Een blonde, tengere vrouw van begin dertig steekt lachend haar hand uit. Achterop haar hoofd prijkt een losse knot. ‘Relaxt!’ zegt ze als blijkt dat ik niet van ver hoefde te komen. De handdruk is steviger dan je zou verwachten. Vanachter haar meisjesachtige uiterlijk kijkt ze serieus de wereld in.
Toen Simone Kukenheim (1979, Den Haag) in het eerste jaar van de toneelschool Maastricht zat, werd Belgrado gebombardeerd. Zij dacht: daar vallen bommen, en ik sta hier mijn balletoefeningen te doen. Het betekende haar overstap naar de politiek.
Het betekende ook haar verhuizing naar Amsterdam, waar ze begon aan een studie politicologie en zich ook meer ging verdiepen in haar Joodse achtergrond. Ze werkte voor de jongerenorganisatie van het Centrum Informatie en Documentatie over Israël en was namens D66 stadsdeelbestuurder van Amsterdam Zuid. Nu is ze wethouder Onderwijs, Jeugd en Diversiteit.
In een hoekje op de vierde verdieping van het gemeentehuis lijkt ze een beetje weggestopt. Maar vergis je niet. Haar werkkamer biedt een prachtig uitzicht over het noordelijkste puntje van de Amstel. De rivier is haar favoriete plek in Amsterdam. Want: ‘Mooie steden liggen aan een rivier.’
In een ander interview spreek je uitgebreid over je Joodse achtergrond. Heb je het idee dat dat een rol speelt in jouw functie en de portefeuille diversiteit?
“Mijn Joodse achtergrond maakt een onderdeel uit van mijn identiteit. Net zoals heel veel andere dingen. Dat vormt mij en daarmee ook de dingen die ik aanpak. Het is moeilijk te destilleren welk element is ingegeven doordat ik een vrouw ben, of dat ik Joods ben, of dat ik Amsterdammer ben.
“Gisteren had ik een gesprek over de homocommunity, de gay community en LHBT. Toen realiseerden we ons in dat gesprek dat er over heel veel onderwerpen vaak wordt gedacht vanuit de meerderheid. Wat mainstream is. Je kunt snel denken: het gaat prima met de homo-emancipatie in dit land, niks aan de hand, als je zelf hetero bent. En ik denk dat je je altijd moet realiseren dat dat natuurlijk helemaal niet vanzelfsprekend is, wanneer je zelf tot een minderheid behoort. Ik denk dat ik dat kan doordat ik zelf Joods ben. Dus die realisatie, dat bewustzijn, dat haal ik wel daar vandaan. Ik denk dat ik er daardoor extra scherp op ben. Dat het niet altijd vanzelfsprekend is.”
Heeft het ook een rol gehad bij de toewijzing van het thema diversiteit onder jouw hoede?
“Nee, ik denk het niet. Dat is natuurlijk een vraag die je in de eerste plaats aan Jan Paternotte moet stellen, die is daar leidend in geweest. Maar diversiteit past ook heel erg mooi bij de andere portefeuilles die ik heb: bij Jeugdzorg en bij Onderwijs.”
Krijg je ook wel eens reacties op het feit dat je Joods bent? Ook gezien de opnieuw toegenomen spanningen rondom het Israël-Palestinaconflict?
“Niet op mijn eigen persoon. Maar ik denk dat ik me goed kan verplaatsen op het moment dat mensen zich onder druk voelen. Op dit moment zie je dat in de Joodse gemeenschap. Het conflict dat nu in Gaza speelt, maakt dat mensen de Joodse gemeenschap hier daarop aanspreken.”
Bij de recente anti-ISIS demonstratie in Den Haag werden sterk antisemitische uitingen gedaan. Kan dat jou persoonlijk raken?
“Zo zit ik niet in elkaar. Tot nu toe heb ik me dat nooit persoonlijk aangetrokken. Maar als bestuurder van Amsterdam trek ik het me wel heel erg aan. Want ik vind dat wij in een stad moeten zijn met een heel diverse gemeenschap. Waar iedereen zich veilig voelt en zijn eigen ding kan doen. Waar overigens ook iedereen moet kunnen demonstreren, maar waar niemand zich, als resultaat daarvan, in de knel moet voelen.”
Er zijn een aantal incidenten geweest in Amsterdam Oost, als reactie op Israëlische vlaggen die opgehangen werden. Bewoners zijn bedreigd en in elkaar geslagen. Heb je je daarmee bezig gehouden?
