Enkele maanden geleden sprak ik de Europees lijsttrekker van 50Plus: Toine Manders. Hij vroeg zich af waarom er in Nederland zo weinig aandacht is voor de commissies waar Europarlementariërs in zitten. Europarlementariërs specialiseren zich op een specifiek terrein. De meeste Nederlanders in het Europees Parlement zitten echter in relatief onbelangrijke commissies, meldde hij. Vanzelfsprekend vond de oud-VVD’er Manders zichzelf een uitzondering.
Manders noemde een specifieke commissie waar veel Nederlanders graag in zitten: LIBE, de commissie over burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. Volgens Manders een minder belangrijke commissie, terwijl alle zwaardere economische commissies juist nauwelijks Nederlanders bevatten.
Vrijdag kwam de nieuwe commissie-indeling naar buiten. De niet-gekozen Manders werd op zijn wenken bediend: de Nederlandse Europarlementariërs zijn meer dan ooit in belangrijke, economische commissies terecht gekomen. De Volkskrant plaatste zelfs een analyse van een hoogleraar die voorrekende dat dit een trendbreuk was.
Veel media deden een slappe poging tot Europese verslaggeving, of beter: zij schreven min of meer een persbericht over. De commissielidmaatschappen zijn immers buitengewoon relevant, nietwaar? Meer dan dat weet men er niet van. Zelfs de media niet.
De vraag die opkomt is waarom het in het Europees Parlement zo belangrijk is wat de nationaliteit van de commissieleden is. Het Europees Parlement werkt immers bij uitstek vanuit een Europees perspectief. Ten minste, dat vindt een meerderheid van de Europarlementariërs belangrijk, burgers zien dat vaak anders.
Maakt het in de praktijk uit dat CDA’er Wim van de Camp in de commissie Vervoer en Toerisme zit? Of dat iemand anders uit de christendemocratische EPP-fractie daar zit? Dat is de essentiële vraag. Voor het gevoel van burgers wel, maar is het ook echt zo?
Het antwoord is zoals altijd bij het Europees Parlement: we weten het niet goed. Soms maakt de nationaliteit zeker uit, want als CDA’er Lambert van Nistelrooij in de commissie Regionale Ontwikkeling zit zal hij meer naar Nederlandse regio’s kijken dan een Duitse christendemocraat. Maar bij de rest van de parlementaire commissies is ‘het Nederlands belang’ niet zo duidelijk. Het Nederlands en Europees belang vallen vaak samen, in ieder geval in de visie van Europarlementariërs.
Misschien bestaat het Nederlands belang bij de commissies buitenlandse zaken, begroting, interne markt, vervoer, visserij en juridische zaken ook. Maar als dat zo is, is de vraag waarom geen journalist de afgelopen decennia kritisch was dat Nederlandse Europarlementariërs allerlei belangrijke commissies aan zich voorbij lieten gaan. Want dan zouden ze het Nederlands belang hebben verkwanseld.
Er zal best soms een Nederlands belang zijn in het Europees Parlement, maar het gaat om uitzonderingen, al is het maar door de Europese invalshoek die Europarlementariërs consequent kiezen. In de meeste gevallen geldt: zolang alle grote Europese fracties in een commissie vertegenwoordigd zijn, maakt het weinig uit wie er precies zitten.
Immers: in deze commissies worden voorstellen besproken en daarbij is de vraag of een meerderheid een bepaald compromis steunt. Dat compromis zal vaak eurofiel zijn, want de meerderheid in het Europees Parlement is dat. Of dat eurofiele compromis wordt afgekaart door een liberale Nederlander, een liberale Kroaat of een liberale Pool, maakt voor de burger natuurlijk helemaal niet uit.
Een belangrijkere vraag is of deze compromissen nog iets te maken hebben met de ideeën van de achterban.
Chris Aalberts is auteur van Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen.