Weinig cabaretiers zijn tegelijkertijd zo geliefd en gehaat als Freek de Jonge. De een vindt hem de grootste komiek van Nederland en prijst zijn maatschappelijke engagement, de ander vindt hem een chagrijnige oude man die verschrikkelijk loopt te moraliseren. Historicus en journalist Rob Hartmans, auteur van het boek Lang leve de linkse kerk en twee essaybundels over intellectuelen, hoort bij de schare van bewonderaars. Hij beschouwt Freek de Jonge als een intellectueel, iemand die kritische vragen stelt en vanzelfsprekendheden in twijfel trekt.
In het boek Freek. De cultuurkritiek van een komiek beschrijft en analyseert Hartmans de ideeën van Freek de Jonge en plaatst hij ze tegen de achtergrond van de culturele geschiedenis van ons land vanaf de jaren vijftig. Wie is Freek de Jonge? Waarom was hij jarenlang een succesvol cabaretier? En hoe komt het dat veel mensen hem tegenwoordig zo verschrikkelijk vinden? Op deze en andere vragen gaat Hartmans in zijn boek, dat gelijktijdig met de zeventigste verjaardag van Freek de Jonge verschijnt, en op 1 september 2014 in De Balie in Amsterdam wordt gepresenteerd.
De in 1944 geboren Freek de Jonge groeide op in een domineesgezin. Zijn vader was een hervormd predikant die sympathiseerde met het pacifisme en vrienden had bij de in 1957 opgerichte Pacifistisch-Socialistische Partij. Als kind was Freek vromer dan zijn vader. Toen zijn vader zei niet meer te geloven in zieltjeswinnerij, het proberen te bekeren van andere mensen voor je eigen versie van het ware geloof, werd ook Freeks geloof zwaar op de proef gesteld. Uiteindelijk besloot hij, ook in reactie op de bekrompenheid van de kerkenraad, te breken met alles.
In de jaren zestig ging Freek de Jonge culturele antropologie studeren in Amsterdam. Aan studeren kwam hij, net als vele van zijn andere generatiegenoten, nauwelijks toe. Freek werd vooral maatschappelijk betrokken. In Amsterdam ontmoette hij Bram Vermeulen en Johan Gertenbach, met wie hij de cabaretgroep Neerlands Hoop oprichtte. Freek de Jonge maakte de grappen, de andere twee zorgden voor de coole muziek.
Rob Hartmans is lyrisch over het cabaret van Freek de Jonge uit de jaren zestig en zeventig. Waar het andere cabaretgroepen alleen om de lach te doen was, wilde Neerlands Hoop mensen aan het denken zetten. Uiteraard was Freek de Jonge zeer links. Tijdens de Lockheedaffaire, toen de PSP als enige politieke partij Prins Bernhard voor het gerecht wilde slepen, liet De Jonge geen spaan heel van Juliana’s gemaal. Freek deed alsof hij met de koningin in gesprek was aan de telefoon en zei tegen haar: “Zonder u was het niets met hem geworden hè? Nee, dan had hij nou nog in Duitsland gezeten, of in Breda.”
Uit het stormachtige gejuich bleek dat iedereen de verwijzing naar de Drie van Breda, de drie Duitse oorlogsmisdadigers die levenslang hadden gekregen, snapte en deze vergelijking waarschijnlijk ook terecht vond.
Freek de Jonge had ook felle kritiek op het systeem. Volgens Hartmans is De Jonge duidelijk beïnvloed door de Franse filosoof Herbert Marcuse, die het consumentisme van het domme klootjesvolk hekelde en vond dat verstandige linkse mensen hiertegen moesten protesteren. Zo zong Neerlands Hoop in de geest van Marcuse over geld:
Geld
Het stinkt naar poep
En er kleeft bloed aan van geweld
De arme is de lul
En de rijke speelt de held
Met geld
Je ziet nooit een hongerige neger
Die voor een Unoxworst zijn leven waagt
Je ziet nooit een stervende soldaat
Die om een Caballero vraagt
Wat je te zien krijgt is de glimlach
Van een frigide fotomodel
Die zo heerlijk aan het zwemmen is
Al is ze nog zo ongesteld
Deze linkse boodschap kon in de jaren zeventig trouwens nog. Nu zou Neerlands Hoop door Quinsy Gario zijn aangeklaagd omdat de cabaretgroep het N-woord gebruikte, en door Asha ten Broeke vanwege de seksistische grap over een frigide en ongesteld fotomodel.
