Queridos amigos e amigas! Wat is het toch een voorrecht om in de Algarve te mogen wonen! Een waar kalifaat voor een avontuurlijk scharrelzwijn zoals ik! En wat is die kakelverse Portugal Post toch een baken van beschaving temidden van de Nederlandse media die bol staan van trivia over de schurft van Johan Derksen, de kontdruiper van Gordon, de ontplofte wang van Linda de Mol en de zwerende tatoeage van Nigel de Jong.
Toch krijg ik steeds weer haatmail van linkse blanke mensen met Brabants aandoende achternamen die jammeren dat ik altijd zo gemeen schrijf over Marokkanen. Waarom pakt u die Turken niet eens aan, schrijven ze dan. Nou, dat is heel eenvoudig beste mensen: Turken zijn hartstikke saai en daarbij wou ik het laten. Bovendien vind ik Marokkaanse meisjes gewoon veel leuker dan Turkse meisjes en dat mag ook wel eens gezegd worden. Ik was ontiegelijk vaak in Marokko, meestal voor seksvakanties in combinatie met werk voor de Nederlandse Omroep. Niks neukt zo lekker als neuken in de tijd van de baas, met een slokkie en een knabbel er bij! Het kost wat, daar in Marokko, maar dan heb je ook niks!
Geduldig en hoffelijk als ik ben, schrijf ik mijn kwelquerulanten dan terug dat ik heel veel positieve en verschillige aandacht heb besteed aan de Marokkaanse medemens, in woord en daad. Zo ben ik een jaar of wat geleden met mijn mattie Rob Muntz en de gangster rapper Bilal Soufiani uit Almere-oost een maand naar Marokko geweest. Een en ander was in het kader van een driedelig radiodocumentaire en Rob wilde ook wel eens op seksvakantie in de tijd van de baas. Ali B. had het te druk: hij trainde mee met het Nederlands elftal, verbleef vrijwillig enkele dagen in een gevangenis, zoende tegen al het protocol in koningin Beatrix vol op de bek en mocht tot vervelens toe in alle talkshows zijn onverstaanbare mening geven over alle mogelijke onderwerpen, van het Midden-Oostenconflict tot homoseksualiteit. Ali B. was voor zijn bekering een onvervalste kutmarokkaan die Almere onveilig maakte, net als zijn plaatsgenoot en collega-rapper Bilal Soufiani. Alleen had onze Bilal wat minder knuffelgehalte. Bilal leefde in een milieu waarin geweld, drugs en groepsverkrachtingen de normaalste zaak van de wereld zijn.
Tussen februari en december 2004 maakten Rob Muntz en ik voor de RVU iedere zaterdagmiddag het (met een Nipkov bekroonde) radioprogramma De Inburgerking, met de rigide inburgeringsplannen van de regering-Balkenende als dankbaar uitgangspunt. Minister Verdonk (dat waren nog eens tijden!) eiste dat allochtonen – in het bijzonder oudere Turkse en Marokkaanse moslims – zich aanpassen aan onze Hollandse cultuur, terwijl niemand ook maar bij benadering wist of weet wat die cultuur precies behelsde. Op de posters en flyers van de Inburgerking poseerde Rob Muntz op een scooter in een glimmend trainingspak en met lange vette haren. Voor Rob zat een oude aftandse pitbull, achter hem was een molen te zien.
Kort voor de eerste uitzending zaten we zonder vaste ‘huis-Marokkaan’. Onze editor Willem Davids bracht uitkomst. Hij kende de Amsterdamse hiphopband Osdorp Posse. Voorman Def P., de godfather van de Nederlandse rapscene, werkt samen met rappers van Turkse en Marokkaanse afkomst. Hij stelde ons voor aan Bilal Soufiani, alias B Raw. Bilal was een 21-jarige rapper van Marokkaanse afkomst, geboren en getogen in Almere-Oost.
