Vorige week bleek gehaktweek voor het kabinet. Verscheidene boffins – deze en deze – betoogden dat de coalitie er de brui aan zou moeten geven omdat de koek op is en het daarom tijd is om de ongelukkige liefdesbaby verlaat te aborteren. Daar is – verrassing – blijkbaar niet iedereen het mee eens. Deze politico stelt in NRC Handelsblad dat Rutte een bijzonder effectief premier is juist omdat hij zichzelf op de achtergrond weet te houden.
Daar valt iets voor te zeggen: relletjes rond de minister-president zijn er nauwelijks geweest en hebben daarom het uitvoeren van het kabinetsbeleid niet in de weg gestaan. Lage bomen vangen weinig wind, immers. Dat Rutte daarbij het principe ere wie ere toekomt heiligt siert hem en helpt tegelijkertijd het risico op aan hem toegeschreven blunders te verkleinen. Het is een welgekozen strategie. Een minister-president is hoe dan ook verantwoordelijk voor het kabinetsbeleid, daarom hoeft hij (of, laten we hopen binnenkort, zij) dat niet constant te benadrukken. Daarbij is goed management weten wanneer je zaken aan anderen moet laten. Die kunst beheerst de premier als geen ander.
De bewering dat Rutte een effectief leider is komt ook niet helemaal uit de lucht vallen. In maart van dit jaar somde Trouw alle tot dan toe behaalde successen op. Dat waren er nogal wat, variërend van afspraken over het hervormen van het onderwijs – 3000 extra leraren en 808 miljoen bovenop wat al in het regeerakkoord is afgesproken – tot een sociaal akkoord met werkgevers en vakcentrales.
Over de wijsheid van die plannen kan uiteraard getwist worden. Sterk bezuinigen op de zorg klinkt altijd pijnlijk, en het afschaffen van de dagbesteding voor thuiswonende ouderen is nou niet direct de meest politiek aantrekkelijke maatregel die het kabinet kan nemen, bijvoorbeeld. Desalniettemin realiseert het kabinet in rap tempo de voorgenomen doelen, merkte Trouw terecht op, met dank aan een dienstbare premier. Klinkt fantastisch, zo bezien. Waarom dan steeds die ophef over een zogenaamd waardeloos kabinet?
Het kabinet bestaat, simpel gezegd, uit meer dan een effectieve premier. Juist in de cirkels om hem heen, in de periferie van de bestuurlijke macht, gaat het nog wel eens mis. Dat is op zich niet vreemd en ook niet erg. Ieder kabinet kent problemen met bewindslieden, al was het alleen maar omdat het onmogelijk is om altijd overal tijdig van op de hoogte te zijn. Daarbij is het nog altijd beter dat een staatssecretaris of een minister blundert dan number one himself.
Dat wil echter niet zeggen dat die incidenten, als ze zo genoemd mogen worden, er niet toe doen. In tegendeel. Neem bijvoorbeeld de val van staatssecretaris Frans Weekers. Slecht geïnformeerd worden door een departement is één ding, Weekers leek er welhaast een sport van te maken. Niet sinds de dagen van Ella Vogelaar toonde een bewindvoerder zich minder capabel voor zijn taak, een beeld dat Weekers complementeerde met weifelende mediaoptredens en een amechtige houding jegens de Kamer. Kan gebeuren, op zich. Kennelijk heeft de cabal rond en inclusief Rutte zich vergist in de persoon Weekers en daarmee indertijd een freewheelende cowboy binnengehaald. Dat was geen ramp. Sterker, de timing had eigenlijk niet gelukkiger gekund. Op het moment dat alles pais en vree is kan een struikelende staatssecretaris wel even geïncasseerd worden, daarom kon Weekers zonder al te veel poeha het veld ruimen ten faveure van de veel populairdere Eric Wiebes.
Het wordt echter een heel ander verhaal wanneer de gesloten akkoorden straks daadwerkelijk in de praktijk gebracht worden en de bezuinigingen voelbaar zijn. Dan zal het kabinet onder steeds grotere druk – met name van de linkerflank van de PvdA – komen te staan om af te zien van de plannen die achteraf gezien toch best onzalig blijken te zijn.
Ondertussen loert VNO-NCW onder leiding van een nieuwe voorman op kansen om het arbeidsakkoord open te breken en wordt de roep om het hoofd van Diederik Samsom binnen de eigen gelederen steeds groter. Tel daarbij een coalitie die op landelijk niveau de boel bij elkaar weet te houden maar op lokaal niveau tot op het bot verdeeld is over uitgeprocedeerde asielzoekers en er ontstaat een bijzonder onzeker plaatje voor de toekomst van dit kabinet. De managementaanpak van Rutte kan hem dan op gaan breken.
Tot nu toe hield hij zich enkel bezig met voor hem relevante zaken en koos die bijzonder zorgvuldig – immers, handen af en laat de experts maar hun gang gaan. In het verlengde daarvan behoorde interne partijpolitiek van de PvdA niet tot zijn interessesfeer, bijvoorbeeld. Dat zal echter anders worden wanneer Samsom daadwerkelijk op het hakblok terecht komt. Dan zal Rutte er alles aan moeten gaan doen om de boel bij elkaar te houden. Het is maar de vraag of dat enige kans van slagen heeft.
Een tussentijdse leiderschapswissel binnen de enige coalitiepartner gaat een grote impact hebben op de houding van de PvdA ten aanzien van de VVD en de voorgenomen kabinetsplannen. Mocht het inderdaad Lodewijk Asscher worden, dan zal Rutte niet veel te vrezen hebben. Asscher heeft zich tot nu toe welwillend genoeg getoond. Met de rust wedergekeerd zal de PvdA zich dan ontpoppen tot een zakelijker partner die hard onderhandelt maar begrijpt dat er afspraken gemaakt zijn.
Wordt het echter iemand van een linker signatuur dan kunnen alle voorspellingen het raam uit en is het in het geheel niet zeker of deze coalitie intact blijft. Misschien is dat ook helemaal niet de bedoeling, want samenwerken met een afkeurende wederhelft is niet direct een recept voor succes.
Toch, Rutte kan zijn redenen hebben om met de PvdA te willen blijven werken. In dat geval zal de hands-off approach niet toereikend zijn en blijft het ongewis of Rutte tegen die opgave is opgewassen. In het land der blinden is Mark Rutte vooralsnog koning, als een bijzonder effectief premier in vredestijd. Of dat hetzelfde is als een briljant generaal in oorlogstijd zal evenwel moeten blijken.