“Is er eindelijk weer eens een debat over de vrijheid van meningsuiting, gaat het helemaal niet over de vrijheid van meningsuiting, maar vooral over de vrijheid van dom geschreeuw”, was de constatering van Wilma de Rek in de Volkskrant over de casus GeenStijl vs. Van Aartsen. Zoals bekend heeft GeenStijl enkele dagen geleden een bewerkte afbeelding van Foley’s noodlot online geplaatst, met daarop het hoofd van Jozias van Aartsen in plaats van dat van Foley. Het Openbaar Ministerie startte naar aanleiding van deze afbeelding een onderzoek naar GeenStijl en heeft inmiddels besloten om niet te vervolgen.
“One man’s vulgarity is another’s lyric”, is de zin die door mijn hoofd schoot toen ik de column van Rek over de vrijheid van meningsuiting in de Volkskrant las. Het citaat is afkomstig van het Amerikaanse Supreme Court en legt het eigenaardige van de vrijheid van meningsuiting bloot: wanneer is er sprake van ‘vrijheid van meningsuiting’ en wanneer van ‘dom geschreeuw’? En wie beslist daarover? Is het ‘dom geschreeuw’ om hoog van de toren te blazen dat de wereld om de zon draait? Lange tijd was dat zo. Is het ‘dom geschreeuw’ om Geert Wilders als kampbeul af te beelden? Nee hoor, dat valt juist onder ‘vrijheid van meningsuiting’, zou Joop.nl zeggen.
De door de Grondwet beschermde vrijheid van meningsuiting is er nou juist om het verstandige of onverstandige karakter van uitlatingen te bepalen. Dat kan uiteraard alleen maar indien die uitlatingen geopenbaard worden, vooraf weten we niet wat we als ‘dom geschreeuw’ moeten betitelen. Vervolgens wordt na enige tijd uit de voorkeuren van individuen een tijdelijk collectief samengesteld door middel van verkiezingen. Dít proces, dat voorafgaat aan uiteindelijke besluiten, is het fundament van een democratie. Het houden van periodieke verkiezingen is niet het juiste criterium om te bepalen of een samenleving open en democratisch is. Werd Saddam Hoessein niet telkens met een verpletterende meerderheid verkozen in de jaren voor zijn val?
‘Eén van de goede redenen om de uitingsvrijheid te beperken is het bedreigen van personen. Echter, terecht heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat daar in het geval van GeenStijl geen sprake van was’
Terug naar GeenStijl vs.Van Aartsen. Kent dat proces dat gericht is op het ventileren van standpunten geen grenzen? Uiteraard wel. Eén van de goede redenen om de uitingsvrijheid te beperken is het bedreigen van personen. Echter, terecht heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat daar in het geval GeenStijl/Van Aartsen geen sprake van was. Laat je enkel de bewerkte afbeelding van Foley zien, dan kan je denken: “Blijkbaar wil GeenStijl dat wat met Foley is gebeurd, ook Van Aartsen moet overkomen”.
Echter, voor een goed begrip moeten we ook de tekst lezen die onder de afbeelding stond. Die tekst ging onder andere over de angst voor censuur als reactie op extremisme en het door Van Aartsen afgekondigde demonstratieverbod. Dat demonstratieverbod had wat weg van de Donner-reflex: voormalig minister Donner die vlak na een uiting van extremisme (de moord op Theo van Gogh) wilde “bezien of ‘smalende godslastering’ niet beter kan worden aangepakt’.
Plaatste de tekst onder de bewerkte afbeelding van Van Aartsen de afbeelding al in een ander licht, voor een nóg beter begrip moeten we een maand terug in de tijd. Tijdens een demonstratie tegen Israël in Den Haag op 24 juli werd een journaliste van GeenStijl in een politiewagen meegenomen naar het politiebureau. Niet omdat ze de wet had overtreden, maar omdat haar veiligheid in het geding was. Aldus schoot de overheid (de politie) tekort in één van haar primaire taken: het beschermen van de openbare orde.
‘Dom geschreeuw’ (Wilma de Rek) en ‘walgelijk’ (Opstelten) zijn geen criteria om mensen strafrechtelijk te vervolgen’
Van de overheid mag verwacht worden dat zij tijdens een demonstratie als neutrale partij (dat wil zeggen, zij onderschrijft niet de opvattingen van de demonstranten noch die van het publiek) iedereen in staat stelt zijn of haar taak te volbrengen. Demonstranten uiten zich, het publiek neemt kennis van die uitlatingen, en journalisten beschrijven de gebeurtenissen. Indien dat niet lukt, bijvoorbeeld omdat de politie haar geweldsmonopolie niet kan realiseren, wordt het democratisch proces verstoord. Wie is medeverantwoordelijk voor deze situatie? De persoon die volgens onze Gemeentewet ‘belast is met de handhaving van de openbare orde’, oftewel burgemeester Jozias van Aartsen van Den Haag.
Zo bezien is het aannemelijk dat de gewraakte afbeelding de boodschap brengt: ‘Van Aartsen knielt voor extremisme’, of: ‘Van Aartsen faalt in het beschermen van de journalistieke vrijheid – hetgeen waarvoor Foley stond’, of: ‘Van Aartsen maakt de vrijheid van meningsuiting een kopje kleiner door middel van zijn demonstratieverbod’.
Voor sommigen is dat misschien nog steeds ‘dom geschreeuw’, maar voor anderen is het broodnodige kritiek op overheidsbeleid.
Hoe dan ook, ‘dom geschreeuw’ en ‘walgelijk’ (Opstelten) zijn geen criteria om mensen strafrechtelijk te vervolgen. Gelukkig ziet het Openbaar Ministerie dat in.