Het is 7 juni als Amerikaanse en Britse speciale eenheden in Irak een blauwe auto volgen op de grote tv-schermen van het operatiecentrum. De beelden worden door een Predator drone naar de grond gestuurd en via een televisiesysteem – dat door de militairen zeer treffend ‘Kill tv’ wordt genoemd – is alles live te volgen. In de auto zit Sheikh al-Rahman, de religieus adviseur van Al-Kaida en diens leider Abu Musab al-Zarqawi. De auto draait het erf van een verlaten huis op en komt tot stilstand. De sheikh stapt uit en wordt begroet door een in het zwart geklede man. Door eerder opgedane inlichtingen herkennen de militairen die zitten te kijken naar Kill tv hem meteen: het is al-Zarqawi.
Na een snelle discussie wordt een F-16 het Irakese luchtruim ingestuurd die twee precisiegestuurde 500-ponders op het huis laat vallen. De bommen banen zich een weg door het huis en treffen meedogenloos doel met twee doffe klappen. Een Amerikaanse eenheid die in de buurt is vindt al-Zarqawi die nog een laatste wanhoopspoging doet te ontkomen, maar enige momenten later overlijdt aan zijn verwondingen. Om te voorkomen dat zijn graf een bedevaartsoord wordt, dumpen ze zijn lichaam even buiten Bagdad in een ongemarkeerd graf.
De hierboven geschetste gang van zaken klinkt als een gemakkelijke missie om de terroristenleider uit te schakelen. Niets is minder waar. In het chaotische Irak werd al geruime tijd intensief op al-Zarqaqi gejaagd. De Amerikanen hadden er zelfs een hele nieuwe, agressieve en geldverslindende strategie voor bedacht, waarvan observaties met drones en nachtelijke operaties met special forces de spil vormden. Joint Operations Special Command, destijds onder het commando van generaal McChrystal, werkte 24 uur per dag in een kolkend Bagdad aan het opsporen en volgen van verdachte figuren. Tijdens nachtelijke invallen werd door Amerikaanse Delta Force eenheden en de Britse SAS jacht gemaakt op het middenkader en de top van Al-Kaida. In zekere zin was dit hetgeen waar de oorlog in Irak op was uitgedraaid.
Op het hoofd van al-Zarqawi stond een beloning van 25 miljoen dollar en het was een openbaar geheim dat de Amerikanen driftig jacht op hem maakten. Hij had als leider van Al-Kaida in Irak een symbolische positie. Hoewel niet zo charismatisch als Bin Laden, werd er door die positie per definitie door volgelingen naar al-Zarqawi geluisterd. Door de Amerikanen werd hij daarom gezien als een belangrijke aandrijver van dodelijk geweld tegen met name sjiieten in Irak en daarmee als sleutelfiguur die de negatieve spiraal in in het land bewust intensiveerde. Hem uitschakelen zou het conflict uiteraard niet beëindigen, maar wel een fikse dreun betekenen voor Al-Kaida en hun terreurcampagne in Irak.
Toch kon die aanpak rekenen op kritiek. Vooral de Britten zetten vraagtekens bij de aanname dat al-Zarqawi daadwerkelijk zo belangrijk was. Werd hij door alle aandacht van de Amerikanen niet groter gemaakt dan hij in werkelijkheid was? In andere woorden, werd de cultstatus rond de persoon al-Zarqawi door deze aanpak niet juist verder opgeblazen? Werden niet veel te veel van de beschikbare, kostbare middelen – er was voor reguliere troepen nog nauwelijks een drone beschikbaar – in de oorlog gebruikt voor de jacht op deze mysterieuze persoon? Met de openlijke jacht op de terroristenleider en uitspraken die dat bevestigden zouden de Amerikanen wel eens een self fulfilling prophecy kunnen creëren. In stilte jacht op hem maken zou een beter alternatief zijn, terwijl prioriteit zou moeten worden gegeven aan de terroristen op de grond, die daadwerkelijk dagelijks slachtoffers maakten en Irak in de afgrond deed storten.
Hetzelfde probleem zien we nu terugkeren met de opkomst van IS(IS), met als leider Abu Bakr al-Baghdadi. Niet Ayman al-Zawahiri, maar al-Baghdadi wordt gezien als de de facto opvolger van Bin Laden. Door het uitroepen van een kalifaat in Syrië en Irak, met aan het hoofd daarvan de kalief al-Baghdadi, heeft zijn status een enorme vlucht genomen.
http://youtu.be/gbqNiREC6NQ
Helpen Westers beleid en de media ook in dit geval dat beeld in stand te houden of zelfs te versterken? Het heeft er in ieder geval alle schijn van. Op het hoofd van al-Baghdadi staat inmiddels een beloning van tien miljoen dollar. Net als met al-Zarqawi kun je er vergif op innemen dat momenteel kosten nog moeite worden gespaard om de ‘kalief’ op te sporen en uit te schakelen. Ondertussen doen verschillende media er een schepje bovenop. Time magazine noemt al-Baghdadi de meest gevaarlijke man ter wereld, terwijl het Franse dagblad Le Monde hem tot de ‘nieuwe Bin Laden’ heeft gedoopt. In The National wordt de terroristenleider een meedogenloze moordenaar genoemd; misschien geen titel die het erg goed doet in een doorsnee democratie, maar juist wel respect afdwingt in het wereldje van jihadisten. Opzienbarende details, zoals het gerucht dat al-Baghdadi een masker draagt als hij commandanten toespreekt, wekken nieuwsgierigheid en fascinatie die zijn status verder doen groeien. Ondertussen brengt ISIS een eigen glossy uit (het is een fancy blaadje, dus je moet geduld hebben voordat het bestand is geladen). De zweem van mysterie die om al-Baghdadi heen hangt – en die nog eens wordt uitvergroot door de media – doet de rest. Iedereen wil weten wie achter het masker schuil gaat.
Van de media valt (enigszins) te verwachten dat de sensatie bewust wordt gezocht en opgeklopt. De neiging om zo te werk te gaan is de afgelopen jaren alleen maar sterker geworden. Uiteraard hebben journalisten ook de volledige vrijheid om te berichten wat en hoe ze willen. Toch moeten zij zich bewust zijn van het effect dat zij met die berichtgeving kunnen hebben.
Voor beleidsmakers en hoge – vooral Amerikaanse – militairen ligt dat toch iets anders. Enerzijds is het zeer begrijpelijk dat een deel van de middelen en inzet wordt aangewend om terroristenleiders onschadelijk te maken. Zeker als zij meer zijn dan de symbolische oproerkraaier en ook een strategische rol vervullen die tastbare resultaten oplevert (lees: chaos en geweld). Dat lijkt bij al-Baghdadi het geval lijkt te zijn.
Anderzijds zal men moeten toegeven dat dit type beleid voor een deel rust op emotie en irrationaliteit. Hoewel het uitschakelen van al-Baghdadi een gevoelige tik zou zijn voor IS(IS), heeft het verleden – zoals de dood van al-Zarqawi – aangetoond dat het slechts een kwestie van tijd is voordat een nieuwe, wellicht zelfs daadkrachtiger leider opstaat. Dat is een nagenoeg oneindige cyclus. Het is de vraag of schaarse middelen niet effectiever kunnen en moeten worden ingezet in de war on terror. Bovendien kan de jacht op sleutelfiguren net zo goed in (absolute) stilte plaatsvinden. Het opblazen van een cultstatus met miljoenenbeloningen en disproportionele aandacht voor specifieke figuren zou zelfs wel eens zeer contraproductief kunnen werken.