers met een zwarte huidskleur.
In het nieuwe besluit dat de burgemeester moet nemen, zullen deze privé-belangen moeten worden meegenomen bij de beoordeling van de vergunnignaanvraag.
De burgemeester wordt nu geacht te beoordelen of de belangen van een Sinterklaas-intocht (een traditie) wel voldoende opwegen tegen de belangen van mensen die worden gestigmatiseerd door de figuur van Zwarte Piet.
Het gaat hierbij om het herzien van de vergunning van de Sinterklaas-intocht van 2013 (dus de intocht van afgelopen jaar).
Maar die uitspraak is uiteraard ook geldig voor 2014. Als de burgemeester tot de conclusie komt dat de vergunning voor de intocht van 2013 niet terecht was, wordt een vergunning van de intocht voor 2014 onmogelijk.
De burgemeester wordt ook veroordeeld tot betalen van de kosten van deze rechtszaak.
De rechtbank verwierp de overige eisen van de klagers. Tevens liet de rechtbank duidelijk weten dat mensen met een blanke huidskleur onmogelijk een beroep kunnen doen op het gestigmatiseerd zijn door negatieve stereotypering van zwarte mensen.
De eisers deden ook een beroep op artikel 1 van de Grondwet (‘discriminatie’) maar dat werd door de rechtbank verworpen. Er werd onvoldoende bewezen dat er van discriminatie volgens artikel 1 sprake is bij een intocht van Sinterklaas en zwarte piet.