Bilal bleek een regelrecht succes als sidekick, ook al kwam hij steevast te laat. Hij posteerde zich met zijn boomlange magere lijf achter een bureau op de redactie en ging met een rijmwoordenboek en een dikke joint zijn wekelijkse rap schrijven. Daarnaast richtte hij de BVK, de Bond voor Kutmarokkanen op en hield hij de luisteraars op de hoogte van zijn leven als zelfverklaard gangster rapper. Wij namen zijn ruige image met een flinke korrel zout omdat hij slechts één keer met justitie in aanraking zou zijn geweest nadat hij iemand uit zelfverdediging klappen had verkocht. “Diens neus had dan ook behoorlijk krom op zijn kop gestaan,” biechtte Bilal lacherig en met onverholen trots op in de uitzending. Hij kreeg veertig uur taakstraf en moest plantsoenen schoffelen in Almere. Hilarisch waren zijn beschrijvingen van de diverse schoffelmethodes, waaronder de zogeheten omelet die een bepaalde beweging vereist onder struikjes.
Op een dag verscheen Bilal niet op de redactie. Hij bleek op straat in Amsterdam-Oost te zijn gearresteerd omdat hij voldeed aan het signalement van een Marokkaan die kort daarvoor iemand met geweld had beroofd. Bilal werd pas zes uur later vrijgelaten. Wat wij toen nog niet wisten, maar waar we anderhalf jaar later achter kwamen in Marokko, was dat Bilal bijna zes maanden had vastgezeten in jeugdgevangenissen wegens straatroven met geweld, inbraken, vechtpartijen, autodiefstal en talloze andere delicten.
Ondanks alles was Latifa, de moeder van Bilal, apetrots op haar zoon. “Weet je,” zei ze in gebroken Nederlands, “vroeger was hij zo’n brave lieve jongen, hij ging heel vaak naar de moskee om te bidden.” Onze gangster rapper reageerde zichtbaar geïrriteerd: “Nee, mam, je kletst uit je nek, ik ging toch alleen tijdens ramadan!” Als kind had Bilal nog een poosje koranles gevolgd bij de moskee in Almere. Hij lag echter voortdurend overhoop met de strenge en autoritaire Egyptische geestelijke en had de man uiteindelijk een paar flinke klappen gegeven. Einde oefening.
De kleine, muffe slaapkamer van Bilal hing vol met voetbalposters, de kasten puilden uit van de hiphopoutfits. Moeder Latifa: “Allemaal troep, ik vind dat stomme kleren.” Karl Kani, in felle gele en oranje kleuren, was oververtegenwoordigd. Volgens Bilal was het merk echter al weer uit de mode: “De Somaliërs lopen er mee, nou, dan weet je het wel.” De merken die Bilal nu droeg waren Southpole en Ecco. Hij kreeg de kleren met korting van vrienden die bij Front Runner en Foot Locker werkten en ‘er viel natuurlijk wel eens wat van de vrachtwagen’. Hij pakte een feloranje pak uit de kast waarop duidelijk afdrukken van schoenzolen stonden: “Dit is wat er gebeurt als je Karl Kani in de bus draagt en je Lonsdale-jongeren tegenkomt.”
De rappers waar Bilal mee omging waren van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse, Iraanse en Somalische afkomst. In zijn ‘posse’ werd een vreemd mengtaaltje gesproken waarin Arabisch, Engels en Sranantongo doorklonk. ‘Dope’, ‘lauw’ en ‘gruwelijk’ .
‘Wack’ stond voor slecht, met een ‘banga’ (sletje) kon je ‘chillen’, een ‘dickrider’ slijmde bij andere rappers. De meeste rappers hadden een strafblad. Almere is tot hiphopstad van Nederland gebombardeerd, met de Stadsrapper van het Jaar als hoogtepunt. Bilal liet ons regelmatig cd’tjes horen met in Almere opgenomen ‘battle’s’, waarin rappers verbaal de strijd met elkaar aangaan. De ‘host’ bepaalt wie er gewonnen heeft. Bilal luisterde aandachtig naar de battle’s en lichtte waar nodig een en ander toe: “Kijk, DRT (de stadsrapper van Almere) is hier veel correcter op de beat, je weet toch, hij houdt maat, is constant.”
