Wie in de grote stad geboren is, kan zich maar matig voorstellen wat het betekent als ‘de voorzieningen verdwijnen’, zoals dat heet als journalisten en politici het onomkeerbare sociale failliet van voorheen bloeiende gemeenschappen in woorden vatten. Ze denken dat het gaat om het postkantoor, de huisarts en de basisschool. Maar die sponsoren de voetbalclub niet en zitten niet in het comité van de plaatselijke carnavalsvereniging. Nee, het zijn juist de mensen met ondernemerschap in het bloed die in leeglopende dorpen zo node worden gemist.
In Leuth zag ik het in de jaren negentig langzaam gebeuren. Mientje, een vrolijke vrouw met grijze krullen die een winkel in huishoudartikelen en kinderspeelgoed bedreef, kon na haar 70e geen opvolger voor haar winkeltje vinden en sloot de deuren. Slager Verstegen kon een zaak beginnen in het nieuwe overdekte winkelcentrum in de stad en vertrok. Wat er precies met bakker Rutten gebeurd is weet ik niet meer, maar ook hij verdween.
De gevolgen zijn navenant. De plaatselijke voetbalclub staat tegenwoordig allerlaatste in de KNVB Regio Oost 5e Klasse-G-divisie. Lager kan niet. Het zwembad, waar hele generaties schoolkinderen uit de regio hun zwemdiploma’s hebben gehaald, wordt binnenkort gesloopt om plaats te maken voor een handvol seniorenappartementen. De gemeente kon de exploitatiekosten niet langer betalen en er is in het dorp verder niemand meer die er nog brood in ziet. Zelfs de kerk sloot afgelopen jaar definitief de deuren, omdat er tegenwoordig te weinig gelovigen zijn voor een zinvolle zondagdienst.
Vroeger – tjaa, Leuth is inmiddels een dorp geworden dat het moet hebben van vroeger. Toen had Tontje zijn cafetaria nog op de hoofdstraat en stond hij op zondag dezelfde frieten te bakken in het voetbalclubhuis. Naast hem zat de winkel van Kareltje Knip, de homoseksuele kapper die zijn klanten net zo lang bleef knippen totdat hijzelf uitgepraat was, maar waar iedereen desondanks naar toe ging. Hij overleed aan stoflongen. Kareltje was tijdens de intocht altijd Sinterklaas. Na zijn dood heeft onze buurman nog twee keer de Sint gespeeld, maar hij was de echte niet, dat zag je meteen.
Nu is alleen Jos, de uitbater van bar-café-restaurant-zalencentrum De Taveerne, nog over. Een morsige man die iedere vrijdag en zaterdag dezelfde kromme opaatjes van een borreltje voorziet. De jeugd gaat tegenwoordig stappen in de stad en komt pas als De Taveerne al lang en breed is gesloten met taxi’s en nachtbussen weer naar huis.
Halverwege november duikt Jos nog ieder jaar zijn kelder in, om er een relikwie uit vervlogen tijden uit op te diepen: een slinger, die hij trouw over de volle breedte van de hoofdstraat hangt. Met lichtgevende letters staat daarop geschreven: ‘Ondernemers Vereniging Leuth wenst u Vrolijke Feestdagen’, hoewel ‘Leuth wenst’ geen licht meer geeft en de ‘ij’ uit ‘Vrolijke’ het ook niet meer doet. Het is een treurig gezicht, maar Jos kijkt er niet meer naar. Het liefst zou hij met pensioen gaan, maar naar verluid kan hij niemand vinden die zijn kroeg wil kopen.
Leuth is verworden tot een verzameling huizen rond een bijna lege kroeg – en verder niets.