Toen in 1978 het WK voetbal in Argentinië werd georganiseerd vond Freek de Jonge dat het Nederlands Elftal thuis moest blijven. In Argentinië was immers een rechtse junta de baas, die duizenden mensen had laten verdwijnen. De Jonge deed een emotioneel appel op Johan Cruijff om niet te gaan. JC ging niet, maar dat had met privéomstandigheden te maken. Over Argentinië zong Neerlands Hoop:
We gaan naar Argentinië
Waar dagelijks wordt gemoord
Maar daar is nu eventjes geen tijd voor
Zojuist heeft Rep gescoord
Zonder Cruijff in de finale
Wie had dat verwacht
En op de eretribune
Zitten Wiegel en Van Agt
Uiteraard moest het centrumrechtse kabinet Van Agt-Wiegel (1977-1981) een sneer krijgen. Je was goed (links) of je was fout (rechts) in die tijd.
In 1979 besloot Freek de Jonge, op dat moment op het hoogtepunt van zijn roem, solo verder te gaan. Het boterde al een tijd niet meer met Bram Vermeulen, die vond dat Freek hem te veel overvleugelde, terwijl Freek van mening was dat de muziek te veel Neerlands Hoop overstemde.
In de jaren tachtig werd Freek de Jonge conservatiever. Hij zette zijn vraagtekens bij het individualisme dat door de VVD werd gepropageerd en reflecteerde kritisch op de linkse jaren zestig en zeventig.
Eens waren wij heel stout
Dwars tegen de draad
Toen werden wij kabouters
Wij kwamen in de raad
Gedreven in kanalen
Weg van de rivier
Ze lieten ons verdwalen
In een molen van papier
Freek de Jonge doelde hier uiteraard op de Kabouterpartij van ex-Provo Roel van Duijn, die in 1970 met drie zetels in de Amsterdamse gemeenteraad kwam. In de echte politiek was maar weinig ruimte voor hooggestemde idealen. Het idealisme was doodgebloed.
Eind jaren tachtig bevond Freek de Jonge zich op een tweesprong. Hij kreeg concurrentie van andere cabaretiers, maar ook de tijdgeest veranderde en werd rechtser en liberaler. Vanaf eind jaren tachtig trad Freek de Jonge op voor een steeds kleiner worden publiek. Hij had trouwe fans onder de babyboomers, maar jongere generaties hadden een enorme hekel aan zijn moralisme. Theo van Gogh ergerde zich aan De Jonges ‘Galmende Geweten’ (met hoofdletters) en vond hem totaal niet grappig. Cabaretiers als Youp van ’t Hek, Theo Maassen en Hans Teeuwen waren net als De Jonge grof, maar hadden geen last van een galmend geweten. De laatste twee hadden bovendien helemaal geen boodschap.
Nederland was in de jaren zestig van een verzuild land in een links land veranderd, en in de jaren negentig van een links land in een cynisch en hedonistisch land. De eerste cultuuromslag werd door Freek de Jonge met jubelzangen begroet, maar in de tweede cultuurverandering kon hij zich niet vinden. Vandaar dat hij in de ogen van de jongere generaties een fossiel was geworden, een verbitterd fossiel bovendien.
Freek de Jonge is voor het jongste publiek waarschijnlijk vooral bekend door zijn klaagzangen. Dat het Nederlandse cabaret dood is en dat er maar één goede cabaretier is, namelijk Freek de Jonge zelf. Volgens Rob Hartmans zit er in deze arrogantie wat zelfspot, maar ondergetekende heeft dat nooit zo ervaren (en doet dat trouwens nog steeds niet, het zal de generatiekloof wel zijn).
De grote deconfiture van Freek de Jonge vond plaats in 2013. Eind dat jaar zat Freek de Jonge aan tafel bij Pauw & Witteman. Andere tafelgasten waren Rita Verdonk, oud-politica van de VVD en Trots op Nederland, en UvA-student Yernaz Ramautarsing, die de campagne ‘Stop de linkse indoctrinatie op mijn universiteit’ was begonnen en het boek Atlas shrugged van Ayn Rand aanprees als ‘een weerspreking van alle linkse theorieën’. Freek de Jonge reageerde, eigenlijk best wel gevat: ‘Maar jij bent dus door dit boek geïndoctrineerd.’
Daarna ging het helemaal mis. Freek de Jonge verweet Yernaz Ramautarsing alleen op zijn gelijk uit te zijn en zei dat het om ontmoeting moest gaan. Vervolgens begon hij, zonder dat Jeroen Pauw of Paul Witteman als tafelheren dat aangaven, zijn nieuwste boekje te promoten, dat ‘toevallig’ ook over ontmoeting ging.