Soms leverde het geïmproviseerde bekvechten verrassende teksten op maar vaak bleef het niveau beperkt tot kontneuken en iemands moeder in de bek schijten. Op onnavolgbare wijze schetste Bilal de verhoudingen tussen rappers in Damsko (Amsterdam). Er bleek veel haat en nijd te heersen tussen de rappers, en het was volgens Bilal puur toeval dat er nog geen doden waren gevallen: “Kijk, je luistert nu naar Kimo. Die gast heeft klappen gehad van Lange Frans en Baas B.”
Lange Frans heeft de vriendin van Kimo geneukt, en Baas B heeft diens zusje van veertien geneukt. Of omgekeerd, dat werd ons niet helemaal duidelijk. Kimo schreef de klassieker “Wil je mijn handtekening, dan moet je pijpen slet.” Bilal lichtte het nummer Sommige wijven doen alles voor geld toe: “We noemen ze ‘golddiggers‘, gouddelvers. Als ik met mijn boys in de studio zit, zijn er altijd wijven. Allemaal willen ze neuken, het zijn gewoon groupies, banga’s, sletjes, er is natuurlijk niets mis met groupie love. Eens was er een meisje helemaal uit Assen naar Amsterdam gekomen, ze heeft zich toen door 5 man laten nemen in de studio, daarna ging ze weer terug met de trein, fucking tweeënhalf uur in de fucking trein naar fucking Assen, je weet toch.”
In juni 2005 vertrokken we met Bilal naar Marokko om daar de driedelige radiodocumentaire Bilals Battle op te nemen. Kort voor ons vertrek gingen we nog even naar Almere om Bilals moeder gerust te stellen, ze had in eerste instantie weinig fiducie in de onderneming. “Straks krijg ik telefoontje van politie uit Marokko, dat hij vast zit of zo. De zoon van mijn vriendin zit in Turkse gevangenis omdat ze daar op luchthaven een paar kilo drugs in zijn koffer hadden gestopt, echt waar, ik ben zenuwachtig, ik weet niet met welke mensen hij in Marokko omgaat, misschien wel slechte mensen.” Half dreigend, half ginnegappend zwoer ze dat ze ons wel zou weten te vinden als haar lieve zoontje door onze nalatigheid in de problemen zou geraken in Marokko (later vernamen we dat Latifa huilend in de rechtbank had gezeten toen Bilal moest voorkomen en dat ze hem daarna dagelijks trouw kwam opzoeken in de diverse jeugdgevangenissen. Zijn vader Ahmed bezocht hem ook wel eens en smokkelde dan brokken hasj naar binnen voor zijn lieve zoontje).
‘s Morgens vroeg op Schiphol, kort voor het vertrek naar Tanger, vroegen we aan Bilal of hij toevallig nog wat dope op zak had. Uit de zakken van zijn oversized trainingspak viste hij na enig gegraaf haast achteloos een pakje wiet: “Oh, shit, dat was ik helemaal vergeten.” Onder lichte dwang wierp hij het kleinood met zichtbare tegenzin in een prullenbak. In de sluis naar het vliegtuig van Iberia stond een marechaussee met een snuffelhond geposteerd, waarschijnlijk op zoek naar explosieven en/of drugs. Toen Bilal de hond voorbij liep, werd het beest even onrustig, maar schatte kennelijk in dat er hier geen al te grote beloning te halen viel.
Op het kleine vliegveld van Tanger werden we niet opgewacht door De Neef. De Neef was wel vertrokken uit Tetouan maar had onderweg naar de luchthaven autopech gekregen, of iets in die geest. De Neef zou – als we Bilal moesten geloven – vanaf het moment dat we voet op Marokkaanse bodem zetten, als een soort superfixer al onze wensen in vervulling laten gaan. Twee weken bleef Bilal vol bewondering over De Neef spreken. We zouden hem echter nooit ontmoeten.
Diezelfde dag zaten we in een chique restaurant aan de boulevard van Tanger kreeft te eten toen Bilal triomfantelijk grote ballen hasj op tafel legde. Muntz reageerde stomverbaasd: “Je bent gek man, straks worden we gearresteerd en zitten we in die fijne bajes hier, een soort Midnight Express maar dan in Marokko.” Volgens Bilal was het gebruik en het bezit van hash volledig legaal in Marokko, zolang de hoeveelheid maar voor eigen gebruik bestemd was: “Ik zit altijd met mijn Neef op terrassen te blowen, gewoon openlijk, en de politie reageert niet eens. Man, de politie blowt zelf ook, jullie hebben gewoon een heel verkeerd beeld van Marokko.”