“Openbare orde en veiligheid is echt de portefeuille van de burgemeester. Die bemoeit zich daar tegenaan. In het college praten wij natuurlijk over dingen. Maar dit viel ook nog eens in mijn vakantie. Dus het is echt de burgemeester die daar de lijn uitzet.”
Wat vind je ervan dat zoiets kan gebeuren in een stad als Amsterdam, een stad met een rijke Joodse historie?
“Heel verdrietig, heel afschuwelijk.
Wat kan eraan gedaan worden?”
“Het zijn verschillende dingen. Maar ik vind dat je die vragen in de eerste plaats ook aan de burgemeester moet stellen, omdat het zijn portefeuille is.
“Je moet sturen in de onderwerpen waar je over gaat. Dat staat los van dat je uit persoonlijke ervaring ook een bijdrage kan doen over een bepaald onderwerp. Dus als je me vraagt: het opkomend antisemitisme? Ja, dat is afschuwelijk. En dat vind ik heel erg zorgbarend. Maar als het gaat over law and order, dan is het belangrijk dat de burgemeester daar zijn rol oppakt, en volgens mij doet hij dat heel goed.”
Adviseer jij hem daar ook bij, gezien je eigen rol en achtergrond?
“Nee, de burgemeester kan dat heel goed zelf. Je praat met elkaar, maar we praten ook met elkaar over de metro en dat soort dingen.”
Ik kan me voorstellen dat je als collega’s, die sterk samenwerken, daar ook op een ander niveau over spreekt.
“Ik snap wat je bedoelt. En natuurlijk praten we over dit soort onderwerpen. Maar ik ben me niet zo bewust dat ik dat dan doe vanuit mijn Joodse ervaring. De dingen die ik zeg komen vanuit mijzelf, en je hebt niet altijd door welk onderdeel van je identiteit daar zijn stempel drukt. Dus het is heel makkelijk om te denken: ze zegt dat, want ze is Joods. Maar als ik kijk naar al mijn collega’s, die vinden antisemitisme net zo afschuwelijk als ik. En die zijn niet Joods. “
De laatste tijd komen er in Nederland steeds sterker pro-Gaza sentimenten op. Er waren verschillende pro-Gaza demonstraties. Heb je daar een mening over?
“Ik ben wethouder Onderwijs. Jeugdzorg. Diversiteit. Daar heb ik meningen over.”
Vakinhoudelijk heb je daar natuurlijk een mening over.
“En vooral die mening is van belang. We gaan met elkaar hier in Amsterdam het midden-oosten conflict niet oplossen. Daar moeten een aantal mensen hard voor aan de slag, en dat hoop ik ook, dat ze dat doen. Dat is hard nodig. Maar ik ben vooral bezig om hard te werken aan de Jeugdzorg. En aan het onderwijs. En te zorgen dat iedereen in Amsterdam zich lekker voelt, en zichzelf kan zijn.”
Een van de prominentste kwesties die momenteel in het Amsterdamse onderwijsland spelen, is de stichting van een islamitische middelbare school. De stichting Islamitisch Onderwijs (SIO) kreeg in 2011 al toestemming van het Ministerie van Onderwijs. Binnen vijf jaar moet de gemeente Amsterdam een geschikte locatie vinden. Afgelopen week besloot Kukenheim echter dat de SIO in 2015 opnieuw geen locatie krijgt, onder andere vanwege extremistische uitspraken door een van de bestuursleden.
“Wij hebben heel zorgvuldig deze beslissing genomen. Heel goed over nagedacht. Het is natuurlijk een dossier dat al langer speelt, waar mijn beide voorgangers zich ook al goed in verdiept hebben. En ik vind dat we een hele goede afweging hebben gemaakt.”
Wat was de voornaamste reden om toch weer die afwijzing te geven?
“Het heeft vier redenen. Ten eerste: we hadden deze school al heel lang in de smiezen omdat de voorganger van deze school een kwalitatief heel slechte school was. Die moest uiteindelijk ook sluiten. Dus als die mensen weer een nieuwe school willen starten, dan hou je het in de gaten. Want dan maak je je zorgen over diezelfde kwaliteit.”
Maar de mensen van de vorige school waren medewerkers. Ze zaten niet in het bestuur.
“Of het nou bestuursleden of medewerkers zijn, het is gewoon belangrijk. Het mag allemaal. Maar het maakt gewoon dat wij dit dossier als gemeente echt goed bekijken. Ik wil in de eerste plaats kwalitatief goed onderwijs voor kinderen.
