Mijn man en ik hebben in Nederland een stuk of drie campings. Twee liggen er in de Achterhoek. En eentje ligt vlak bij Nijmegen. Op de camping bij Nijmegen komen veel Duitse toeristen slapen. Op een camping in de Achterhoek verblijven ’s zomers veel seizoensarbeiders uit Oost-Europa, voornamelijk Polen. En op de andere camping in de Achterhoek komen ’s weekends veel toeristen uit de Randstad die ik nauwelijks kan verstaan. Kortom, als campingbewaarders moeten mijn man en ik verschillende talen kunnen spreken: van Duits met de toeristen, tot Engels met de Polen en Algemeen Beschaafd Nederlands met de Haarlemmers en Hagenezen uit de Randstad.
Dat gaat lekker dachten we. We zijn echte internationals, dachten we. En, wat een geluk dat we op de middelbare school zowel Engels, Duits als Frans hebben gehad… dachten we. Let’s go more international!, riepen we, en we gingen druk in de weer met plannen om onze business uit te breiden naar België, Duitsland en misschien zelfs Frankrijk. Die campings in Nederland, die liepen inmiddels wel. Daar konden we een uitbater inzetten. En wij konden onze tijd en energie gaan steken in het opbouwen van een mondiaal imperium: ‘Van de Ven campings en plezierboerderijen’.
We kwamen bedrogen uit. In dit blog geven we één voorbeeldje. Bij Oberhausen in Duitsland kochten we een stuk land waar we een camping voor bezoekers van Warner Brothers Movie World wilden opbouwen. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Nu heeft Duitsland niet heel veel bureaucratie, en de meeste Duitsers spreken ook wel goed Engels, maar het krijgen van een vergunning was moeilijk. De gesprekken met de verantwoordelijke ambtenaar verliepen niet soepel. Toen we er niet in slaagden in het Duits onze plannen uiteen te zetten, wilde hij zelf niet in het Engels spreken. Ons Duits was goed, maar niet flexibel genoeg om de nuances van onze plannen uit te leggen. En zijn Engels, man man man, dat was gewoon niet goed genoeg. In Nederland schrijven we soms artikelen voor regionale huis aan huis bladen om reclame te maken voor onze campings. We hadden er totaal niet aan gedacht, maar hoe goed ons Duits ook was, het zou nooit goed genoeg zijn om echte krantenartikelen te schrijven.
Uiteindelijk zijn we geholpen door een tolkenbureau, dat de wederzijdse investeringen tussen Duitsland en Nederland wil bevorderen. Heel handig: we betaalden een bedrag, en zij voerden een standaard pakket van werkzaamheden uit voor startende ondernemers in Duitsland: van het opschrijven van je businessplan, tot het aanvragen van vergunningen en het schrijven van reclameteksten.
De camping is deze lente geopend, en zonder tolk hadden we het niet gered. Het punt is, Nederlanders geloven dat ze hun talen goed spreken. We zijn een klein landje, afhankelijk van internationale handel –je kent het riedeltje wel. Maar zodra je naar het buitenland verhuist zie je dat je bedrogen uitkomt. Misschien dat een ondernemer in Nederland een tolkendienst kan opzetten voor Nederlandse ondernemers die in andere EU-lidstaten een bedrijfje willen opzetten. Veel ambitieuze Nederlanders zullen daar baat bij hebben.
Ondernemers zijn de kurk waar onze economie op drijft., zeker als het crisis is en de bank lastig doet. TPO doet daarom mee aan de campagne Doorgaan van De Amersfoortse, die ondernemers steunt met crowdfunding. En we vragen jou om ook mee te doen. Doe mee aan onze blogbattle ‘Doorgaan’ en steun ondernemers (en jezelf)!