Een paar dagen later maakten we geluidsopnames in de kasba van Tetouan. Op het moment dat hij een zingende dorpsgek wilde vastleggen, zag ik hoe Bilal plotseling werd ingesloten door vijf agenten in burger. We werden opzichtig naar een juwelierszaak gemanoeuvreerd, inmiddels omsingeld door negen agenten die allemaal druk in de weer waren met enorme walkietalkies. Temidden van deze kakofonie probeerde ik met de belangrijkste heer van dit bonte gezelschap in het Arabisch en Frans een gesprek te voeren. Deze situatie was mij op een onprettige manier bijzonder vertrouwd, ik had dit uitentreuren meegemaakt in Tunesië, Egypte, Libanon, Irak, Iran en Syrië: landen waar je zodra je met een camera of microfoon op straat loopt, binnen de kortste keren allerlei snorremannen op je dak krijgt. Ik had niet de moeite genomen om in Nederland een persaccreditatie voor ons aan te vragen, de opnames zouden toch uitsluitend op Bilal geconcentreerd zijn. Bovendien word je, wanneer je officieel geaccrediteerd bent, regelmatig geschaduwd en neemt de plaatselijke politie in hotels iedere avond de gastenlijsten door. De autoriteiten weten in principe altijd waar je je bevindt.
De agenten in de kasba van Tetouan waren bijzonder vriendelijk, al duurde het oponthoud al met al bijna twee uur. De agenten konden niet geloven dat je in Nederland zonder enige vergunning mensen op straat kunt interviewen. Bilal, die eerder hoog opgaf over de zo tolerante Marokkaanse politie, wilde niet langer illegale geluidsopnames maken. De opnames vonden daarom steeds vaker in ons hotel en verdekt in de huurauto plaats. Bilal had nog nooit eerder een Marokkaanse vriendin gehad, noch in Nederland, noch in Marokko. Als hij wilde, zo probeerde hij ons te overtuigen, kon hij hier zo een bruidje vinden om mee naar Nederland te nemen. Hij hoefde alleen maar De Neef in te schakelen.
Volgens Bilal werden in Marokko vooral de ongeschoolde meisjes onder de vijfentwintig uitgehuwelijkt. Meiden met een opleiding waren volgens hem te slim en te mondig, daar hielden Marokkaanse mannen niet van. Hij had eens aan zijn moeder gevraagd waarom ze op haar zestiende met zijn pa was getrouwd. Alleen omdat hij in Europa woonde, had ze geantwoord.
Via een barkeeper in Martil, de badplaats waar we waren neergestreken, kreeg Bilal kennis aan Touriyah. Hij nam haar de eerste avond mee naar ons hotel, waar de receptionist haar in eerste instantie de toegang weigerde omdat hij dacht dat ze een hoer was (hetgeen ook onze eerste en juiste indruk was). Bilal boekte een extra kamer voor haar waarmee het probleem opgelost was. De volgende dag bij het ontbijt meldde een stralende Bilal ons dat hij met een dilemma zat: zou hij Touriyah mee naar Nederland nemen of moest hij haar hier achterlaten? “Ik had dit nooit verwacht, weet je, we voelen elkaar aan. Voor mij is het raar man, ik ben tot over mijn oren verliefd. Deze chic, ik weet niet wat het is, man.”
Touriyah was vierentwintig en had een kind van acht maanden. De vader van het kind werkte in de Spaanse enclave Ceuta, tussen Tanger en Tetouan. Haar moeder was overleden, haar vader hertrouwd en omdat Touriyah niet kon opschieten met zijn nieuwe echtgenote woonde ze nu bij een tante. Officieel werkte ze als serveerster in een restaurant. Bilal had haar de eerste nacht tachtig euro gegeven. Volgens hem maakte dat haar nog geen hoer, omdat ze dat geld louter en alleen aan haar kind besteedde. We vroegen aan Touriyah of ze met Bilal naar Nederland wilde reizen. Ja, dolgraag, insjallah, als God het wil.