Toen Yernaz Ramautarsing en Rita Verdonk tegen deze plotselinge ingreep in het gespreksonderwerp protesteerden en de discussie ontaarde in een welles-nietes-spelletje en Freek de Jonge zich over dit alles beklaagde, zei de voormalige VVD-politica tegen de gekwelde komiek: ‘Lach dan ook eens een keer, vertel eens een leuke grap, je bent een cabaretier, kom.’
En toen was Freek sprakeloos. Zijn visie op cabaret – geëngageerd, linksig, met een morele boodschap – werd niet begrepen. Ook niet door het publiek, dat helemaal dubbel lag om de pijnlijk rake vraag van Verdonk. Hij liep naar het muzikantenpodium – Freek zou nog een liedje doen – en mompelde dat hij het wonderlijk vond en dat er volle zalen waren die hij kon laten lachen en ontroeren.
Rob Hartmans besteedt in zijn boek maar heel weinig aandacht aan dit legendarische optreden, in de tragische zin van het woord, van Freek de Jonge. Hij merkt alleen op dat de jonge conservatieve publicist Thierry Baudet naar aanleiding van dit optreden twitterde dat hij zich had lopen te ergeren aan de oude progressieve cabaretier, Freek de Jonge hierop reageerde en beide heren een goed gesprek voerden tijdens een lunch. Volgens Hartmans zou dit typerend zijn voor Freek de Jonge, die immers de dialoog zou opzoeken. Ondergetekende heeft daar, als kritische lezer, toch zo zijn vragen bij.
Het toch best wel boeiende optreden van Freek de Jonge op 20 juli 2014 in Zomergasten, onder andere verslagen door Bas Paternotte en Bert Brussen, haalde het boek van Rob Hartmans helaas niet. De tijd tussen dit optreden en de publicatiedatum van het boek op 21 augustus was hiervoor te kort.
Het boek van Rob Hartmans is geen biografie en pretendeert dat ook niet te zijn. Hartmans ziet zijn boek als een essay met een duidelijke invalshoek, namelijk de intellectueel die Freek de Jonge volgens hem is, bezien tegen de achtergrond van een veranderend Nederland. De auteur is hierin slechts ten dele geslaagd.
Twee dingen: ten eerste is Freek. De cultuurkritiek van een komiek totaal geen kritisch boek. Rob Hartmans steekt zijn bewondering voor Freek de Jonge niet onder stoelen of banken. Bewondering voor iemand hebben mag, maar bij Hartmans gaat het zo ver dat hij – zoals in het geval van het dramatische optreden van Freek de Jonge bij Pauw & Witteman – zaken weglaat die zijn verhaal wellicht hadden genuanceerd.
Ten tweede biedt het boek soms te veel context. Rob Hartmans heeft zich als historicus gespecialiseerd in de naoorlogse intellectuele en culturele geschiedenis van Nederland, wat natuurlijk ontzettend interessant is, maar door hier heel uitgebreid over te vertellen raakt de lezer toch dikwijls de rode (pun intended) draad kwijt. De context had veel korter gekund. Het boek is met 216 pagina’s niet dik, maar het hadden er wellicht ook 150 of misschien wel 120 kunnen zijn.
Toen ik aan het boek begon was ik nog een fervente Freek-hater. Mijn vader zei tegen mij wel eens: “Maar in de jaren zeventig was Freek nog heel grappig hoor”, waarop ik antwoordde: “Ja, Thorbecke en Domela Nieuwenhuis kwamen niet meer bij.”
Ik heb dankzij het lezen van het boek toch meer waardering voor Freek de Jonge gekregen en helemaal voor Neerlands Hoop, hoewel dat ook komt door de coole muziek van Bram Vermeulen. Ik zal nooit naar een voorstelling van Freek de Jonge gaan, heel misschien als de kaartjes gratis zijn, maar ik snap de mens achter het geweten nu beter. En heel soms maakte Freek een leuke grap, zoals over Prins Bernhard bijvoorbeeld.
Freek de Jonge wordt ook wel Preek de Jonge genoemd, vanwege zijn sterke neiging om te preken. In de jaren zestig en zeventig werd dit wellicht nog gewaardeerd door de protestgeneratie, maar de mensen willen tegenwoordig vooral vermaakt worden. Een beetje engagement kan, als het maar niet ten koste van de humor gaat.
Freek de Jonge had misschien beter de politiek in kunnen gaan. Dat kan trouwens altijd nog. Hij zal een uitstekende senator voor de PvdA zijn.
Rob Hartmans, Freek. De cultuurkritiek van een komiek (Ambo Anthos, Amsterdam 2014). ISBN 9789026327193. 216 pagina’s. €18,99.
Op maandagavond 1 september wordt het boek van Rob Hartmans, in aanwezigheid van het 70-jarige Galmende Geweten zelf, gepresenteerd in De Balie.