Jan-Henk Zandberg bezoekt in Rüsselsheim de 50-jarige Opel Design Studio, waar hij tussen de klassieke GT en het concept-model van de gloednieuwe Monza prompt de sportbak van oud-FC Groningen-vedette Milko Djurovski ontdekt.
Vraag een gearhead naar een iconisch Opel-model en hij zal op de proppen komen met dit – toch vrij legendarische en bepaald on-Germaanse – ontwerp uit 1965.
Yep, de Opel GT. Dit sportwagentje, waarvan de klare en wulpse welvingen vaak vergeleken worden met het klassieke cola-flesje, is in Duitsland ooit stiekem en ja, eigenlijk als tussendoortje ontworpen door hoofd-ontwerper Erhard Schnell, omdat de conceptie van de Kadett en Rekord voorrang kreeg. “Zelfs de directie wist niet dat we met de GT bezig waren”, vertelt Schnell (hoezo nomen est omen?) in de hypermoderne design-studio bij Opel HQ. “En als we, zo om de paar weken, wat tijd over hadden, klusten we weer aan de GT.”
Dat resulteerde onder meer in bijkans geniale tuimelkoplampen, die bij het aan en uit doen als dolfijntjes over de motorkap springen. Ook uniek: de autoportieren, die met een knikje tot in het dak doorliepen. Schnell nu lachend: “Daar waren ze later bij de productielijnen niet blij mee.”
Dat de GT overigens ook daadwerkelijk in productie ging, was blind toeval. Nadat het concept af was, ontkwam de ontwerp-afdeling er, zo aan de vooravond van de Frankfurt auto-show, niet aan om hun lovebaby de directiekamer binnen te smokkelen. Schnell: “We hadden boze koppen verwacht, maar gelukkig gingen de handen op elkaar.”
Vervolgens groeide de GT uit tot dé sensatie van de autoshow in Frankfurt en werd het internationaal een verkoophit, met z’n potente 1.9 motor van 90 PK, die het autootje van nauwelijks 1000 kilo kriek naar 185 km/u sleurde, belachelijk snel voor die tijd. “Only flying is better”, haalt Schnell de oude reclame pay-off nog even aan. Vijftig jaar later rolt Opel Design een minstens zo gedurfde concept-car uit de studio. En wel deze:
Introducing de nieuwe Opel Monza, het 21ste antwoord op die forse – en ook niet onaantrekkelijke coupé – uit de jaren tachtig. Het eerste wat opvalt zijn de enorme vleugeldeuren, of beter gezegd: flank-deuren, waarbij de B-stijl voor het gemak is overgeslagen. Uiteraard is het de vraag hoeveel van dit gutsy ontwerp, dat sinds de presentatie in 2012 verder is doorontwikkeld, overblijft als de boekhoudafdeling er overheen is geweest. De prachtige concept-versie van de Insignia moest bijvoorbeeld ten behoeve van het commerciële model ook z’n sierlijke schuifdeuren achter inleveren. Geestelijk vader van beide types, Mark Adams, de vice-president Design van GM, spreekt in Rüsselsheim strategisch van een ‘visie’, ‘Opel Design 2.0’ en vat de nieuwe looks van het merk smeuïg samen als ‘Beeldhouwkunst ontmoet Duitse precisie.’ Ach, hier vertelt Adams het zelf in een filmpje (van twee minuten):
De bolide die volgens velen definitief de renaissance van Opel inzette, was uiteraard de fraaie Insignia, ondanks dat dus niet alle elementen van het eerste adembenemende concept werden overgenomen. De wagen (uit 2008 alweer) oogt nog steeds stoutmoedig, met z’n pronte gril, koplampen als arendsogen en – in de Tourer – met z’n terloopse B-stijl, die eerder een lenige coupe suggereert dan een conventionele stationwagen. Dit nieuwe ontwerp-mantra van de Opel Design Studio blijkt inmiddels succesvol doorgegeven aan de Mokka, de elegante Cascada, de Ampera en de uni-sex(y) ADAM, die vanaf deze zomer eveneens te leveren is in een Rocks-editie, waarvan de semi-gecamoufleerde versie de wreedste is. Temidden van dit futuristische geweld, zou je bijna vergeten dat er in die vijftig jaar meer fijne staaltjes auto-innovatie uit Rüsselsheim kwamen. Zoals deze vrij onderschatte sport-coupé.
De Opel Calibra. Veel zie je er helaas niet meer van rijden. Niet omdat de bouwkwaliteit roestig was (bepaald niet), maar vooral omdat de auto – zeker in de vierde/vijfdehands verhandelde versies – bij de hulpverleningsdiensten de even verdiende als hardnekkige reputatie had van ‘boomklever’. Een hele generatie vakkenvullers, steiger-bouwers en Landmacht-korporaals moest in (flauwe) bochten na horecasluitingstijden uit het wrak van een Opel Calibra geknipt worden. Hoe ze de macht over het stuur konden verliezen, is mij nu een raadsel, want Opel heeft voor mij een exemplaar uit hun classics-stalling gecharterd en die rijdt nogal, eh, 1989.
Het blijft jammer dat dit ravissante model zo’n 15 jaar na de introductie werd gegijzeld door al die pukkelpetjes (zoals soms ook gebeurt met verjaarde BMW’s), want het ontwerp is artistiek, kien en (weer) van Erhard Schnell. Ondanks de introductie van de computer eind jaren tachtig bij de Opel Design Studio komt het eerste idee, vertelt hij, rechtstreeks uit zijn potlood. “Een computer kan helemaal niet creatief zijn”, zegt Schnell. De Calibra had een voor die tijd ultra-lage luchtweerstands-waarde van 0.26. Bijzonder vooruitstrevend waren tevens de tot chique spleetjes gereduceerde koplampen, lang voordat de xenon en LED-lampen hun intrede deden.
Wat de Calibra echter übercool maakte, was dat FC Groningen-speler Milko Djuroviski er in reed. Milko Djurovski? Ja, die mythologische spits, die in het Oosterpark kalm met een Marlboro in zijn mondhoek (geen gelul) langs de zijlijn warmliep om vervolgens na zijn wissel huurmoordenaarderig vijf keer te scoren in zijn batman-maillot, want ja, wat was het in mei soms koud in Nederland. Overigens kon hij – eerlijkgezegd – ook stationair twee keer 45 minuten rusteloos met zijn handen in de zij chronisch buitenspel staan. Welnu, deze Macedonische Milko met zijn 19de eeuwse dichters-kapel, die achteloze five-o-clock-shadow en die klassieke Griekse jukbeenderen puiste dus over de Diepenring in zijn zwarte Opel Calibra. Vét.
Djurovski trotseerde bovendien niet zelden de semi-fascistische Groningse parkeerpolitie (van wie – écht waar – de Amerikanen later nog het Quantanamo Bay-concept hebben overgenomen, inclusief enkele waterboarding-technieken) door zijn coupé doodleuk midden op de horeca-rijke Grote Markt te parkeren. Even voor de niet-Stadjers: dankzij Max van den Berg is het gemakkelijker om een auto op Mars te parkeren, dan op de Grote Markt. Toch kreeg Milko nooit een bon. Ook niet als ie hem op de stoep voor het Holland Casino zette, waar hij soms zo lang verbleef dat het onkruid tussen de wielen opkwam. Een betere ambassadeur kon/kan Opel zich niet wensen. Daarom stel ik ook voor dat het volgende voertuig dat hier in Rüsselsheim uit de 50-jarige Opel Design Studio ontspruit deze naam krijgt:
De Opel Milko.