Bilal zei herhaaldelijk dat hij rustiger was geworden met de jaren, maar daar merkten wij weinig van. Onze gangster rapper uit Almere wilde definitief een punt zetten achter zijn criminele leven en zich alleen nog maar met hiphop en rap bezighouden, zo hield hij ons voor. Hij deinsde echter nog steeds niet terug voor straatroof met geweld, zeker als hij in geldnood zou komen. “Als ik geen geld heb, ga ik iemand rippen, ik rip die gasten dood. Meestal zijn het toeristen, vooral Amerikanen. Die gasten hebben altijd wel duizend euro op zak, zijn vaak dronken, ze weten niet eens het politiebureau te vinden. Je weet toch, dat harde heb ik van mijn vader, in Marokko moet je keihard zijn om te overleven.”
Bilal, na vijf flesjes Heineken: “Mijn vader is een mean motherfucker. Ik lijk sprekend op hem, qua lichaamsbouw en qua karakter.” Hij vertelt een gruwelijk verhaal ter illustratie. “Ik had eens een boel geld op zak en werd beroofd door drie negers. Helemaal fucked up ben ik naar mijn vader gegaan. Mijn vader belt naar een oom, die kwam langs met nog een gast en toen zijn we door Almere gaan rijden om die negers te vinden. In Almere Haven staat een boom die een soort hangplek is. Die negers zaten daar dus. “Komen jullie maar effe een stukkie met ons rijden, gaan we even ergens praten,” zei mijn vader tegen de negers. Die wilden dus niet mee, zagen de bui al hangen. We reden naar een bos. De jongens wilden niet uitstappen. Mijn vader en mijn oom hadden een gast meegenomen, een beer van een vent die flikker is. Die zag drie lekkere maagdenkontjes, ik wist al wat er ging gebeuren. “Eerst het geld terug,” zei mijn pa. “En dan de broeken naar beneden.” Die flikker trok een paar keer aan zijn pik en verkrachtte ze alle drie. Ik kreeg hoofdpijn van het gegil. Maar ja, wie kaatst kan de bal verwachten. Dus jullie weten wat jullie te wachten staat als jullie mij iets flikken.” We weten niet of Bilal het verhaal verzonnen heeft, hij heeft een levendige fantasie en dat is nog zwak uitgedrukt. Maar de details van het verhaal waren angstaanjagend precies.
De spanningen tussen ons en Bilal liepen steeds verder op. We moesten hem iedere dag weer geld ‘lenen’ en hij dreigde om het halfuur met het radioproject te stoppen. Hij hing ons dusdanig de keel uit dat we besloten om een nacht zonder hem te gaan stappen in Tanger. Toen we een dag later terugkwamen in ons hotel, troffen we een woedende en briesende Bilal aan. “Godverdomme, waar waren jullie, stelletje klootzakken. Ik heb mijn laatste geld aan die hoer gegeven, heb vierentwintig uur niets gegeten, kijk eens hoe mager ik ben geworden. Jullie brengen me nu naar het vliegveld, ik heb mijn moeder gebeld dat ik naar huis kom. Ik zal mijn neef een kilootje hasj in jullie koffers laten stoppen, moeten jullie eens kijken wat er dan gebeurt op de luchthaven, kankerlijers.” Voor en tijdens de terugvlucht naar Amsterdam hielden we onze bagage voor alle zekerheid angstvallig in de gaten.
Enfin. Onze driedelige verschillige documentaire werd meerdere malen bekroond en Rob en ik zijn zelfs nog uitgenodigd op de Marokkaanse ambassade in Den Haag waar we een bijzondere onderscheiding kregen omdat we de Marokkaanse jeugd zo positief hadden gepositioneerd, tegen de stroom en beter weten in. Dus laat ik niemand meer kwaad horen spreken over mij inzake de Marokkanen.
Volgende week in de Portugal Post: mijn onstuimige liefdesgeschiedenis met de de eenbenige hoer Lala Khadidja in de kasba van Tanger.