Het stinkt de laatste tijd in Europa. Nee, dat is niet geheel correct. Het stinkt al decennia in het oude continent. Er hangt een muffe lucht die af en toe stevig aangewakkerd wordt vanuit het oosten, een lucht die regelmatig verhuld wordt door een fris briesje beschaving, om vervolgens elders net zo hard weer de kop op te steken. Het is de geur van het antisemitisme, een geur die ondanks jaren heropvoeding in Duitsland en ellenlange videobeelden van de excessen van dit sentiment maar niet weg wil.
De holocaust, zogenaamd de zwartste bladzij uit de menselijke geschiedenis, was ooit het toonbeeld van de gevaren van dit fenomeen. Doodgegooid werden we met niet te bevatten cijfers, aantallen die de verbeelding in alle opzichten te boven gingen. Zes miljoen. Wat is dat? Hoeveel voetbalstadions? Hoe was het überhaupt logistiek uit te voeren?
‘De herinnering aan Auschwitz, die de volkeren van Europa moest doordringen van het feit dat dit nie wieder mag gebeuren, is nu verworden tot een dreigement’
Belangrijker, waarom deed enkel een minderheid er iets tegen? Altijd was daar de vraag: hoe kon dit gebeuren? Wie zijn wij dat er in ons midden zo massaal systematisch gemoord werd?
Honderden monumenten werden opgericht – de favoriete traumaverwerkingsactiviteit van onze mooie soort – om ons te herinneren aan de collectieve schuld en aan de donkere kant van ons bestaan, aan het gevaar dat altijd op de loer ligt. Ooit namen we dit fenomeen serieus, leek er even het besef dat permanente waakzaamheid geboden is.
Die tijden zijn voorbij. Wanneer een Jean-Marie Le Pen openlijk refereert aan de methodes waarmee destijds miljoenen onschuldigen – bejaarden, vrouwen, kinderen – uit de geschiedenis gewist werden is er even verontwaardiging. Even, en daar blijft het bij, want de ene helft van de politieke sfeer doet de uitspraken af als die van een gek, de andere helft is het heimelijk met hem eens en zwijgt.
Waar de herinnering aan Auschwitz de volkeren van Europa moest doordringen van het feit dat dit nie wieder mag – moet – gebeuren, is deze nu verworden tot een dreigement: ‘We weten dat jullie ondanks onze uiterste inspanningen nog steeds onder ons zijn, en we weten jullie te vinden. Hun gevoelens zijn de onze, en hun methodes zullen de onze zijn.’
Het is wat dat betreft werkelijk een godswonder dat het volk van Israël deze meurende vlaktes niet al jaren geleden in zijn geheel verlaten heeft. Want laten we wel wezen: de holocaust mag dan het summum van Europees antisemitisme zijn, het was daar niet het begin en kennelijk ook niet het einde van.
Calvijn, grootvader van het christelijke gedachtegoed waarmee een groot deel van ons land is doordrenkt, was niet gecharmeerd van de Joden. In Frankrijk, bakermat der Verlichting, stelde de katholieke bisschop Henri Grégoire in de achttiende eeuw dat de penibele situatie waarin de nazaten van Abraham zich bevonden te wijten was aan hun obstinate vasthoudendheid aan de eigen cultuur. Napoleon daarentegen schafte de wetten die Joden bonden aan hun eigen ghetto’s af, maar ja, daarmee verander je geen eeuwenoude ressentimenten. Dat bewees de affaire-Dreyfus maar weer eens.
Daarbij, sla de wereldliteratuur er op na. Dostojevski, gigant der letteren en schepper van de schitterendste karakters, schroomde niet karikaturen van Joden te gebruiken om zijn prachtige verhalen op te luisteren. Critici zullen onmiddellijk tegenwerpen dat zijn werken in de context van hun tijd gezien moeten worden. Dat is nu precies het probleem: daar zijn ze een uitmuntende afspiegeling van. Niet alleen geven ze een ongekend inzicht in de menselijke ziel, ook in de geschiedenis, in wijdverspreide denkbeelden. Net als grote kunst is goede literatuur tijdloos, zo ook deze ideeën.
‘Ergens moet een grens gesteld worden, eens moet gezegd worden dat het dan Joden mogen zijn, het zijn godverdomme wel onze Joden’
Inmiddels weten we zogenaamd beter; het uitverkoren volk is niet inherent slecht en niet verantwoordelijk voor alle ellende in de wereld. Daarom neemt het Nederlands gerecht hen actief in bescherming wanneer zij wederom met dergelijke aantijgingen geconfronteerd worden, zie de uitspraak van de Hoge Raad inzake het echtpaar Goerree. Scholen organiseren excursies naar Westerbork en Auschwitz om de jeugd bewust te maken van de gevolgen van dergelijke vooroordelen.
Goede initiatieven, maar het is niet genoeg. Deze afkeer, deze haat, zit kennelijk te diep. De weerzin die de beelden van Palestijnse kinderlijkjes oproepen is begrijpelijk, meer dan dat. De volstrekt indiscriminatoire reactie die volgt, het “dood aan alle joden”, te vaak te horen in de brandende banlieu’s en ook in onze eigen lage landen, is dat zogenaamd niet. Zogenaamd, omdat we inmiddels beter horen te weten.
Was dat maar waar.
Daarom wordt het tijd dat we – wij als Europa – onze collectieve verantwoordelijkheid gaan nemen. Oproepen tot het vermoorden van Joden: onmiddellijke arrestatie en vervolging, ongeacht de eventuele gevolgen voor de openbare orde, dan maar een grotere politiemacht inzetten. Durf je dat als burgemeester – hallo Jozias, jij ja – niet aan dan verdien je het ambt niet.
Ergens moet een grens gesteld worden, eens moet gezegd worden dat het dan Joden mogen zijn, het zijn godverdomme wel onze Joden. Zij zijn niet verantwoordelijk voor wat in Israël gebeurt, zij hebben lang genoeg in angst in ons midden geleefd. Doen we dat niet dan zijn we geen haar beter dan onze voorvaders die zich verwonderden waar al die treinen toch heen gingen.
Met de kennis van nu is het onverteerbaar dat het flagrante antisemitisme heden ten dage onder het mom van vrijheid van meningsuiting getolereerd wordt. Zij die nu nog menen dat dit een overtrokken reactie is: ga eens in de schoenen staan van iemand wiens halve familie uitgeroeid is, om vervolgens een paar decennia later dezelfde leuzen te horen. Verplaats je daar eens in, stel je zijn of haar angst voor, en ga je daarna diep, heel diep schamen.