“Vervolgens zie je dat er onenigheid is over wie er nu wel en niet in het bestuur zit. Dat hebben we bij de Kamer van Koophandel nog eens nagevraagd en die doen daar onderzoek naar. Dus dat is best ingewikkeld. Als je een huisvesting toewijst, moet je ook afspraken met elkaar gaan maken. Als je dan niet zeker weet wie met wie je nou eigenlijk aan tafel zit, en wat die afspraken waard zijn, dan helpt dat niet.
“Vervolgens hebben zij een huisvestingsaanvraag gedaan waar wij eigenlijk niet zo veel mee konden. Ze wilden starten met zo’n 450 leerlingen. Dat is heel groot. Geen enkele school start op dat niveau. Meestal kies je een ingroeimodel. Dus wij hebben gevraagd: verfijn dat. Laat ons zien hoe je realistisch wilt starten en hoe je verder wilt groeien.
“De reden dat we dat willen weten, is dat we passende huisvesting moeten vinden. We hebben niet zomaar allemaal leegstaande schoolgebouwen die we zomaar kunnen geven aan een school en die vervolgens half leeg staan. Daarvoor zitten veel andere scholen ook te krap. Dus het is best wel een puzzel om iedereen goede huisvesting te geven. Dat betekent dat je best wel concreet moet zijn: hoe gaan we groeien?
“Tot slot kwam daar nog eens bij dat iemand in het bestuur behoorlijk radicale uitspraken deed. Wat ook weer maakt dat je extra kritisch gaat kijken. Hoe zit het daar eigenlijk? Dat helpt ook niet.”
Toch heeft de SIO vanuit het Ministerie toestemming gerkegen. Nu gaat het vooral om een locatie-aanvraag. Is dat dan niet gewoon een vorm van vertraging?
“Nee, het is absoluut geen vertraging. Wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid. En op het moment dat ik een huisvestingsaanvraag ga behandelen, en daarmee de facto zorg dat er een nieuwe school kan beginnen in Amsterdam, dan doe ik dat niet met oogkleppen op. Dan kijk ik ook: wat voor school is dat? Heb ik er vertrouwen in dat ze kwaliteit gaan leveren en zo nee, als ik daar twijfels over heb, hoe kunnen we dat op een goede manier wegzetten? Zodat we vanaf het begin goed daar bezig zijn. Dat vind ik mijn verantwoordelijkheid.
“Ja, ook de minister heeft daar een rol in. De Onderwijsraad heeft daar een rapport over geschreven, dat de onderwijswet juist dit soort situaties nog veel specifieker kan zijn over hoe je daarop moet ingaan. Dus dat is een lopende discussie. Ik denk ook dat het goed is als de minister of staatssecretaris die oppakt. Maar ik heb op dit moment deze verantwoordelijkheid, en die neem ik door gewoon te kijken naar mijn doelstelling: goed kwalitatief onderwijs, en hoe komen we daar dan.”
“Dat is overigens ook: goed islamitisch onderwijs. Ik zie graag een goede islamitische school, en een goede islamitische middelbare school in deze stad. Ik hoop ook dat dat er ooit komt. Of dat deze specifieke school is, met dit bestuur, dat weet ik niet.”
Maar hij zal er toch komen. De gemeente heeft vijf jaar de tijd om een plek toe te wijzen.
“Het hangt van heel veel dingen af. Zij moeten daarvoor wel een aantal dingen doen. En daar moeten ze in de eerste plaats met elkaar uit zien te komen. Volgens mij zijn ze daar nog niet helemaal uit, gezien het onderzoek. Zij moeten een goede aanvraag bij ons indienen. Omdat ik het heel onverstandig vindt om een school te starten in deze stad, waarvan je eigenlijk al vanaf het begin het gevoel hebt dat je daar leerlingen mee tekortdoet. Leerlingen hebben gewoon recht op goed onderwijs. En ook op goed islamitisch onderwijs.”
Zie jij het als een oprecht haalbaar iets: een verenigde multiculturele samenleving?
“Het is niet een statisch iets. Het is net zoals met democratie. Het is niet een soort aan- of uitknopje. Dat je kunt zeggen: als we hier zijn, check, dan is het goed. Zo werkt het misschien met het bouwen van een brug. Die is er niet, dan ga je bouwen en dan staat hij er. Maar zo werkt het niet met thema’s als een prettige samenleving om in te leven, of een democratie. Daar moet je altijd aan blijven werken.”